Hoge Raad, 20-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:631, 17/05506
Hoge Raad, 20-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:631, 17/05506
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 april 2018
- Datum publicatie
- 20 april 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:631
- Formele relaties
- In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2017:3487
- Zaaknummer
- 17/05506
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
20 april 2018
Nr. 17/05506
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 oktober 2017, nr. 16/2935 WW, betreffende besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Werkloosheidswet en de Ziektewet.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.
2 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2018.