Hoge Raad, 24-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:358, 22/03073
Hoge Raad, 24-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:358, 22/03073
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 maart 2023
- Datum publicatie
- 24 maart 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:358
- Zaaknummer
- 22/03073
Inhoudsindicatie
Procesrecht; verzoek om uitstel van de zitting.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/03073
Datum 24 maart 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 juli 2022, nrs. 21/00408 tot en met 21/00413, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 20/1719 tot en met HAA 20/1723 en HAA 20/2752) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2009 en 2011 tot en met 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, een navorderingsaanslag in het recht van successie en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.A. Kan, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
Bij aangetekende brief van 9 juni 2022 heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende meegedeeld dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 19 juli 2022.
De zaak van belanghebbende is door de Rechtbank en door het Hof behandeld gelijktijdig met de zaak tegen [A], de belanghebbende in de zaak die bij de Hoge Raad aanhangig is met zaaknummer 22/03074. Voor beide belanghebbenden is in beroep en in hoger beroep dezelfde gemachtigde opgetreden.
De gemachtigde heeft op 16 juni 2022 verzocht om uitstel van het onderzoek ter zitting, onder meer aanvoerend dat hij op de door het Hof genoemde datum verhinderd was. Dit verzoek is ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en door dit Gerechtshof dezelfde dag doorgestuurd naar het Hof.
In de bestreden uitspraak is vermeld dat bij het onderzoek ter zitting op 19 juli 2022 aan de zijde van belanghebbende niemand is verschenen, hoewel de gemachtigde overeenkomstig de wet is uitgenodigd.
3 Beoordeling van het middel
Het middel voert aan dat het oordeel van het Hof dat het onderzoek ter zitting buiten aanwezigheid van belanghebbende en zijn gemachtigde heeft kunnen plaatsvinden onbegrijpelijk is, nu de gemachtigde op 16 juni 2022 een gemotiveerd verzoek om uitstel van de voor 19 juli 2022 geplande zitting heeft ingediend.
Indien een belanghebbende of zijn gemachtigde tijdig, onder aanvoering van gewichtige redenen waarom hij niet op de voor de behandeling van de zaak vastgestelde zittingsdag aanwezig kan zijn of hij zich daarop niet kan voorbereiden, verzoekt die behandeling op een nader te bepalen dag te doen plaatsvinden, dient de rechter dat verzoek in te willigen, tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende belangen aan uitstel in de weg staan. Dit oordeel dient de rechter in zijn uitspraak te motiveren.1
De bestreden uitspraak bevat geen gemotiveerde beslissing op het hiervoor in 2.3 genoemde verzoek. Het middel slaagt. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.