Home

Hoge Raad, 07-02-2012, BU7278, 10/02555

Hoge Raad, 07-02-2012, BU7278, 10/02555

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 februari 2012
Datum publicatie
7 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BU7278
Formele relaties
Zaaknummer
10/02555
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 190, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 360

Inhoudsindicatie

Verklaring getuige wiens identiteit niet blijkt. Klaarblijkelijk is de getuige, wiens verklaring als bewijsmiddel is gebezigd, door de Rechter-Commissaris gehoord op de voet van art. 190.2 Sv. Uit de ingevolge art. 360.1 Sv vereiste motivering van het gebruik van zo’n verklaring moet de reden voor toekenning van de beperkte anonimiteit blijken en moet blijken dat toekenning van de beperkte anonimiteit geen afbreuk heeft gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging (vgl. HR NJ 1998/135). Het Hof heeft verzuimd het gebruik van het bewijsmiddel nader te motiveren.

Uitspraak

7 februari 2012

Strafkamer

nr. S 10/02555

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 juni 2010, nummer 23/001125-09, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het tweede middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 360 Sv heeft verzuimd in zijn arrest in het bijzonder de redenen op te geven waarom het voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van verklaringen van een anonieme getuige.

2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 1 bewezenverklaard dat:

"hij op 18 december 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [a-straat 1] te Amsterdam heeft weggenomen een portable computer (merk: Packard Bell), toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door van voornoemde woning (aan de voorzijde) met een scherp en/of puntig voorwerp een raam open te wrikken."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. Een proces-verbaal van 18 december 2008 met het nummer 2008349878 (doorgenummerde pagina 001 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].

Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergeven - als de tegenover verbalisant voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:

Op 18 december 2008 werd uit mijn woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam mijn portable computer, merk Packard Bell, weggenomen. Ik zag dat het raam aan de voorzijde van de woning was geforceerd. U toont mij nu een laptop van het merk Packard Bell. Ik herken deze laptop als mijn eigendom.

2. Een proces-verbaal van verhoor van getuige door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Amsterdam van 19 februari 2009.

Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als verklaring van een getuige, zijnde een persoon van wie de persoonsgegevens enkel bij de rechter-commissaris bekend zijn:

Ik herinner mij dat ik die dag (naar het hof begrijpt:

18 december 2008) naar buiten keek. Aan de overkant van de straat (naar het hof begrijpt: de [a-straat] te Amsterdam) zag ik twee jongens voor het huis aan de overkant (naar het hof begrijpt: nummer [001]). Eén van de jongens had een zwarte leren jas tot de knie aan en de ander droeg een grijs vest met kleine zwarte stippeltjes of sterretjes en met een capuchon. Ik zag dat het Noord-Afrikanen waren. De jongen met het grijze vest had een kortgeschoren kapsel en een ringbaardje. Ik zag dat de jongens naar het raam van de woning liepen en dat de man met het grijze vest omhoog werd getild door de man met de zwarte jas. De man met het grijze vest stak iets met een oranje handvat tussen het raam aan de bovenkant. Daarna deed hij hetzelfde met de onderkant. Ik zag dat hij daarna tegen het raam duwde en dat het opensprong. De jongen met de zwarte jas stond duidelijk op de uitkijk.

Ik heb 112 gebeld op het moment dat de jongen in de leren jas de jongen met het grijze vest een zetje gaf. Daarvoor heb ik mij van het raam afgekeerd om in de woonkamer mijn telefoon te pakken. Dat heeft misschien vijf minuten geduurd. Het kan ook twee minuten geweest zijn. De jongen met het grijze vest ging door het raam naar binnen, dat heb ik gezien.

Toen ik 112 belde zei ik dat ze nu bezig waren, dat één binnen was en de ander op de uitkijk stond.

3. Een proces-verbaal van 18 december 2008 met het nummer 2008349878-4 (doorgenummerde pagina 0017 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].

Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergeven - als de tegenover verbalisant voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van een getuige waarvan de personalia bij de politie bekend zijn (het hof begrijpt: de getuige onder bewijsmiddel 2 vermeld):

Op 18 december 2008 zag ik dat twee mannen van Marokkaanse afkomst bij de woning [a-straat 1] te Amsterdam stonden. Eén van hen heeft met een soort plat plamuurmes met een oranje handvat het raam van die woning losgewrikt zodat het van het slot sprong.

4. Een proces-verbaal van 18 december 2008 met het nummer 2008349878-5 (doorgenummerde pagina 009 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4].

Dit geschrift houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevindingen en verrichtingen van opsporingsambtenaren voornoemd of één van hen op voormelde datum:

Naar aanleiding van een portofonische melding van een inbraak die zou plaatsvinden aan de [a-straat 1] (naar het hof begrijpt: te Amsterdam) begaf ik mij ter plaatse. Volgens de melding zou het gaan om twee jonge mannen van Marokkaanse afkomst waarvan één in het grijs gekleed zou zijn. Onderweg daarnaar toe hoorde ik via de portofoon dat een dader was aangehouden en dat de andere dader via de binnentuin van een perceel gelegen aan de [b-straat] was ontkomen. In de [b-straat] zag ik een jongeman lopen die voldeed aan het opgegeven signalement: van Marokkaanse afkomst en in het grijs gekleed. Hij liep met versnelde pas en had geen jas aan. Ik herkende deze man als de mij bekende [verdachte].

Ik, tweede verbalisant, werd gewenkt door een vrouw die ter hoogte van nummer 90 in de [b-straat] stond. De vrouw verklaarde aan mij: "Die jongen waarmee uw collega ([verbalisant 3]) nu stilstaat is net mijn huis via de tuindeur in komen rennen en is via de voordeur weggerend". Ik zag dat de vrouw wees in de richting van [verdachte] die stil stond bij mijn collega [verbalisant 3]. Vervolgens hoorde ik de vrouw verklaren: "Die jongen heeft zijn jas uitgedaan en heeft die aan de overkant van de straat bij nummer 85 in de bosjes bij de voordeur gegooid. Het was een grijze jas". lk heb voor de aan de [b-straat] 85 gelegen woning een grijskleurige jas in beslag genomen.

5. Een proces-verbaal met het nummer 2008349878-8 van 18 december 2008 (doorgenummerde pagina 020), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4].

Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergeven - als verklaring tegenover verbalisant voornoemd op voormelde datum van [betrokkene 2]:

Ik woon aan de [b-straat] op nummer 90. Ik was (naar het hof begrijpt: op 18 december 2008) in mijn keuken, die grenst aan de tuin. Opeens hoorde ik een luid geluid en keerde ik mij om. Ik zag dat een jongen mijn keukendeur opendeed. Ik zag dat het een jongen van Noord-Afrikaanse afkomst was. Zijn kleding was grijs. Via de keuken liep hij naar de hal en door de voordeur naar buiten. Ik ben achter de jongen aangelopen en zag dat hij zijn jas in bosjes bij huisnummer 85 gooide. Toen zag ik dat uw collega (naar bet hof begrijpt: brigadier [verbalisant 3]) naar de jongen ging die door mijn huis heen was gelopen.

6. Een proces verbaal met het nummer 2008349878-1 van 18 december 2008 (doorgenummerde pagina 028) met bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], agent van politie.

Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd op voormelde datum:

Op 18 december heb ik een onderzoek ingesteld naar de schoenafdruk, die is achtergelaten op de vensterbank van perceel [a-straat 1] te Amsterdam. Ik heb de schoenafdruk met de schoenzool van [verdachte] vergeleken en zag dat de schoen veel blokjesprofiel aan de zijkant had. De schoenafdruk op de vensterbank had dezelfde blokjes. Een foto van de schoenafdruk en de schoenzool van [verdachte] wordt als bijlage bijgevoegd.

7. Een proces-verbaal met het nummer 2008349878-14 van 18 december 2008 (doorgenummerde pagina 044), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6].

Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd op voormelde datum:

Op 18 december 2008 heb ik, verbalisant, een portable computer, merk Packard Bell aangetroffen onder een auto op de Willem Schoutenstraat (naar het hof begrijpt: te Amsterdam)."

2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:

"Bespreking verweren en bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - de volgende verweren gevoerd:

(...)

- tot slot heeft de raadsman zijn verzoek herhaald de anonieme getuige ter terechtzitting te horen. De getuige heeft naar zijn mening geen reden te vrezen voor represailles, nu de verdachte geen lid is van de zogeheten "Chassé-groep". Het bekend worden van de identiteit van de getuige is van belang voor het vaststellen van diens motieven om zich bij de politie te melden en het aan de hand daarvan vaststellen van diens betrouwbaarheid.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

(...)

Het verzoek de anonieme getuige ter terechtzitting te horen wordt afgewezen, nu van de noodzaak daarvan onvoldoende is gebleken. De getuige is bij de rechter-commissaris gehoord, waarbij de verdediging in de gelegenheid is geweest tot het stellen van vragen over hetgeen de getuige heeft waargenomen. Hetgeen de raadsman heeft gesteld, namelijk dat mogelijk het bekend worden van de identiteit en de motieven van de getuige om de politie te bellen, de verdediging een argument zou kunnen opleveren om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring te betwisten is, gelet hierop, op zichzelf onvoldoende reden om de getuige ter terechtzitting op te roepen en diens anonimiteit op te heffen."

2.3. Klaarblijkelijk is de getuige, wiens verklaring het Hof als bewijsmiddel 2 heeft gebezigd, door de Rechter-Commissaris gehoord op de voet van art. 190, tweede lid, Sv. Uit de ingevolge art. 360, eerste lid, Sv vereiste motivering van het gebruik van een aldus afgelegde verklaring dient allereerst de reden voor toekenning van de beperkte anonimiteit te blijken. Voorts zal uit die motivering moeten blijken dat de toekenning van de beperkte anonimiteit geen afbreuk heeft gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging (vgl. HR 23 september 1997, NJ 1998/135). Het Hof heeft in strijd met art. 360, eerste lid, Sv echter nagelaten het gebruik van dat bewijsmiddel nader te motiveren. Voor zover het middel daarover klaagt, is het gegrond.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 februari 2012.