Home

Hoge Raad, 08-07-2011, BQ3890, 11/00605

Hoge Raad, 08-07-2011, BQ3890, 11/00605

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 juli 2011
Datum publicatie
8 juli 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ3890
Formele relaties
Zaaknummer
11/00605

Inhoudsindicatie

Wet griffierechten burgerlijke zaken. Dat eerst na ommekomst van de termijn van vier weken griffierecht is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad staat aan de ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg, nu dit betrekking heeft op de ondertoezichtstelling van een minderjarige als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder f, van de regeling griffierechten burgerlijke zaken en dus is vrijgesteld van heffing van griffierechten.

Uitspraak

8 juli 2011

Eerste Kamer

11/00605

DV/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De moeder],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. J.G. Pherai,

t e g e n

STICHTING NIDOS,

gevestigd te Arnhem,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en Nidos.

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de beschikking in de zaak 10-210/449698 van de kinderrechter te Amsterdam van 6 april 2010;

b. de beschikking in de zaak met de zaaknummers 200.069.596/01 en 200.069.600/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 november 2010.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

Nidos heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

In de beschikking waartegen het cassatieberoep is gericht heeft het hof de grieven onderzocht van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter van 6 april 2010. In die beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van Nidos de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind voor verblijf in een pleeggezin van Nidos met ingang van 25 april 2010 voor de duur van een jaar verlengd.

Het beroepschrift in cassatie van de moeder moet dan ook worden aangemerkt als een verzoekschrift in verband met de ondertoezichtstelling van minderjarigen als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder f, van de Regeling griffierechten burgerlijke zaken, dat is vrijgesteld van de heffing van griffierechten. Dit brengt mee dat de omstandigheid dat, zoals ambtshalve door de griffier van de Hoge Raad onder de aandacht is gebracht, in deze zaak eerst na afloop van de in art. 3 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken bedoelde termijn van vier weken griffierecht is bijgeschreven op de rekening van de

Hoge Raad, niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het beroep.

4. Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.