Parket bij de Hoge Raad, 25-03-2003, AF4207, 01105/02
Parket bij de Hoge Raad, 25-03-2003, AF4207, 01105/02
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 maart 2003
- Datum publicatie
- 25 maart 2003
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2003:AF4207
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2003:AF4207
- Zaaknummer
- 01105/02
Inhoudsindicatie
-
Conclusie
Nr. 01150/02
Mr Fokkens
Zitting: 28 januari 2003
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam vrijgesproken van hetgeen onder 2 primair ten laste is gelegd en veroordeeld tot wegens 1. moord en 2. doodslag tot achttien jaren gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering benadeelde partij [het slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van fl. 7.500,- en heeft het Hof de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep doen instellen.
3. De aanzegging ex art. 435, tweede lid, Sv is op 24 mei 2002 rechtsgeldig in persoon betekend. Ingevolge art. 437, tweede lid, Sv dient de verdachte op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na betekening van vorenbedoelde aanzegging door een advocaat een schriftuur houdende middelen van cassatie te doen indienen. De termijn voor het indienen van een schriftuur eindigde op 23 juni 2002. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
4. Namens de hiervoor genoemde benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft mr. D. Koningsbloem, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld. Aan de bespreking van het in die schrifturen voorgestelde middel van cassatie kom ik niet toe. De vordering van de benadeelde partij kan namelijk alleen in het kader van een behandeling van de zaak op het cassatieberoep van de verdachte of het openbaar ministerie aan de orde komen. De benadeelde partij heeft geen zelfstandige bevoegdheid tot het instellen van cassatieberoep. Vgl. de discussie in het kader van de parlementaire behandeling van de Wet Terwee over de vraag of de benadeelde partij een eigen bevoegdheid zou moeten worden toegekend om beroep aan te tekenen tegen de beslissing van de strafrechter op haar vordering (TK 21 345, nr. 4, p. 9; nr. 5, p. 7 e.v.). Nu verdachte in zijn beroep niet kan worden ontvangen, moeten de namens de benadeelde partijen ingediende middelen buiten beschouwing blijven.
5. Ik merk nog op dat de benadeelde partijen er bij gelegenheid van de betekening ingevolge art. 435, tweede lid, Sv op zijn gewezen dat geen schriftuur was ingediend en voorts dat in de daarbij gevoegde bijsluiter ter toelichting vermeld staat dat in deze situatie de Hoge Raad namens de benadeelde partij voorgestelde klachten niet in behandeling neemt.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
plv.