Home

Parket bij de Hoge Raad, 19-09-2006, AX5810, 02062/05

Parket bij de Hoge Raad, 19-09-2006, AX5810, 02062/05

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
19 september 2006
Datum publicatie
21 september 2006
ECLI
ECLI:NL:PHR:2006:AX5810
Formele relaties
Zaaknummer
02062/05

Inhoudsindicatie

Kleurenkopie rijbewijs als vals geschrift ex art. 225 Sr. De kleurenkopie van het rijbewijs, die verdachte bij verkeerscontrole aan verbalisant overhandigde, zonder te zeggen dat het een kopie betrof, bevatte aan voor- en achterzijde niet de echtheidskenmerken van een Belgisch rijbewijs. Vzv. het middel, stellende dat het ging om een “identieke ongewijzigde fotokopie van een echt geschrift” bedoelt te betogen dat de door verdachte overhandigde kopie geheel identiek was aan het origineel, mist het dus feitelijke grondslag. ‘s Hofs oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst ex art. 225.2 Sr, geeft - in aanmerking genomen zijn gehoudenheid om het origineel van het rijbewijs te overhandigen - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, meer i.h.b. niet omtrent de term “vals geschrift”.

Conclusie

Nr. 02062/05

Mr Machielse

Zitting 23 mei 2006

Conclusie inzake:

[verdachte]

1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 3 mei 2005 voor 1. Overtreding van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en 2. Opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uur.

2. Mr. M.J.A. Duker, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.

3.1. Het middel klaagt dat een kleurenkopie van een rijbewijs geen vals of vervalst geschrift is. Omdat een kleurenkopie van een rijbewijs geen vals geschrift is, is het tonen van die kopie aan een controlerende politieagent evenmin het gebruikmaken van een vals geschrift.

Onder 2 heeft het hof bewezenverklaard dat:

"hij op 27 juni 2004 te Lisse opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals rijbewijs, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij dat rijbewijs, welk in een rijbewijsmapje zat, tijdens een verkeerscontrole overhandigd heeft aan een agent van politie Hollands Midden en bestaande die valsheid hierin dat het een kopie in kleur was van het originele rijbewijs."

Ten aanzien van deze bewezenverklaring heeft het hof nog in zijn arrest het volgende overwogen:

"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot vrijspraak van de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wegens ontbreken van kwaad opzet ten tijde van het vervaardigen van de kleurenkopie van het rijbewijs. Tevens heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor vrijspraak van de verdachte terzake van hetzelfde feit aangezien -kort gezegd- het kopiëren van een rijbewijs niet is aan te merken als het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift en ook overigens de verdachte geen opzet heeft gehad om de kopie te gebruiken als ware het echt en onvervalst.

Het hof is van oordeel, naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, dat de verdachte, door aan de agent van politie een kopie van een rijbewijs, dat in een voor een rijbewijs bestemd mapje zat, te overhandigen en daarbij niet mede te delen dat het een kopie was, deze kopie als een echt en onvervalst rijbewijs heeft willen gebruiken.

Voorts snijdt het betoog van de raadsvrouw dat het kopiëren van een rijbewijs geen vervalsing is van een geschrift geen hout nu rijden zonder rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, dientengevolge ook indien dit is vervangen door een (kleuren)kopie, strafbaar is gesteld bij wet (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994)."

3.2. De steller van het middel verdedigt de these dat als vervalsen moet worden aangemerkt het veranderen van een geschrift op zodanige wijze dat zijn oorspronkelijke inhoud gewijzigd wordt, het anders doen worden dan het was. Van valselijk opmaken is sprake als men voorwendt dat het geschrift afkomstig is van een ander dan de werkelijke schepper ervan, of wanneer de inhoud in strijd is met de waarheid.

3.3. Buiten kijf staat dat een kopie van een vals geschrift zelf ook weer een vals geschrift is.(1) Ook het bezigen van fotokopieën van rekeningen als geschriften in de zin van artikel 225 Sr als ware de tekst daarvan gelijk aan die van de originelen, hoewel in tekst veranderingen zijn aangebracht, levert het misdrijf van artikel 225 Sr op.(2)

3.4. Het namaken van een geschrift enkel om zich bijvoorbeeld te bekwamen in de kunst van het schoonschrijven valt nog niet onder artikel 225 lid 1 Sr, omdat het oogmerk om het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken zal ontbreken.(3) Als men echter wél met het oogmerk van zodanig gebruik van een uniek origineel een getrouwe kopie maakt zal er, dunkt mij, wel van het misdrijf van artikel 225 lid 1 Sr sprake zijn, omdat dan de bedoeling van het aanmaken van de kopie is om het als ware het origineel te gebruiken. En de kopie is onder omstandigheden niet gelijk te stellen met het origineel. Denk maar aan het voorhouden aan een derde van kopieën van waardestukken aan toonder teneinde de eigen kredietwaardigheid aan te tonen. Een kopie van een rijbewijs is niet met het origineel gelijk te stellen omdat de kopie door de verdachte zelf is gemaakt, en niet door de Dienst Wegverkeer is afgegeven.(4) Als men zo een kopie aanwendt jegens een opsporingsambtenaar om de gedachte te doen postvatten dat de bestuurder nog de beschikking heeft over een echt, niet ingevorderd rijbewijs,(5) zal men gebruik maken van een vals geschrift, omdat het getoonde geschrift niét door de Dienst Wegverkeer is afgegeven, maar door de drager zélf is vervaardigd om het als een origineel te kunnen gebruiken. Het rijbewijs dat de bestuurder moet tonen moet immers een rijbewijs zijn in de zin van art. 1, lid 1 onder l WVW 1994, te weten het rijbewijs dat door de daartoe bevoegde autoriteit is afgegeven (art. 107 WVW 1994).

3.5. Het middel noemt voorts het laatste onderdeel van de bewijsoverweging van het hof onbegrijpelijk. De steller van het middel leest in deze overweging dat volgens het hof het niet kunnen voldoen aan een vordering om het rijbewijs te tonen (art. 160 WVW 1994) het misdrijf van art. 225 lid 2 Sr oplevert als in plaats van het gevorderde echte rijbewijs een kleurenkopie daarvan wordt overgelegd.

Naar mijn mening moet echter worden onderscheiden tussen enerzijds het geval dat de bestuurder niet voldoet aan de vordering om het origineel rijbewijs te overhandigen en anderzijds het geval waarin de bestuurder probeert de opsporingsambtenaar te misleiden door deze een kopie van een rijbewijs ter hand te stellen. Hoogstens zou men in het laatste geval kunnen zeggen dat de bestuurder zowel niet voldoet aan de vordering en zich dus schuldig maakt aan het delict van art. 160 lid 1 onder c WVW 1994, als aan het misdrijf van art. 225 lid 2 Sr.

Het middel faalt.

4. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.

5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 HR NJ 1972, 79.

2 HR NJ 1988,788.

3 NLR 8/225.

4 Artikel 105 Reglement Rijbewijzen. Ook door 'namaken' kan een vals geschrift ontstaan, nl. wanneer het origineel zijn waarde ontleent aan zijn oorsprong.

5 En dat het hof deze bedoeling aan verdachte heeft toegedicht komt mij niet vreemd voor nu verdachte een kleurenkopie van het rijbewijs toonde, in een mapje speciaal bestemd voor het bewaren van een rijbewijs en zonder mededeling te doen dat het afgegeven rijbewijs niet het origineel was.