Parket bij de Hoge Raad, 11-04-2000, AA5439, 111017 E
Parket bij de Hoge Raad, 11-04-2000, AA5439, 111017 E
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 april 2000
- Datum publicatie
- 21 november 2003
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2000:AA5439
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA5439
- Zaaknummer
- 111017 E
Inhoudsindicatie
-
Conclusie
Mr van Dorst
Nr. 1 11.017 E Conclusie inzake:
Zitting 14 september 1999 [verzoekster]
Edelhoogachtbaar College,
1. Wegens 24 overtredingen van de Rijtijdenwet 1936 heeft de economische kamer van het gerechtshof te 's-Gravenhage verzoekster veroordeeld tot evenzovele gedeeltelijk voorwaardelijke geldboetes.
2.1. Aan de voet van de ingezonden schriftuur, houdende drie middelen van cassatie is vermeld:
De schriftuur wordt ondertekend en ingediend door Mr J.B. Vallenduuk, advocaat en procureur te Haarlem, (...), die bij deze verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirante van cassatie.
2.2. Het aan de Hoge Raad toegezonden exemplaar van de schriftuur is echter niet ondertekend. Een handtekening die zou kunnen bevestigen dat mr. Vallenduuk inderdaad uitdrukkelijk is gevolmachtigd tot indiening van de schriftuur, ontbreekt derhalve. Andere stukken die dit verzuim zouden kunnen helen, bijv. een ondertekende aanbiedingsbrief, heb ik evenmin aangetroffen.
2.3. Bij gebreke van het een en het ander moet worden aangenomen dat niet is voldaan aan de eis van art. 56 WED dat in een zaak als de onderhavige op straffe van niet-ontvankelijkheid van het beroep vóór de zitting van de Hoge Raad door een advocaat een schriftuur, houdende middelen van cassatie, moet worden ingediend. Vgl. HR 17 april 1984, NJ 1984, 638 en HR 22 juni 1999, nr. 111.502E alsmede Elzinga/De Hullu in de losbladige Strafvordering, aant. 2 bij art. 452.
3. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,