Home

Parket bij de Hoge Raad, 26-10-2004, AQ1086, 00208/04

Parket bij de Hoge Raad, 26-10-2004, AQ1086, 00208/04

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
26 oktober 2004
Datum publicatie
26 oktober 2004
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2004:AQ1086
Formele relaties
Zaaknummer
00208/04

Inhoudsindicatie

Ceteco-affaire. Afwijzing door hof van vordering wijziging tenlastelegging (strekkende tot toevoeging van op verduistering toegesneden variant) is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de gevorderde wijziging wat betreft tijd en plaats van de verweten gedragingen, de perso(o)n(en) met wie de gedragingen zouden zijn verricht en de benadeeld(en) niet afwijkt van de oorspronkelijke op oplichting toegesneden tenlastelegging, terwijl de strekking van de delictsomschrijvingen van oplichting en verduistering niet wezenlijk uiteenloopt.

Conclusie

Nr. 00208/04

Mr Fokkens

Zitting: 6 juli 2004

Conclusie inzake:

[verdachte]

1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens "medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd".

2. Tegen deze uitspraak heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof cassatieberoep ingesteld. Deze heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

Ook verdachte heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep doen instellen. Namens verdachte heeft mr A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld en de middelen welke door de Advocaat-Generaal zijn voorgesteld tegengesproken. De zaak hangt samen met de zaaknummers 00209/04 en 00210/04, in welke ik vandaag eveneens concludeer.

3. Ik behandel de middelen in volgorde van binnenkomst van de schrifturen bij de Hoge Raad. Dat betekent dat eerst de middelen welke door de Advocaat-Generaal zijn voorgesteld aan de orde komen en vervolgens de middelen welke namens de verdachte zijn voorgesteld.

4. Het eerste middel van de Advocaat-Generaal klaagt dat het Hof ten onrechte de Advocaat-Generaal heeft belet andermaal het woord te voeren teneinde te kunnen reageren op hetgeen van de zijde van de verdachte is aangevoerd naar aanleiding van de door de Advocaat-Generaal gevorderde wijziging van de tenlastelegging.

5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 maart 2003 houdt, voorzover hier van belang, in:

"De Advocaat-Generaal vordert vervolgens dat de tenlastelegging zal worden gewijzigd overeenkomstig een door haar op schrift gestelde vordering, welke zij mondeling toelicht en aan het hof overlegt.

De raadsvrouw van de verdachte verzoekt het hof om een korte onderbreking te bepalen, zodat zij met de vertegenwoordiger van haar cliënt de vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan bespreken.

Het hof onderbreekt hierop het onderzoek. Na hervatting van het onderzoek geeft de voorzitter het woord aan de raadsvrouw van de verdachte.

De raadsvrouw van de verdachte maakt bezwaar tegen de gevorderde wijziging ten aanzien van feit 2 meer subsidiair, omdat dit een ander feit betreft dan het oorspronkelijk onder 2 primair tenlastegelegde feit. Indien het hof de wijziging geheel of gedeeltelijk zou toestaan verzoekt de raadsvrouw van de verdachte aanhouding van behandeling, omdat zij zich dan onvoldoende voorbereid acht om haar cliënt naar behoren te verdedigen.

De Advocaat-Generaal vraagt te mogen reageren op het betoog van de raadsvrouw. Dit wordt door het hof niet toegestaan, aangezien het niet gebruikelijk is om in dit soort procedurele kwesties twee termijnen toe te staan.

Het hof onderbreekt hierop het onderzoek voor beraadslaging. Na beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter mede, dat het hof de wijziging tenlastelegging toelaatbaar acht gelet op de wettelijke bepalingen voor wat betreft feit 1 en feit subsidiair, zodat het hof de vordering in zoverre toewijst.

De onder feit 2 meer subsidiair voorgestelde wijziging wijst het hof af, gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke dagvaarding terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen, nu door deze wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden."

6. De Advocaat-Generaal heeft op de voet van art. 313 jo. 415 Sv de inhoud van de voorgestelde wijzigingen schriftelijk aan het Hof overgelegd nadat zij die mondeling had toegelicht. Vervolgens heeft het Hof overeenkomstig art. 329 jo. 415 Sv de raadsvrouw van de verdachte in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Aldus heeft het Hof de procedure gevolgd die van toepassing is indien een wijziging van de tenlastelegging wordt gevorderd. In die procedure is niet voorzien dat de rechter de ambtenaar van het Openbaar Ministerie de gelegenheid geeft om te reageren op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd naar aanleiding van diens vordering. Hetzelfde geldt overigens ook als de raadsman een verzoek heeft gedaan: de wet voorziet niet in de bevoegdheid te antwoorden op de reactie van het Openbaar Ministerie op het verzoek. De klacht dat het Hof ten onrechte niet (andermaal) het woord heeft gegeven aan de Advocaat-Generaal en dat dit verzuim moet leiden tot nietigheid van het onderzoek kan dan ook niet slagen. In het middel wordt nog geprobeerd via de beginselen van een goede procesorde tot nietigheid te komen, maar uit de omstandigheid dat zelfs het niet in acht nemen van art. 329 Sv niet tot nietigheid leidt als een vordering tot wijziging van de tenlastelegging is gedaan (HR 12 oktober 1999, NJ 1999, 829) kan worden afgeleid dat dit bij voorbaat een kansloze stelling is. Ik voeg eraan toe dat het, gelet op het belang van deze vordering, mijns inziens beter zou zijn geweest indien het Hof de Advocaat-Generaal wel de gelegenheid had gegeven op het betoog van de raadsvrouw te reageren.

7. Het middel faalt.

8. Het tweede middel klaagt dat het Hof ten onrechte een deel van de ter terechtzitting gevorderde wijziging tenlastelegging heeft afgewezen.

9. Bij inleidende dagvaarding is verdachte als feit 2 ten laste gelegd dat:

"zij, op een of neer verschillende tijdstippen op of omstreeks de periode van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999, in de gerneente(n) Den Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof althans (telkens) in Nederland, (telkens), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de provincie Zuid-Holland, althans een of meer namens de provincie Zuid-Holland tot uitbetaling aan derden bevoegde personen, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van -ongeveer- fl. 1.350.000,--, althans een (aanzienlijk bedrag aan geld, in ieder geval tot enig geldbedrag) aan haar, verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s)

die als valse hoedanigheid en/of die listige kunstgrepen en/of dat samenweefsel van verdichtsels -zakelijk weergegeven en in onderling verband en samenhang- bestonden uit:

-- (haar, verdachte's, mededader) [medeverdachte 1] was binnen de ambtelijke organisatie van de provincie Zuid- Holland (onder meer) belast met de zogeheten "treasury"-portefeuille van die provincie, binnen welke taakopdracht hij tot taak had en/of diende te bevorderen, in ieder geval bevorderde, dat de provincie Zuid-Holland leenovereenkomst(en) en/of andersoortige financiële constructie(s) aanging met een of meer derden;

-- (haar, verdachte's, mededader) [medeverdachte 1] verrichte in de hierboven genoemde periode ingevolge de binnen de ambtelijke organisatie van de provincie Zuid-Holland toen geldende regels die"treasury"-werkzaamheden op autonome wijze, althans met een grote mate van autonomie, in ieder geval verrichte die [medeverdachte 1] die "treasury"-werkzaamheden toen binnen de ambtelijke organisatie van de provincie Zuid-Holland met een door de (ambtelijke en/of bestuurlijke) organisatie van de provincie Zuid-Holland toegelaten (zeer) grote mate van autonomie;

(haar verdachte's mededader) [medeverdachte 1] werd met betrekking tot die werkzaamheden (waartoe onder meer behoorden het voorbereiden en/of uitvoeren van door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of aangegane financiële constructie(s) met een of meer derden) naar zij, verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s) wist(en) en/of moet(en) hebben geweten en/of redelijkerwijze kon(den) weten niet dan wel slechts in beperkte mate gecontroleerd door (een) ander(en) -dan die [medeverdachte 1] binnen het bestuurlijk en ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland;

-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede) vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s) presenteerde(n) zich toen in het maatschappelijk verkeer en naar de provincie Zuid-Holland toe als geld- of kapitaalmakelaar(s) en/of geld- of kapitaalbemiddelaar(s);

zij, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede) vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s) stelden(n) ten behoeve van haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen van haar mededader(s) (telkens) een of meer declaratieformulier(en)/(-) nota('s) op waarin ten laste van de provincie Zuid-Holland een of meer geldbedragen werd(en) gedeclareerd en/of in rekening gebracht en zond(en) die declaratie(s)/(-)nota('s) op naar/ter attentie van (haar, verdachte's, mededader)/die [medeverdachte 1] (in diens hoedanigheid van provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland en/of de provincie Zuid-Holland

het betrof de navolgende (declaratie)formulieren/(-)nota's:

1) Courtage-nota nota nr. : [001] dd 5 februari 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en/of

2) Courtage-nota nota nr. : [002] dd 24 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en/of

3) Courtage-nota nota nr. : [003] dd 18 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en/of

4) Courtage-nota nota nr. : [016] dd 7 december 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en/of

5) Courtage-nota nota nr. : [005] dd 26 april 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en/of

6) Courtage-nota nota nr. : [006] dd 11juni 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en/of

7) Courtage-nota nota nr. : [007] dd 13juli 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.7. c), en/of

8) Courtage-nota nota nr. : [008] dd 11 augustus 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en/of

9) Courtage-nota nota nr. : [009] dd 17 september 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en/of

10) Courtage-nota nota nr. : [010] dd 9 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en/of

11) Courtage-nota nota nr. : [011] dd 3 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.11. c), en/of

12) Courtage-nota nota nr. : [012] dd 6 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en/of

13) Courtage-nota nota nr. : [013] dd 16 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en/of

14) Courtage-nota nota nr. : [014] dd 22 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en/of

15) Courtage-nota nota nr. : [015] dd 17november1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.15. c), (hierboven wordt met "dossier Rijksrecherche" telkens bedoeld het dossier "Rijksrecherche Den Haag Zaaknummer 19990268")

-- zij, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen van haar mededader(s) vermeldde(n) (telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid (en/of listiglijk en bedrieglijk) in die hierboven genoemde en aan genoemde [medeverdachte 1] en/of de provincie Zuid-Holland verzonden declaratie(s)/(-)nota('s) dat het/de in/door middel van die declaratie(s)/nota('s) bij de Zuid-Holland in rekening gebrachte bedragen (telkens) betrekking had(den) op courtagekosten met betrekking tot/in verband met (een/de) die declaratie(s)/notal('s) met zoveel woorden aangegeven door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s) tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of meer derden anderzijds, zulks terwijl dat die gedeclareerde en/of in rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) in het geheel geen betrekking had(den) op door die haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen van haar mededader(s) verrichte bemiddelingswerkzaamheid/-heden (althans courtage genererende werkzaamheid/-heden) met betrekking tot tussen de provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij de/die in de/die declaratie(s)/nota('s) genoemde leenovereenkomsten en/of financiële constructie(s)

-- genoemde [medeverdachte 1] heeft (telkens) (listiglijk en bedrieglijk) een of meer van die declaratie(s)/nota('s) -- na binnenkomst ervan bij de provincie Zuid-Holland - (ter goedkeuring en/of ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland) van zijn (goedkeurende) handtekening en/of paraaf voorzien,

en/of

die [medeverdachte 1] heeft (telkens) (listiglijk en bedrieglijk) de/een of meer van de op die declaratie(s)/nota('s) betrekking hebbende (en voor de financiële administratie van de provincie Zuid-Holland voor uitbetaling aan derden noodzakelijk, in ieder geval van belang zijnde) boekings- en/of betalingsopdrachten (deels) opgesteld en/of ingevuld en/of van diens (goedkeurende) paraaf en/of handtekening voorzien, en/of ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland getekend en/of geparafeerd,

en/of

die [medeverdachte 1] heeft (daarbij) telkens, althans een-of meermalen, (listiglijk en bedrieglijk) (onbevoegdelijk) diens paraaf en/of handtekening geplaatst in de voor de paraaf en/of handtekening van de daartoe bevoegde budgetbeheerder bestemde kolom of plaats in die boekings- en/of betalingsopdracht(en),

en/of

die [medeverdachte 1] heeft (vervolgens) (listiglijk en bedrieglijk) die geparafeerde en/of getekende declaratie(s)/nota('s) en/of boekings- en/of betalingsopdrachten ter verdere (financiële) afwerking/bewerking en/of uitbetaling (door)gezonden naar een of meer van de daarvoor aangewezen ambtelijke instantie(s) en/of afdeling(en) en/of perso(o)n(en) binnen de provincie Zuid-Holland,

in ieder geval heeft (haar, verdachte's mededader)/die [medeverdachte 1] binnen het ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland (listiglijk en bedrieglijk) bevorderd en/of vanuit diens ambtelijke positie bewerkstelligd, althans weten te bewerkstelligen dat het/de op die declaratie(s)/nota('s) aangegeven bedrag(en) (met spoed) door de provincie Zuid-Holland werd(en) betaald aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s);

waardoor de provincie Zuid-Holland --telkens-werd bewogen tot het betalen van een of meer geldbedragen aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s);"

10. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft ter terechtzitting gevorderd dat de tenlastelegging terzake van feit 2 als volgt komt te luiden:

"Feit 2

"Courtage-nota nota nr. : 9812482 dd 4 december 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.4. c)" dient te worden vervangen door "Courtage-nota nota nr. : [016] dd 7 december 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.4. d)"

Na het onder 2 tenlastegelegde feit dient te worden toegevoegd

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

Zij,

op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 1998 tot en met 1 september 1999, in de gemeente(n) Den Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof, althans (telkens) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer van de hieronder vermelde vals(e) of vervalst(e) (declaratie)formulier(en)/(-)nota('s)

1) Courtage-nota nota nr. : [001] dd 5 februari 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.1. c), en/of

2) Courtage-nota nota nr. : [002] dd 24 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.2. c), en/of

3) Courtage-nota nota nr. : [003] dd 18 maart 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.3. c), en/of

4) Courtage-nota nota nr. : [016] dd 7 december 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.4. d), en/of

5) Courtage-nota nota nr. : [005] dd 26 april 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.5. c), en/of

6) Courtage-nota nota nr. : [006] dd 11juni 1999 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.6. c), en/of

7) Courtage-nota nota nr. : [007] dd 13juli 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.7. c), en/of

8) Courtage-nota nota nr. : [008] dd 11 augustus 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.8. c), en/of

9) Courtage-nota nota nr. : [009] dd 17 september 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.9. c), en/of

10) Courtage-nota nota nr. : [010] dd 9 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.10. c), en/of

11) Courtage-nota nota nr. : [011] dd 3 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.11. c), en/of

12) Courtage-nota nota nr. : [012] dd 6 november 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.12. c), en/of

13) Courtage-nota nota nr. : [013] dd 16 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.13. c), en/of

14) Courtage-nota nota nr. : [014] dd 22 oktober 1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.14. c), en/of

15) Courtage-nota nota nr. : [015] dd 17november1998 (dossier Rijksrecherche 2.3.3.15. c), (hierboven wordt met "dossier Rijksrecherche" telkens bedoeld het dossier "Rijksrecherche Den Haag Zaaknummer 19990268"),

zijnde (telkens) (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat (die) geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat:

- (haar, verdachte's mededader) [medeverdachte 1] was binnen de ambtelijke organisatie van de provincie Zuid-Holland (onder meer) belast met de zogeheten "treasury"-portefeuille van die provincie, binnen welke taakopdracht hij tot taak had en/of diende te bevorderen, in ieder geval bevorderde, dat de provincie Zuid-Holland leenovereenkomst(en) en/of andersoortige financiële constructie(s) aanging met een of meer derden;

- (haar, verdachte's mededader) [medeverdachte 1] verrichtte in de hierboven genoemde periode ingevolge de binnen de ambtelijke Organisatie van de provincie Zuid-Holland toen geldende regels die "treasury" werkzaamheden op autonome wijze, althans met een grote mate van autonomie, in ieder geval verrichte die [medeverdachte 1] die "treasury"-werkzaamheden toen binnen de ambtelijke Organisatie van de provincie Zuid-Holland met een door de (ambtelijke en/of bestuurlijke) Organisatie van de provincie Zuid-Holland toegelaten (zeer) grote mate van autonomie;

- (haar, verdachte's mededader) [medeverdachte 1] werd met betrekking tot die werkzaamheden (waartoe onder meer behoorde(n) het voorbereiden en/of uitvoeren van door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomsten en/of aangegane financiële constructies met een of meer derden) naar zij, verdachte, en/of een of meer van haar, verdachte's, mededader(s) wist(en) en/of moet(en) hebben geweten en/of redelijkerwijze kon(den) weten, niet dan wel slechts in beperkte mate gecontroleerd door (een) ander(en) - dan die [medeverdachte 1] - binnen het bestuurlijk en/of ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland;

- zij, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s) presenteerde(n) zich toen in het maatschappelijk verkeer en/of naar de provincie Zuid-Holland toe als zogeheten geld- of kapitaalmakelaar(s) en/of geld- of kapitaalbemiddelaar(s);

- zij, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer anderen van haar mededader(s) stelde(n) ten behoeve van haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] en/of een of meer andere(n) van haar mededader(s) (telkens) een of meer (declaratie)formulier(en)/(-)nota('s) op waarin ten laste van de provincie Zuid-Holland een of meer geldsbedragen werd(en) gedeclareerd en/of in rekening werd(en) gebracht en zond(en) die declaratie(s)/nota( op naar/ter attentie van (haar, verdachte's, mededader)/ die [medeverdachte 1] (in diens hoedanigheid van provinciaal ambtenaar van de provincie Zuid-Holland) en/of de provincie Zuid-Holland;

en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:

- zij, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen van haar, verdachte's, mededader(s) vermeldde(n) (telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid in die hierboven genoemde en aan genoemde [medeverdachte 1] en/of de provincie Zuid-Holland verzonden declaratie(s)/nota('s) dat het/de in door middel van die declaratie(s)/nota( bij de provincie Zuid-Holland in rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) betrekking had(den) op courtagekosten met betrekking tot/in verband met (een/de) in die declaratie(s)/(nota(s) met zoveel woorden aangegeven door de provincie Zuid-Holland gesloten leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s) tussen die provincie Zuid-Holland enerzijds en een of meer derden anderzijds, zulks terwijl dat die gedeclareerde en/of in rekening gebrachte bedrag(en) (telkens) in het geheel geen betrekking had(den) op door die haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen van haar mededader(s) verrichte bemiddelingswerkzaamheid/ heden, (althans courtage genererende werkzaamheid/werkzaamheden) met betrekking tot tussen de provincie Zuid-Holland en haar wederpartij(en) bij de/die in de/die declaratie(s)/nota('s) genoemde leenovereenkomst(en) en/of financiële constructie(s);

- deze manier van declareren en/of het op deze wijze opstellen van die declaratie(s)/nota('s) was (telkens) door de hierboven genoemde [medeverdachte 1] voorgesteld aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot was van haar, verdachte) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s) en/of vond (telkens) plaats op basis van en/of na door die [medeverdachte 1] aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot was van haar, verdachte) en/of en of meer (anderen) van haar mededader(s) verstrekte gegevens (met betrekking tot die leenovereenkomst(en) en/of die financiële constructie(s));

- genoemde [medeverdachte 1] heeft (telkens) een of meer van die declaratie(s)/nota( - na binnenkomst ervan bij de provincie Zuid-Holland - (ter goedkeuring en/of ter uitbetaling door de provincie Zuid-Holland) van zijn (goedkeurende) handtekening en/of paraaf voorzien, en/of

die [medeverdachte 1] heeft (telkens) de/een of meer van de op die declaratie(s)/nota('s) betrekking hebbende (en voor de financiële administratie van de provincie Zuid-Holland voor uitbetaling aan derden noodzakelijk, in ieder geval van belang, zijnde) boekings- en/of betalingsopdrachten (deels) opgesteld en/of ingevuld en/of van zijn, verdachte's, (goedkeurende) paraaf en/of handtekening voorzien, en/of

die [medeverdachte 1] heeft (daarbij) telkens, althans een- of meermalen, (onbevoegdelijk) diens paraaf en/of handtekening geplaatst in de voor de handtekening of paraaf van de daartoe bevoegde budgetbeheerder bestemde kolom of plaats in die boekings- en/of betalingsopdracht(en), en/of

die [medeverdachte 1] heeft (vervolgens) die geparafeerde en/of getekende declaratie(s)/nota('s) en/of betalings en/of boekingsopdracht(en) ter verdere (financiële) afwerking/bewerking en/of uitbetaling (door)gezonden naar een of meer van de daarvoor aangewezen ambtelijke instantie(s) en/of afdeling(en) en/of

perso(o)n(en) binnen de provincie Zuid-Holland, in ieder geval heeft (haar, verdachte's, mededader)/ die [medeverdachte 1] binnen het ambtelijk apparaat van de provincie Zuid-Holland bevorderd en/of vanuit diens ambtelijke positie bewerkstelligd, althans weten te bewerkstelligen dat het/de op die declaratie(s)/nota('s) aangegeven bedrag(en) (met spoed) door de provincie Zuid-Holland werd(en) betaald aan haar, verdachte, en/of (haar mededader) [medeverdachte 2] (die toen (mede)vennoot van haar, verdachte, was) en/of een of meer (anderen) van haar mededader(s).

art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

Zij,

op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 1998 tot en met 1 september 1999, in de gemeente(n) Den Haag en/of Andijk en/of Gouda en/of Wervershoof, althans (telkens) in Nederland, (telkens) tezamen en In vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk geld, in totaal ongeveer f 1.350.000,-, in elk geval (telkens) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de provincie Zuid-Holland, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van (haar, verdachte's, mededader) [medeverdachte 1]'s persoonlijke dienstbetrekking van stafmedewerker middelenbeheer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

art 321 Wetboek van Strafrecht"

11. Het Hof heeft de afwijzing van de onder 2 meer subsidiair gevorderde wijziging als volgt gemotiveerd:

"De onder feit 2 meer subsidiair voorgestelde wijziging wijst het hof af, gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke dagvaarding terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen, nu door deze wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden."

12. Bij de afwijzing heeft het Hof de juiste maatstaf aangelegd, te weten of is voldaan aan de in art. 313 lid 2 Sv gestelde eis dat de in de aanvankelijke tenlastelegging onder 2 opgenomen gedragingen hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr opleveren als de in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging opgenomen gedragingen. Ik stel voorop dat de strekking van beide strafbepalingen niet wezenlijk uiteenloopt, beide strekken tot bescherming van het vermogen en in veel gevallen zal het verschil tussen een gang van zaken die oplichting oplevert en een die als verduistering kan worden beschouwd, gering zijn, zo al niet beide delictsomschrijvingen toepasbaar zijn (Vgl HR 8 januari 1991, NJ 1991, 344). Derhalve diende het Hof na te gaan of de in de oorspronkelijke tenlastelegging en de wijziging daarvan verweten gedragingen zijn begaan onder omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid en wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte, dat de gedachte achter de in art. 313 lid 2 Sv opgenomen beperking die naar art. 68 Sr verwijst, meebrengt dat de gevorderde wijziging toelaatbaar is (Vgl. HR 2 november 1999, NJ 2000, 174, HR, 29 januari 2002, LJN AD8646 en HR 27 januari 2004, LJN AN8274).

13. Het Hof heeft volstaan met de overweging dat de vordering wordt afgewezen "gelet op het totaal van de in de oorspronkelijke dagvaarding terzake van dit feit opgenomen feitelijke omschrijvingen, nu door deze wijziging van de tenlastelegging in zoverre niet langer hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht zou inhouden". Gelet op het criterium waaraan het Hof moest toetsen, is dit oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Nu, zoals hierboven is weergegeven, het verwijt onder 2 primair er in de kern op neerkomt dat verdachte met onder meer [medeverdachte 1] de Provincie Zuid-Holland heeft bewogen de betreffende geldbedragen af te geven en het verwijt onder 2 meer subsidiair, dat op het wegsluizen van dezelfde geldbedragen betrekking heeft, ervan uitgaat dat de Provincie niet tot afgifte is bewogen maar dat medeverdachte [medeverdachte 1] het geld uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had en zich dat met zijn mededaders wederrechtelijk heeft toegeëigend, is er op het eerste gezicht een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid en zodanige samenhang in handelen en schuld, dat er sprake is van hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr. Ik kan me ook niet voorstellen dat het Hof de officier van justitie na deze vrijspraak ontvankelijk zou achten in een vervolging van verdachte ter zake van de meer subsidiair tenlastegelegde verduistering.

14. Het middel is derhalve terecht voorgesteld. Dit betekent dat de bestreden uitspraak zal moeten worden vernietigd ten aanzien van deze tussenbeslissing en de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Nu, zoals ik hierna uiteen zal zetten, de namens verdachte voorgestelde middelen falen, kan daarmee worden volstaan. Anders dan in HR 29 januari 2002, LJN AD8646 het geval was, behoeft geen vernietiging ten aanzien van de strafoplegging te volgen, omdat in het geval dat na verwijzing een veroordeling ter zake van feit 2 zou volgen, voor dat feit binnen de door art. 63 Sr getrokken grenzen afzonderlijk een straf kan worden opgelegd.

15. Het eerste middel dat namens verdachte is voorgesteld klaagt dat het Hof onder feit 1 onder meer bewezen heeft verklaard dat verdachte nota's valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken door - kort gezegd - in strijd met de waarheid te vermelden dat deze betrekking hadden op courtagekosten, terwijl uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat het woord courtagekosten onjuist was.

16. Het Hof heeft in zijn arrest bij de bewijsvoering overwogen, voorzover hier van belang:

"Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw namens verdachte aangevoerd dat niet kan worden gesteld dat de door [verdachte] ingediende nota's niet de werkelijkheid weerspiegelen, nu "courtage" makelaarsloon is, [verdachte] een makelaar is en het betaalde loon derhalve als makelaarsloon kan worden aangemerkt, ook als het betrekking heeft op advieswerkzaamheden.

Het hof verwerpt dit verweer. Een makelaar is een bemiddelaar bij het totstandkomen van transacties, courtage is de beloning voor die bemiddeling. Als bij die bemiddeling nevenwerkzaamheden worden verricht (bijvoorbeeld advisering of administratie), kunnen deze onder courtage worden begrepen. Als een makelaar echter - zoals in dit geval - werkzaamheden verricht waarbij geen bemiddeling plaatsvindt (bijvoorbeeld taxatie of advisering), kan zijn beloning naar algemeen spraakgebruik niet als courtage worden aangeduid en is een zodanige aanduiding misleidend. In het onderhavige geval klemt dat des te meer, nu gelet op de inhoud van de nota niets erop wijst dat de verrichte werkzaamheden in het geheel geen betrekking hebben op bemiddelingswerkzaamheden door de verdachte. Die transacties zijn in werkelijkheid door bemiddeling van anderen tot stand gekomen. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de term "courtage" in de betreffende nota's valselijk is opgenomen. "

17. Anders dan de steller van het middel meent, acht ik dit oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk. Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat aan verdachte door [medeverdachte 1] vergoedingen werden toegekend wegens zijn adviezen ten aanzien leningtransacties van de provincie Zuid-Holland, waarvan de hoogte verband hield met te betalen bemiddelingskosten, terwijl er in werkelijkheid in het geheel niet bemiddeld was. Mede gelet op de afspraak die aan die vergoeding ten grondslag lag, namelijk dat [medeverdachte 1] aan verdachte hetgeen hij bij de courtage aan een kant kon uitsparen aan verdachte als vergoeding zou betalen, heeft het Hof kunnen oordelen dat als gevolg van de vermelding courtage de werkelijke achtergrond van de betaling aan het zicht werd onttrokken en dat de term "courtage" dus valselijk was opgenomen in de nota's.

18. Voorts klaagt het middel dat niet kan blijken dat verdachte opzet had op enige valsheid of het oogmerk had valse geschriften als echt en onvervalst te gebruiken. Deze klacht die ook als verweer voor het Hof is aangevoerd en in de cassatieschriftuur niet nader is gemotiveerd, is ongegrond nu het Hof dat verweer op toereikende gronden in zijn arrest heeft verworpen.

19. Het middel faalt en kan met de in art. 81 RO bedoelde motivering worden afgedaan.

20. Het tweede middel dat namens de verdachte is voorgesteld klaagt over de strafoplegging.

21. Blijkens de aangehechte pleitnotities aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 april 2003 heeft verdachtes raadsvrouw onder meer aangevoerd dat verdachte een rechtspersoon is die geen activa meer heeft en dat de opgelegde geldboete derhalve voor rekening van de belangrijkste vennoot [medeverdachte 2] zal komen. De raadsvrouw heeft in dat kader gewezen op het bedrag van fl.1.800.954,04 dat [medeverdachte 2] aan de provincie Zuid-Holland moet terugbetalen als uitkomst van een civiele procedure in deze kwestie. Voorts heeft zij de financiële positie van [medeverdachte 2] in het licht van zijn persoonlijke omstandigheden geschetst en aangegeven dat hij niet of nauwelijks draagkracht heeft.

22. Het Hof heeft verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete € 25.000,-- met een proeftijd van twee jaren en heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:

"De Advocaat-Generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 75.000,--.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de financiële omstandigheden waarin de verdachte verkeert. Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat een eventuele geldboete feitelijk moet worden gedragen door de belangrijkste vennoot van verdachte, die zelf eveneens wordt bestraft."

23. Ik acht het middel ongegrond. Het gaat hier om een voorwaardelijk opgelegde boete, met als enige voorwaarde dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten pleegt. Dat betekent dat verdachte het in eigen hand heeft of hij de boete daadwerkelijk zal moeten betalen. Als de tenuitvoerlegging wordt gevorderd in verband met een nieuw strafbaar feit, zal de rechter bij zijn beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging rekening kunnen houden met de draagkracht van verdachte. Gelet op dit alles meen ik dat het oordeel van het Hof dat deze voorwaardelijk opgelegde geldboete niet onverenigbaar is met verdachtes draagkracht, niet onbegrijpelijk is.

24. Het middel faalt.

25. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden tussenbeslissing en de bestreden einduitspraak, maar de laatste uitsluitend voor wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, zal vernietigen en de zaak naar een aangrenzend gerechtshof zal verwijzen teneinde inzoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en het beroep van verdachte zal verwerpen.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden,

plv.