Home

Hoge Raad, 28-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:830, 18/03090

Hoge Raad, 28-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:830, 18/03090

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 mei 2019
Datum publicatie
28 mei 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:830
Formele relaties
Zaaknummer
18/03090

Inhoudsindicatie

Doodslag door nieuwe vriend van zijn ex-vriendin n.a.v. ruzie op straat in Amsterdam meermalen met mes in borstkas en hals te steken. 1. Noodweerexces. 2. Vordering b.p. toegewezen wat betreft shockschade. 3. Schriftuur b.p. Vordering b.p. n-o wat betreft vergoeding van kosten van stille tocht. HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/03090

Datum 28 mei 2019

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 juni 2018, nummer 23/002223-17, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,

hierna: de verdachte.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft C.M. Bijl, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat van de benadeelde partij [benadeelde] heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019.