Home

Parket bij de Hoge Raad, 21-09-1999, ZD1533, 111.785

Parket bij de Hoge Raad, 21-09-1999, ZD1533, 111.785

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
21 september 1999
Datum publicatie
23 september 2022
ECLI
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1533
Formele relaties
Zaaknummer
111.785
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 361, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 440, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 441

Inhoudsindicatie

Zware mishandeling, art. 302.1 Sr. Vordering b.p. Rechtstreekse schade. 1. Kunnen kosten voor inschrijving bij woningstichting worden aangemerkt als rechtstreekse schade? 2. Kunnen kosten rechtsbijstand worden aangemerkt als rechtstreekse schade?

Conclusie

Nr. 111.785

Zitting 11 mei 1999

Mr Fokkens

Conclusie inzake:

[verdachte]

Edelhoogachtbaar College,

1. Verdachte is door het gerechtshof te Amsterdam wegens zware mishandeling, meerdere bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht en vernieling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk. Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van f 3664,-- en aan verdachte terzake daarvan een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, één middel van cassatie voorgesteld. Tevens is door mr. O.M. Planting, advocaat te Medemblik, namens de benadeelde partij een schriftuur ingediend ex artikel 435 lid 2 Sv.

3. Het middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft beslist de benadeelde partij ontvankelijk te verklaren in haar vordering 'eigen bijdrage rechtsbijstand' en 'inschrijfgeld woningstichting [plaats]'.

4. Voor de post 'eigen bijdrage rechtsbijstand' geldt volgens de indiener dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk had dienen te verklaren en een kostenveroordeling op grond van artikel 361 lid 5 Sv had moeten uitspreken.

In de schriftuur wordt verwezen naar HR NJ 1998, 449. In deze zaak maakte de post 'kosten rechtsbijstand' eveneens deel uit van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. Rechtbank en hof hadden dit deel van de vordering niet toegewezen, maar verdachte op de voet van artikel 361 lid 5 Sv veroordeeld in deze door de benadeelde gemaakte kosten. De Hoge Raad heeft 's hofs arrest op dit punt in stand gelaten. De post 'kosten opvragen proces-verbaal' kon, anders dan het hof meende, volgens de Hoge Raad evenmin tot de vordering van de benadeelde worden gerekend omdat dit niet als rechtstreekse schade ex artikel 361 lid 2 Sv gold. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door de benadeelde voor die post alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en de verdachte in genoemde kosten te veroordelen.

In het licht van die uitspraak meen ik dat Uw Raad de benadeelde partij in de onderhavige zaak voor de post 'eigen bijdrage rechtsbijstand', die niet als rechtstreekse schade kan gelden, niet-ontvankelijk zou moeten verklaren en dat verdachte op grond van artikel 361 lid 5 Sv in de kosten voor de rechtsbijstand veroordeeld dient te worden.

Namens de verdachte is ter zitting overigens nadrukkelijk te kennen gegeven dat hij de kosten rechtsbijstand van de benadeelde voor zijn rekening wil nemen.

Het middel slaagt, al leidt het niet tot cassatie.

5. Het 'inschrijfgeld woningstichting [plaats]' kan, zo wordt verder in het middel betoogd, niet als rechtstreekse uit het bewezenverklaarde voortvloeiende schade worden aangemerkt.

De benadeelde is het slachtoffer van de zware mishandeling door verdachte geweest. Hij heeft zich enkele dagen na de mishandeling ingeschreven bij de woningstichting te [plaats], teneinde, zoals zijn raadsman heeft toegelicht, een woning uit de buurt van verdachte te verkrijgen. Het hof heeft het inschrijfgeld ondanks het verweer daaromtrent van de zijde van de verdediging voor toewijzing vatbaar geacht. Het hof is, zo heeft het ook overwogen, van oordeel geweest dat die kosten rechtstreeks verband houden met het strafbare feit waarvoor verdachte is veroordeeld. Gelet op de toelichting van de raadsman van de benadeelde partij geeft dit oordeel geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en kan voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden beoordeeld.

6. Tot slot verdient opmerking dat, zoals namens de benadeelde partij in de schriftuur terecht wordt gesteld, het hof het toegewezen deel van de vordering tot schadevergoeding heeft beraamd op f 3664,-- in plaats van f 3684,--. Gelet op de onderbouwing van de vordering zoals die uit de aanvankelijke voeging en uit het arrest blijkt, en de beslissing van het hof de posten a en c niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen, moet de beraming van de schade op f 3664,-- als een misslag worden beschouwd, die Uw Raad zelf kan herstellen. Als gevolg van hetgeen ik onder 4. heb geconcludeerd, dient het correcte bedrag daarnaast verminderd te worden met de kosten eigen bijdrage rechtsbijstand, d.i. f 110,--. Diezelfde aanpassingen behoeft de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, die met het toegewezen deel van de vordering gelijk is gesteld.

Ik concludeer dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd doch uitsluitend ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel, en voorts dat

- de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering 'eigen bijdrage rechtsbijstand',

- de verdachte wordt veroordeeld in de kosten 'eigen bijdrage rechtsbijstand', te weten ƒ 110,--,

- de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van ƒ 3574,--,

- de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd voor dezelfde som,

met verwerping van het beroep voor het overige.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,