Parket bij de Hoge Raad, 11-05-2004, AO5698, 01901/03
Parket bij de Hoge Raad, 11-05-2004, AO5698, 01901/03
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 mei 2004
- Datum publicatie
- 11 mei 2004
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2004:AO5698
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2004:AO5698
- Zaaknummer
- 01901/03
Inhoudsindicatie
Discrepantie tussen ‘s hofs arrest en p-v wat betreft weergave eis A-G. Het middel dat klaagt over schending van art. 359 lid 7 Sv mist feitelijke grondslag nu aangenomen moet worden dat hetgeen in het p-v is opgenomen berust op een vergissing.
Conclusie
Nr. 01901/03
Mr. Jörg
Zitting 9 maart 2004
Conclusie inzake:
[verzoeker=verdachte]
1. Verzoeker is door het gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 3 januari 2003 wegens - kort samengevat - een poging tot diefstal met braak door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf.
2. Namens verzoeker heeft mr. G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel bevat de klacht dat het hof in strijd met art. 359, zevende lid, Sv, heeft verzuimd te motiveren waarom het een aanmerkelijk hogere straf heeft opgelegd dan door de advocaat-generaal bij het hof is gevorderd.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voorzover voor de beoordeling van belang, het volgende in:
"De advocaat-generaal vordert vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal legt zijn schriftelijke vordering aan het gerechtshof over."
5. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich de aan het hof overgelegde schriftelijke vordering van de advocaat-generaal. Deze houdt in, voorzover van belang:
"De Advocaat-generaal bij het gerechtshof te 's-Gravenhage ()
vordert dat het gerechtshof ()
zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd ()
verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 10 weken."
6. De bestreden uitspraak houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van voorarrest. ()"
7. De steller van het middel heeft gelijk dat het proces-verbaal van de terechtzitting de kenbron is wat betreft hetgeen aldaar is voorgevallen, zodat in beginsel, indien er een discrepantie bestaat tussen de weergave van de vordering van het openbaar ministerie in het proces-verbaal en in het arrest, uitgegaan moet worden van de inhoud van het proces-verbaal. Hij ziet echter over het hoofd dat die regel uitzondering lijdt indien sprake is van een kennelijke verschrijving in het proces-verbaal (vgl. Van Dorst, Cassatie in strafzaken, 4e, p. 76-77).
8. In aanmerking genomen dat de tenlastelegging geen cumulatief tenlastegelegde feiten 1 en 2 bevat, maar alleen een alternatief tenlastegelegd primair en subsidiair feit, alsmede gelet op de inhoud van de zich bij de stukken bevindende vordering, moet worden aangenomen dat het proces-verbaal van de terechtzitting wat betreft de weergave van de vordering van de advocaat-generaal een kennelijke verschrijving bevat en dat de weergave daarvan in het verkorte arrest juist is. De verschrijving is vermoedelijk ontstaan doordat de griffier bij wijze van model gebruik zal hebben gemaakt van een computerbestand van een reeds bestaand proces-verbaal in een andere zaak. Een praktijk waar op zichzelf niets op tegen is, maar die wel noopt tot een nauwkeurig nazien van hetgeen wordt ondertekend. Dat moet trouwens altijd.
9. Uit het vorenstaande volgt dat het middel faalt omdat het feitelijke grondslag mist.
10. Het middel faalt en leent zich voor toepassing van art. 81 RO. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG