Home

Parket bij de Hoge Raad, 15-04-2005, AS2032, C04/045HR

Parket bij de Hoge Raad, 15-04-2005, AS2032, C04/045HR

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
15 april 2005
Datum publicatie
15 april 2005
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2005:AS2032
Formele relaties
Zaaknummer
C04/045HR

Inhoudsindicatie

15 april 2005 Eerste Kamer Nr. C04/045HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: voorheen mr. A.G. Castermans, thans mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai, t e g e n UNIDEK VOLUMEBOUW B.V., gevestigd te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. K.G.W. van Oven. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Conclusie

Rolnr. C04/045HR

mr. L. Timmerman

Zitting 24 december 2004

Conclusie in

[Eiser]

tegen

Unidek Volume Bouw B.V.

(hierna Unidek)

1. Feiten en procesverloop

1.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan (rov. 1.1 tot en met 1.20 van het vonnis van de rechtbank en rov. 4.2.1 tot en met 4.2.7 van het bestreden arrest).

a. [Eiser] is op 1 november 1997 bij Unidek in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van directeur met gelijktijdige benoeming tot statutair directeur.

b. Op 25 maart 1999 heeft bij Unidek een buitengewone vergadering van aandeelhouders plaatsgevonden. Als enige inhoudelijke agendapunt is tijdens die vergadering aan de orde geweest het "Besluit tot ontslag van de directie van Unidek Volumebouw B.V., i.c. [betrokkene 1] en [eiser]". [Eiser] was voor deze vergadering uitgenodigd en was ook aanwezig. Tijdens de vergadering heeft de algemene vergadering van aandeelhouders besloten [eiser] te ontslaan. Het onderscheid tussen vennootschapsrechtelijk en arbeidsrechtelijk ontslag is tijdens de vergadering niet aan de orde geweest.

c. [Eiser] heeft zich op 25 maart 1999, na afloop van de vergadering, ziek gemeld. Voorts heeft hij per brief van die datum als volgt aan Unidek bericht:

"Hierbij bevestig ik dat u mij met ingang van 22 maart 1999 op non-actief heeft gesteld en dat in de aandeelhoudersvergadering van 25 maart jl. het besluit is genomen tot ontslag over te gaan van ondergetekende. Ik deel u hierbij mede mij hier niet mee te kunnen verenigen. Verder deel ik u mede bereid en beschikbaar te zijn, na te zijn hersteld, om op uw oproep mijn eigen werk te komen hervatten."

d. Bij brief van 26 maart 1999 schreef Unidek onder meer aan [eiser]:

"Hierdoor zij bevestigd, dat de Algemene vergadering van aandeelhouders van (...) Unidek (...) van donderdag 25 maart 1999 unaniem heeft besloten U ontslag aan te zeggen (...). Direct nadat dit besluit was genomen, is U ontslag aangezegd met inachtneming van de geldende opzegtermijn. (...) De laatste dag van Uw dienstbetrekking zal dan ook op 26 april 1999 zijn."

e. [Eiser] heeft na 25 maart 1999 geen werkzaamheden meer verricht voor Unidek en over de periode na 30 april 1999 geen betalingen meer ontvangen.

f. Op 14 juni 1999 heeft de raadsman van [eiser] aan de raadsman van Unidek een (concept-)dagvaarding in kort geding, alsmede een (concept-)dagvaarding kennelijk onredelijk ontslag verzonden.

g. In verband met een door [eiser] ingesteld kort geding, waarbij hij (primair) doorbetaling van loon vorderde omdat geen rechtsgeldige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst had plaatsgevonden en waarin op 2 september 1999 vonnis is gewezen, heeft Unidek aan [eiser] opnieuw ontslag aangezegd, nu tegen 6 december 1999.

1.2 In de onderhavige procedure heeft [eiser] - zakelijk weergegeven - gevorderd een verklaring voor recht dat het door Unidek met ingang van 6 december 1999, of een andere datum als die door de rechtbank wordt vastgesteld, verleende ontslag kennelijk onredelijk is en dat Unidek zal worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:681 jo 7:682 lid 4 BW.

1.3 De rechtbank heeft bij vonnis van 19 oktober 2001 de vordering afgewezen, kort samengevat, omdat Unidek op 25 maart 1999 de arbeidsovereenkomst met [eiser] rechtsgeldig heeft opgezegd en de vordering tot schadevergoeding wegens de kennelijke onredelijkheid van het ontslag is verjaard.

1.4 Het daartegen door [eiser] ingestelde hoger beroep had geen succes. Het hof heeft bij arrest van 14 oktober 2003 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

1.5 [Eiser] is tegen het arrest van het hof tijdig(1) met een uit zes onderdelen bestaand middel in cassatie gekomen. Unidek heeft geconcludeerd tot verwerping. Partijen hebben hun zaak schriftelijk doen toelichten. Vervolgens heeft [eiser] gerepliceerd.

2. Bespreking van het cassatiemiddel

2.1 Deze zaak is, op de datum waartegen Unidek opnieuw ontslag heeft aangezegd na, identiek aan de zaak [betrokkene 1]-Unidek, die onder rolnummer C04/044 wordt behandeld. In die zaak zegde Unidek [betrokkene 1] opnieuw ontslag aan tegen een latere datum, te weten 17 december 2000, maar dat is voor de behandeling van de zaak niet relevant.

Ik verwijs daarom naar mijn conclusie in bovengenoemde zaak.

3. Conclusie

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

A-G

1 De cassatiedagvaarding is op 13 januari 2004 uitgebracht.