Home

Hoge Raad, 27-04-2012, BW0017, 11/02550

Hoge Raad, 27-04-2012, BW0017, 11/02550

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 april 2012
Datum publicatie
27 april 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BW0017
Formele relaties
Zaaknummer
11/02550
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-07-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-07-2024] art. 610b

Inhoudsindicatie

Arbeidsovereenkomst. Omvang bedongen arbeid; verzoek vaststelling omvang op grond van rechtsvermoeden art. 7:610b ook toewijsbaar met ingang van tijdstip gelegen voor datum indiening verzoek. Gedeeltelijk art. 81 RO.

Uitspraak

27 april 2012

Eerste Kamer

11/02550

EV/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

wonende te [woonplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. D.J.B. Bosscher,

t e g e n

KONINKLIJKE TNT POST B.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. R.A.A. Duk.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en TNT.

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak CV 09-31863 van de kantonrechter te Amsterdam van 15 februari 2010;

b. het arrest de zaak 200.066.555/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 30 november 2010.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

TNT heeft geconcludeerd tot referte wat betreft middel 1 en voor het overige tot verwerping.

De zaak is voor TNT toegelicht door haar advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [Eiseres] is met ingang van 4 september 2006 bij TNT in dienst getreden als postbezorger op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Deze arbeidsovereenkomst is een aantal malen verlengd.

De arbeidsomvang bedroeg aanvankelijk circa 12 uren per week.

(ii) Vanaf 1 oktober 2008 bestaat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst, die [eiseres] op 11 maart 2009 (reeds door TNT ondertekend) ter ondertekening is toegezonden, vermeldt een arbeidsomvang van gemiddeld 18 uur per week. De overeenkomst is door de advocaat van [eiseres] bij brief van 18 juni 2009 (ook door [eiseres] getekend) aan TNT geretourneerd. In die brief wordt onder meer het volgende gesteld:

"Met de ondertekening van het contract geeft mevrouw niet haar recht prijs, op een aanpassing van die uren en de daarmee samenhangende bezoldiging aanspraak te maken."

(iii) Op 1 juli 2009 heeft de advocaat van [eiseres] TNT (onder meer) geschreven:

"Inmiddels heb ik de situatie rond de uren van [eiseres] nader kunnen bekijken.

In 2008 had [eiseres] een contract van gemiddeld 18 uur per week. (...)

De werkelijkheid is dat het aantal uren ruim meer was.

- Alleen al in de tweede helft van 2008 zijn aan mevrouw 107,37 overuren uitbetaald. Dat komt neer op gemiddeld meer dan 4 uur extra (dus gemiddeld meer dan 22 uur per week);

- Omdat mevrouw de indruk had dat zij te weinig overwerk kreeg uitbetaald, is zij zelf ook de tijden precies gaan bijhouden. Over 22 weken gemeten kwam ik de tweede helft van 2008 zelfs op 5 uur per week uit (dus gemiddeld 23 uur per week).

Eén en ander betekent dat in het nieuwe contract van mevrouw het uitgangspunt niet 18 maar 23 uur had moeten zijn. Ik verzoek u het contract aan te passen."

3.2 In dit geding heeft [eiseres], voor zover in cassatie van belang, een verklaring voor recht gevorderd dat zij vanaf 1 oktober 2008 in vaste dienst is bij TNT voor gemiddeld 23 uur per week, althans voor een door de rechter in goede justitie te bepalen aantal uren, alsmede veroordeling van TNT tot betaling van achterstallig salaris. Voor zover in cassatie nog van belang heeft de kantonrechter die vorderingen afgewezen.

3.3 Het hof heeft voor recht verklaard dat [eiseres] vanaf 1 juli 2009 bij TNT in dienst is voor gemiddeld 21 uur per week. Het heeft daartoe, samengevat en voor zover van belang, het volgende overwogen. Het verzoek in de brief van 1 juli 2009 moet worden uitgelegd als een verzoek tot urenuitbreiding op grond van het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. Nu [eiseres] voor het eerst bij die brief heeft verzocht om urenuitbreiding op de grond dat zij structureel meer werkte dan was overeengekomen, is haar verzoek eerst met ingang van die datum toewijsbaar. Bij de bepaling van het aantal uren is volgens het hof het gemiddelde aantal uitbetaalde uren in de drie maanden vóór 1 juli 2009 dan wel het eerste half jaar van 2009 niet representatief, evenmin als het gemiddelde aantal uitbetaalde uren in het tweede halfjaar van 2008. Het heeft daarom de twaalf maanden vóór 1 juli 2009 als referentieperiode genomen, hetgeen leidt tot een gemiddelde arbeidsomvang van (afgerond) 21 uur per week vanaf 1 juli 2009. TNT is geen loon verschuldigd voor de uren die [eiseres] langer werkte dan de door TNT berekende normtijden, aldus het hof.

3.4 Middel 1 klaagt over het oordeel van het hof dat de verklaring voor recht eerst vanaf 1 juli 2009 toewijsbaar is. Deze klacht slaagt. Indien het hof ervan is uitgegaan dat een verzoek tot vaststelling van het aantal werkuren aan de hand van het rechtsvermoeden van art. 7:610b niet kan worden toegewezen met ingang van een datum vóór die van de indiening van dat verzoek, is het uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Noch de tekst van de wet, noch haar totstandkomingsgeschiedenis biedt steun voor een zodanig beperkte uitleg. Indien het oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat de omstandigheden van het onderhavige geval ertoe nopen de toewijzing aldus te beperken, heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. [Eiseres] had immers aanpassing gevraagd van het haar ter ondertekening toegezonden arbeidscontract, dat - naar tussen partijen vaststaat - als ingangsdatum 1 oktober 2008 had. De enkele omstandigheid dat dit verzoek "eerst" op 1 juli 2009 is gedaan, kan zonder motivering, die ontbreekt, niet meebrengen dat het pas vanaf die datum kan worden toegewezen, zeker niet nu de op schrift gestelde (concept)overeenkomst die de aanleiding vormde tot het verzoek pas in maart 2009 aan [eiseres] ter ondertekening is toegezonden.

3.5 De middelen 2 en 3 kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.6 Voor de procedure na verwijzing verdient nog het volgende opmerking. Het oordeel van het hof over de arbeidsomvang vanaf 1 juli 2009 - die thans vaststaat - is gebaseerd op een referentieperiode die het hof geschikt heeft geacht voor de bepaling van de arbeidsomvang vanaf 1 juli 2009 en ook alleen daarvoor dienst heeft gedaan. De vraag of, en zo ja voor welke arbeidsomvang, de gevraagde verklaring voor recht kan worden gegeven voor de periode van 1 oktober 2008 tot 1 juli 2009 (of voor daarbinnen te onderscheiden deelperiodes) dient door het verwijzingshof te worden beantwoord. Daarbij dient tot uitgangspunt dat, zoals het hof in rov. 4.8 - in cassatie niet bestreden - heeft geoordeeld, de uren die [eiseres] langer werkte dan de door TNT gehanteerde normtijden niet mede in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van

de arbeidsomvang. Tot slot verdient opmerking dat de bepaling van de arbeidsomvang in de periode 1 oktober 2008 tot 1 juli 2009 geen gevolgen meer kan hebben voor de loonvordering over die periode, nu de desbetreffende vordering door het hof is afgewezen - waarbij overigens onbestreden uitgangspunt was dat [eiseres] betaald is voor de door haar gewerkte overuren op basis van de door TNT gehanteerde normtijden - en middel 3 daartegen tevergeefs opkomt.

3.7 Nu TNT het door middel 1 met succes bestreden oordeel van het hof niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 november 2010;

verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te 's-Gravenhage;

reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;

begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiseres] op € 465,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van TNT op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2012.