Home

Hoge Raad, 08-02-2013, BX0945, 11/03758

Hoge Raad, 08-02-2013, BX0945, 11/03758

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 februari 2013
Datum publicatie
8 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BX0945
Formele relaties
Zaaknummer
11/03758

Inhoudsindicatie

Vgl. het arrest van heden in de zaak met nummer 12/00529. Art. 229 Gemeentewet. Leges en Wet openbaarheid van bestuur. Algemeen belang versus individueel belang. Informatieverstrekking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur dienst in de zin van de Gemeentewet?

Uitspraak

8 februari 2013

nr. 11/03758

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 juli 2011, nr. BK-11/00048, betreffende geheven leges.

1. Het geding in feitelijke instanties

Van belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 19 juni 2009, ter zake van de verstrekking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) een bedrag aan leges geheven, welk bedrag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Leerdam is gehandhaafd.

De Rechtbank te Dordrecht (nr. AWB 09/1264) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het bedrag van de geheven leges verminderd.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend. Het College heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord en in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend en in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 21 juni 2012 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het principale beroep en tot ongegrondverklaring van het incidentele beroep.

Het College heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

Nadien heeft het College nog een geschrift ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op dat stuk daarom geen acht.

3. Uitgangspunten in cassatie

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende heeft aan het College verzocht informatie te verstrekken en daarbij een beroep gedaan op de Wob. Het College heeft het verzoek ingewilligd.

3.1.2. De heffingsambtenaar heeft van belanghebbende leges geheven tot een bedrag van € 1082,40 voor anonimiseringswerkzaamheden en het doen van nasporingen.

3.2.1. Voor het Hof was in geschil of aan belanghebbende op grond van artikel 229 van de Gemeentewet een bedrag in rekening mocht worden gebracht wegens anonimiseringswerkzaamheden met het oog op de verstrekking van informatie op grond van de Wob en wegens het daartoe doen van nasporingen. Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord voor zover het betreft het doen van nasporingen. Hiertegen is het middel in het principale beroep gericht.

3.2.2. Het Hof heeft verder geoordeeld dat door de gemeente Leerdam bij de heffing van leges een niet gerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen gevallen waarin een Wob-verzoek wordt uitgevoerd door inzageverlening en gevallen waarin dit gebeurt door toezending van kopieën. Volgens het Hof mogen de in 3.1.2 bedoelde nasporingen daarom niet in de heffing worden betrokken. Tegen deze oordelen richt zich het middel in het incidentele beroep.

4. Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

Nu belanghebbende door het Hof geheel in het gelijk is gesteld, kan gegrondbevinding van het middel in het principale beroep voor haar niet tot een gunstiger uitkomst leiden. Het principale beroep in cassatie dient daarom wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk te worden verklaard.

5. Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

In zijn arrest van heden in de zaak met nummer 12/00529, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er voor de heffing van leges als bedoeld in 3.1.2 geen wettelijke grondslag bestaat. De uitspraak van het Hof is dan ook juist, wat er zij van de door het Hof gebezigde gronden. De vraag of sprake is geweest van strijd met het gelijkheidsbeginsel behoeft daarom geen behandeling. Het middel faalt derhalve.

6. Proceskosten

De Hoge Raad acht zowel in het principale beroep van belanghebbende als in het incidentele beroep van het College geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het principale beroep in cassatie niet-ontvankelijk, en

verklaart het incidentele beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink, C. Schaap, M.W.C. Feteris en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2013.