Home

Parket bij de Hoge Raad, 29-09-2009, BJ6967, 08/03868 A

Parket bij de Hoge Raad, 29-09-2009, BJ6967, 08/03868 A

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
29 september 2009
Datum publicatie
29 september 2009
ECLI
ECLI:NL:PHR:2009:BJ6967
Formele relaties
Zaaknummer
08/03868 A

Inhoudsindicatie

Antilliaanse zaak. Bedreiging met geweld i.d.z.v. art. 325 SrNA. Van bedreiging met geweld i.d.z.v. art. 325 SrNA kan ook sprake zijn indien de daders een dermate dreigende situatie hebben gecreëerd, dat de vrees van de slachtoffers voor geweld van hun zijde gerechtvaardigd is (HR LJN AD0225).

Conclusie

Nr. 08/03868 A

Mr. Vegter

Zitting: 1 september 2009 (bij vervroeging)

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Verdachte is door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba wegens 1. subsidiair "medeplegen van diefstal, voorafgaande van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, strafbaar gesteld bij artikel 325 junctis 323 en 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen" veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf met aftrek.

2. Namens de verdachte hebben mr. J. Goudswaard en mr. I. van Straalen, advocaten te 's-Gravenhage, twee middelen van cassatie voorgesteld.

3. Het eerste middel klaagt dat het Gemeenschappelijk Hof een te ruime uitleg heeft gegeven aan het begrip "bedreiging met geweld" in de zin van art. 325 SrNA, althans dat 's Hofs bewezenverklaring terzake niet zonder meer begrijpelijk is.

4. Het Gemeenschappelijk Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:

"hij op 1 december 2006 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een filiaal van de Girobank op de Santa Rosaweg, heeft weggenomen:

• geld toebehorende aan de Girobank N.V.,

welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen (onder meer) [slachtoffers] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welke bedreiging met geweld bestond uit:

• het gekleed in donkerkleurig ketelpak en met handschoenen aan en met bedekt gezicht, betreden van voormelde bank, alwaar [slachtoffers] zich bevonden en;

• het richten van een hand op [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] onderwijl tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] roepend om stil te blijven staan.

5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.05122006.1100) d.d. 7 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [betrokkene 1] - zakelijk weergegeven -:

Ik ben werkzaam bij de de Girobank als Branch Manager en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte. Op vrijdag 01 december 2006 omstreeks 11.07 uur, heeft er een overval plaatsgevonden op het filiaal van onze bank op de Santa Rosaweg. Ik heb uitgerekend dat in de drie weggenomen koffers een bedrag heeft gezeten van NAF. 526.247,71. Het ontvreemde geld is geheel eigendom van de Girobank. Niemand had het recht of de toestemming om het geld van de bank weg te nemen en zich toe te eigenen.

2. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.01122006.1230) d.d. 1 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer 4] - zakelijk weergegeven -:

Ik ben bewaker van AVD Security. Mijn standplaats is "[...]" gelegen aan de Santa Rosaweg. Vanmorgen, aldus op 1 december 2006, bevond ik mij in bovenvermeld gebouw samen met een collega van mij. Wij stonden binnen in het gebouw bij de voordeur. Plotseling stormden de twee hierboven beschreven verdachten, via de voordeur waar wij stonden, het gebouw binnen. Zij waren beiden gekleed in donkerblauwe overalls en hadden hun hoofden en gezichten bedekt met mutsen. Alleen hun ogen waren zichtbaar. Een van de daders had een werktrap bij zich. Verdachte 1 riep: (..) "Iedereen stil blijven staan!" Hierbij bleef iedereen stilstaan. Een van de daders rukte de dienstportofoon uit mijn hand en nam deze weg.

3. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.01122006.12.00) d.d. 1 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer 3] - zakelijk weergegeven -:

Samen met collega [slachtoffer 4] bewaakte ik het gebouw van [...].

Omstreeks 11.15 uur stormden plotseling 2 mannen het gebouw binnen. Beiden droegen een donkerblauwe overall en over het gezicht getrokken mutsen waarin ooggaten waren aangebracht. Bij de balie stonden ongeveer 5 klanten. Verdachte 1 riep: "ledereen stil blijven staan."

4. een proces-verbaal van politie (nr. 49102.01122006.1300) d.d. 1 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 7], brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer 1]- zakelijk weergegeven -:

Ik hoorde een stem die zei "Jij moet stil blijven staan". Ik schat dat het rond 11.15 uur was. Ik keek op en zag een voor mij onbekende man in de voordeur opening staan. Tegelijkertijd zag in nog een andere voor mij onbekende man naar binnen lopen met een trap in zijn hand. Beiden hadden een soort donker blauw werkpak aan. Hun gezichten waren bedekt.

5. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.06122006.1015) d.d. 6 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer 2] - zakelijk weergegeven -:

Op 1 december 2006 bij de Girobank op de Santa Rosaweg zag ik rond 11.05 uur of 11.10 uur 2 mannen naast de hoofdingang. Bedoelde mannen waren beide op dezelfde manier gekleed. Ik drukte op de paniekknop. Toen een van de mannen over de balie was gekomen rende ik naar het toilet. Daar ben ik in gebleven tot ze weg waren.

6. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.12012007.1100) d.d. 12 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 1], beiden buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] - zakelijk weergegeven -:

Ik zag dat de bankovervallers handschoenen aan hadden. Ik was bang. Ik weet nog dat ik op de grond lag.

7. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.30012007.1434) d.d. 31 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van de verbalisant - zakelijk weergegeven -:

Ik ben in het bezit gesteld van de videobeelden afkomstig van de beveiligings camera's welke zich bevinden binnen in en rondom in de Girobank, filiaal [...], gevestigd Santa Rosaweg te Curaçao. Op deze videobeelden werd de bovenvermelde overval vastgelegd. Ik heb deze videobeelden bekeken en hetgeen ik op deze videobeelden heb gezien, gerelateerd in dit proces-verbaal.

Om 11:07:50 uur komen twee gemaskerde mannen in donkerblauwe overalls het bankfiliaal binnen. Om 11:07:52 uur duwt dader 1 de beveiligingsmedewerker die rechts van hem staat, naast de deur, opzij met zijn linker hand. Om 11:07:55 uur richt dader 1 zich naar de beveiligingsmedewerker die aan de linker kant van hem staat naast de deur en wijst naar hem met zijn linker hand. Om 11:08:11 uur zijn beide daders via de trap over de tussenwand geklommen en hebben zij 3 geldkoffers van onder de loketten gepakt. Zij lopen naar de achteruitgang alwaar dader 1 om 11:08:16 uur het slot van de achterdeur opent. Om 11:08:22 uur lopen zij naar buiten en stappen zij in de gereedstaande vluchtauto.

8. de verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep d.d. 6 mei 2008 - zakelijk weergegeven -:

Ik ken [medeverdachte 1].

9. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.23032007.1400) d.d. 23 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [medeverdachte 1]:

"[Verdachte] heeft die overval gepleegd."

"Tijdens het verhoor werd aan de verdachte [medeverdachte 1] de foto getoond van de man genaamd :

-------------- [verdachte], --------------

geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

[Medeverdachte 1] keek de foto aan en verklaarde hierbij het volgende:

"De man op de foto die jullie mij hadden getoond is de man [verdachte], waarover ik (..) had verklaard met de man die de overval had gepleegd."

10. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.10042007.15.3000) d.d. 10 april 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] - zakelijk weergegeven -:

[Betrokkene 2] had mij gezegd dat [betrokkene 3] met mij wilde praten over het plannen van een overval in het filiaal van de Girobank waar zij werkt. Toen ik met [betrokkene 2] van de ontmoeting met [betrokkene 3] terug naar huis reed, zag ik [verdachte] onder de boom in Marchena zitten. Ik zei toen tegen hem dat ik een vrouw ken die in de Girobank werkt en die een overval wilde plannen. [Verdachte] had mij toen gezegd dat hij persoonlijk in contact wilde komen met die vrouw. Ongeveer 1 week daarna heb ik [betrokkene 3] opgebeld om een afspraak te maken. De ontmoeting vond plaats op dezelfde dag dat ik [betrokkene 3] had opgebeld, bij Esperamos Supermarket. [Verdachte] kwam mij ophalen en wij reden daar in zijn auto naar toe. [Verdachte] had zijn auto geparkeerd bij de ingang van de parkeerplaats. [Verdachte] en ik stapten toen uit de auto van [verdachte] en liepen naar de auto van [betrokkene 3]. Ik stapte toen in de auto van [betrokkene 3] voorin aan de mede-inzittende zijde. [Verdachte] stapte achter in de auto. Ik had toen [verdachte] aan [betrokkene 3] voorgesteld. [Betrokkene 3] had aan [verdachte] uitleg gegeven over de mogelijkheden om een overval te plegen in de Girobank waar zij werkt. Zij vertelde wanneer het geld binnenkwam en hoe makkelijk het was om in de bank te komen. Later had ik een tweede ontmoeting geregeld te Sem Fortuna. Ik was daar al. Eerst kwam [betrokkene 3] aanrijden, daama [verdachte]. Ik stapte in de auto van [betrokkene 3] en [verdachte] stapte ook in de auto van [betrokkene 3]. Het gesprek ging over het camera systeem. Ook vertelde [betrokkene 3] hoe [verdachte] het pand kon verlaten.

De afspraak was dat [verdachte] mij zou komen ophalen op 1 december 2006, om de overval te gaan plegen. Een paar dagen na de overval is [verdachte] bij mij langs gekomen. Hij overhandigde mij toen een zak met geld bestemd voor [betrokkene 3]. Ik had mijn gedeelte ook in een zak gekregen van [verdachte]. Ik had NAF. 20.000,- van [verdachte] gekregen. Een paar dagen later kwam [verdachte] bij mij bij het huis van [betrokkene 2]. [Verdachte] had mij toen gezegd dat ik de helft van mijn geld aan hem moest geven omdat [betrokkene 3] meer geld moest krijgen. Ik had toen NAF. 10.000,- aan [verdachte] terug gegeven.

11. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.19032007.1105) d.d. 19 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [betrokkene 3] - zakelijk weergegeven -:

[Medeverdachte 1] vroeg mij of hij met de man die de overval zou plegen bij mij kon komen. Ik zei oké. Enige tijd later vroeg [medeverdachte 1] of wij elkaar op de parkeerplaats van Esperamos Supermarket konden ontmoeten. Dat was na mijn werk, ik reed er meteen naar toe. Toen ik daar stond klopte [medeverdachte 1] op mijn raam. Hij stapte naast mij in. Een andere man stapte achterin. De man die achter in de auto stapte, had mij toen gezegd dat hij alleen een paar dingen aan mij wilde vragen omtrent de bank. Hij vroeg mij of de blauwe achterdeur van de bank van binnen of van buiten geopend wordt. Ik zei dat de sleutels constant aan de deur blijven hangen omdat het een nooduitgang betreft. De man had mij verder verteld dat hij veel weet over de gang van zaken in de bank zoals dat ik altijd als eerste de bank verlaat. Ook had hij aan mij gezegd dat hij weet dat er meestal 1 bewaker daar werkt en dat er alleen op bepaalde dagen 2 bewakers werkzaam zijn.

Bedoelde man had mij ook gezegd dat hij weet dat wij het geld in attachékoffers naast ons zelf houden gedurende de dag. Enige tijd later werd ik weer door [medeverdachte 1] opgebeld. [Medeverdachte 1] had mij toen gevraagd of wij elkaar konden ontmoeten bij Sem Fortuna daar hij iets met mij wilde bepraten. [Medeverdachte 1] stapte bij mij in de auto en zei toen tegen mij dat de man onderweg was en om even op hem te wachten. Ik veronderstelde dat de man die [medeverdachte 1] bedoelde dezelfde man was die met [medeverdachte 1] op de parkeerplaats van de Esperamos Supermarket was. Op een gegeven moment zag ik een kleine auto model SUV komen aanrijden. Bedoelde man kwam ging parkeren naast mijn auto. Deze man stapte uit zijn auto en stapte direct in mijn auto aan de achterkant. Bedoelde man had mij toen gezegd dat het geld vandaag was gebracht bij de bank. Vervolgens had hij mij gevraagd of al het geld van pensioen was gebracht. Ik had hem toen gezegd dat zij alleen maar de helft van het geld hadden gebracht want zij sturen nooit al het geld in 1 keer. Bedoelde man had toen gezegd dat zij morgen zelf zullen komen. [Medeverdachte 1] had aan bedoelde man toen gezegd dat het beter was om tot vrijdag te wachten om zo meer geld te kunnen krijgen. De volgende dag, donderdag zag ik dat de dag voorbij ging en niemand kwam iets doen in de bank. Ik werd in de avonduren door [medeverdachte 1] opgebeld. [Medeverdachte 1] had mij toen gezegd dat zij niet kwamen doordat de auto die zij speciaal hadden weggenomen om de overval te plegen gevonden werd. Vervolgens had [medeverdachte 1] aan mij gezegd dat zij op die dag 2 auto's zullen wegnemen ingeval 1 van die auto's gevonden wordt. [Medeverdachte 1] had mij verder gezegd dat zij morgen zeker zullen komen de overval plegen. Met morgen bedoel ik vrijdag 1 december 2006. Op vrijdag 1 december 2006, ongeveer anderhalfuur tevoren had ik een SMS gekregen van [medeverdachte 1]. De inhoud van die SMS was dat de mensen daarbuiten waren. Na ongeveer anderhalfuur, hoorde ik de deur van de bank naar binnen slaan. Ik keek omhoog en zag 1 man naar binnen lopen en zei tegen de bewaker sta stil. Ik wist toen direct dat het de mannen waren die de overval kwamen plegen. Ongeveer een week later ging ik naar de woning van de moeder van [betrokkene 2] om het geld op te halen. [Betrokkene 2] gaf mij een sok met het geld erin. Zij had mij ook gezegd dat het NAfl. 25.000,- betrof. Zij vertelde mij dat [medeverdachte 1] een geldbedrag had gekregen.

12. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.18032007.1000) d.d. 17 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 4], respectievelijk inspecteur en buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven -:

Ik ken [verdachte] via [medeverdachte 1]. Toen ze de beroving aan het voorbereiden waren hoorde ik zijn naam en wist ik dat hij op het eiland was. [Medeverdachte 1] heeft mij verteld dat het de [verdachte] is die we kennen vanuit Nederland.

13. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.17032007.1600) d.d. 17 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk brigadier en buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [betrokkene 2]:

Op (..) 17 maart 2007 (..) toonden wij verbalisanten (..) aan de verdachte (..) [betrokkene 2] (..) een fotokaart. Op deze fotokaart zijn tien foto's van verdachten afgebeeld. (..) Tussen deze foto's (no. 8) is de afbeelding opgenomen van de verdachte, te weten: [verdachte], geboren [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] (..)

De verdachte voornoemd wees naar de foto voorzien van het nummer 8. (..) "Van de afbeeldingen welke u mij zojuist geloond heeft, herken ik nummer 8 als de persoon [verdachte] waarover ik in mijn verklaringen verklaard heb. (...) Hij heet [verdachte]."

14. een proces-verbaal van politie (nr. 60555.02052007.1330) d.d. 2 mei 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 4], respectievelijk brigadier en buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven -:

Toen we langs Marchena reden zag [medeverdachte 1] onder de boom in Marchena [verdachte] staan. [Medeverdachte 1] riep toen "Hey [verdachte]". [Medeverdachte 1] stopte de auto. [Verdachte] kwam naar de auto lopen. [Medeverdachte 1] is uitgestapt en om de auto heengelopen. [Verdachte] liep richting de passagierszijde. Ik bedoel hiermee daar waar ik zat. [Medeverdachte 1] en [verdachte] hebben toen met elkaar zitten praten. Ik kon het gesprek horen omdat het raam van mijn portier geopend was. [Medeverdachte 1] vertelde toen het verhaal van [betrokkene 3]. [Verdachte] vertelde [medeverdachte 1] dat hij er al een paar keer was geweest en dat hij de situatie daar kenden. [Verdachte] vertelde toen tegen [medeverdachte 1] dat hij met [betrokkene 3] wilde praten om haar wat vragen te stellen. Een paar dagen later reden [medeverdachte 1] en ik weer via Marchena en zagen we [verdachte] onder de boom bij Marchena zitten. [Medeverdachte 1] parkeerde de auto weer op dezelfde plek. [Verdachte] zei tegen [medeverdachte 1] dat hij met het meisje van de bank wilde praten en haar persoonlijk een aantal vragen wilde stellen. [Medeverdachte 1] zei toen dat hij haar zou bellen. [Medeverdachte 1] heeft toen [betrokkene 3] gebeld en met haar een afspraak gemaakt. Ongeveer een week na de overval gaf [medeverdachte 1] mij het geld in een plastic zak. Hij zei tegen mij dat ik het geld aan [betrokkene 3] moest geven. [Medeverdachte 1] zei me dat de jongens 25.000 gulden voor [betrokkene 3] hadden. Ik gaf haar het geld dat [medeverdachte 1] mij had gegeven en dat ik aan [betrokkene 3] moest geven. Het geld zat in een zak. [Medeverdachte 1] had ook geld gekregen. Ik denk dat het tussen de 20.000 en 25.000 gulden was. Hij heeft dit op dezelfde dag als [betrokkene 3] ontvangen. [Medeverdachte 1] vertelde mij dat hij [verdachte] 10.000 gulden terug moest geven van de 20.000 of 25.000 gulden."

6. Uit deze bewijsmiddelen volgt onder meer:

- dat twee mannen plotseling het gebouw binnenstormden;

- dat beide overvallers donkerblauwe overalls droegen alsmede handschoenen, en over het gezicht getrokken mutsen met enkel ooggaten;

- dat één van de overvallers riep: "Iedereen stil blijven staan.";

- dat één van de overvallers de dienstportofoon uit de hand van de bewaker rukte;

- dat bij het binnenkomen één van de overvallers een beveiligingsmedewerker opzij duwt en met zijn linkerhand naar een andere beveiligingsmedewerker wijst;

- en dat een getuige verklaart dat hij/zij bang was toen hij/zij de overvallers zag.

7. Zoals in de toelichting op het middel wordt aangevoerd onder verwijzing naar HR 22 maart 1988, NJ 1988, 785, m.nt ThWvV, kan van bedreiging met geweld ook sprake zijn, indien de dader een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd, dat de vrees van het slachtoffer voor geweld van de zijde van de dader gerechtvaardigd is.

8. De steller van het middel meent dat van een dergelijke situatie in casu niet gesproken kan worden. Ik zie dit anders. Door gemaskerd, met niet identificeerbare kleding, een bank binnen te stormen, één beveiligingsmedewerker opzij te duwen en een handgebaar te maken naar de andere, een portofoon uit de hand van een beveiligingsmedewerker te rukken, en op luide toon iedereen te bevelen stil te staan, hebben de daders mijns inziens een dermate dreigende situatie gecreëerd, dat de vrees voor geweld van de zijde van de daders gerechtvaardigd was.

9. Zoals in de toelichting op het middel wordt aangevoerd, heeft het Gemeenschappelijk Hof dat, anders dan het Gerecht in eerste aanleg, niet in een nadere bewijsoverweging nog nader gemotiveerd. Maar, anders dan bij het Gerecht in eerste aanleg, had de verdediging ook geen verweer gevoerd ten aanzien van "de bedreiging met geweld". In dat licht was het Gemeenschappelijk Hof ook niet gehouden tot een nadere motivering van hetgeen reeds uit de bewijsmiddelen volgde.

10. Overigens heeft het Gemeenschappelijk Hof in zijn strafmotivering nog wel iets nader overwogen omtrent de "bedreiging met geweld" en wel het volgende:

"Meer dan het Hof in de eis van de procureur-generaal tot uitdrukking vindt komen, houdt het Hof ten voordele van verdachte echter rekening met het feit dat bij de overval geen wapens zijn gebruikt. Juist het feit dat bij de meeste overvallen die hier te lande worden gepleegd wapens worden meegenomen en op enigerlei wijze gebruikt, met alle risicos van dien, maakt dat zeer zware straffen voor dergelijke atrako's plegen te worden opgelegd. In dit geval was daar geen sprake van. Bovendien was de dreiging die van de overvallers uitging, alhoewel het feit te kwalificeren valt als een diefstal met bedreiging met geweld, relatief gering. Ook zonder wapens hadden de overvallers een aanzienlijk dreigender situatie kunnen creëren dan in casu is gebeurd."

11. Op het eerste gezicht heeft het iets tegenstrijdigs: een compliment geven voor de geweldloosheid van de overval en dan toch uitgaan van bedreiging met geweld, zij het een relatief geringe bedreiging. Maar het Gemeenschappelijk Hof geeft hiermee wel duidelijk aan dat, en in welke mate, het meent dat er sprake is van bedreiging met geweld.

12. Ik meen dan ook dat het oordeel van het Gemeenschappelijk Hof dat er sprake was van bedreiging met geweld in de zin van art. 325 SrNA geen blijk geeft van een verkeerde rechtsopvatting, in het bijzonder niet van de woorden "bedreiging met geweld", en dat dit oordeel niet onbegrijpelijk is.

13. Het middel faalt.

14. Het tweede middel klaagt dat de bewijsoverweging van het Gemeenschappelijk Hof omtrent het medeplegen niet zonder meer begrijpelijk is.

15. Het Gemeenschappelijk Hof heeft in zijn vonnis ten aanzien van het bewezenverklaarde medeplegen het volgende overwogen:

"Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte voorafgaand aan de overval tweemaal met medeverdachte [betrokkene 3] heeft gesproken teneinde informatie te verkrijgen over de gang van zaken bij de Girobank. Er is daarbij onder meer gesproken over de bewaking, het camerasysteem, het feit dat het geld in 3 attachékoffers zat en de sleutels die op de achterdeur bleven zitten. Bij de overval is, zo blijkt uit de wijze van uitvoering (welke zeer snel en doeltreffend was), de verkregen informatie kennelijk gebruikt. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte ervoor gezorgd heeft dat zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [betrokkene 3] hun deel van de buit ontvingen. Ongeacht of verdachte zelf als overvaller op 1 december 2006 binnenin de bank is geweest, is daarmee genoegzaam komen vast te staan dat verdachte nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt."

16. Dit oordeel van het Gemeenschappelijk Hof geeft geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting van art. 49 SrNA en is ook niet onbegrijpelijk. In de toelichting op het middel wordt allereerst opgemerkt dat er geen overleg is geweest over drie attachékoffers. Uit de bewijsmiddelen die het overleg betreffen blijkt inderdaad niet dat dat aantal genoemd is. Het punt is echter zo ondergeschikt dat het zonder belang is mede in aanmerking genomen dat uit de aangifte blijkt dat er drie koffers zijn weggenomen.

17. In de toelichting op het middel wordt voorts aangevoerd dat het enkele feit dat de door het Gemeenschappelijk Hof genoemde onderwerpen (bewaking, camerasysteem, geld in attachékoffers, sleutels op de achterdeur) met verdachte zijn besproken, niet tot de gevolgtrekking kan leiden dat verdachte nauw en bewust met de mededaders heeft samengewerkt, omdat deze informatie kennelijk bij de overval is gebruikt. De steller van het middel meent kennelijk dat het Gemeenschappelijk Hof een causaal verband heeft weergegeven in zijn overwegingen. Ik lees de overwegingen van het Gemeenschappelijk Hof echter anders: het Gemeenschappelijk Hof heeft een aantal uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden naast elkaar gezet en geoordeeld dat daarmee genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt. Ik wijs er op dat de verklaringen vervat in de bewijsmiddelen 11, 12 en 14 goed op elkaar aansluiten en dat er nog veel meer aanwijzingen in die bewijsmiddelen te vinden zijn voor zeer nauwe betrokkenheid van verdachte bij het feit. Het is niet onmogelijk op basis van die bewijsmiddelen zelfs te concluderen dat verdachte pleger van het feit is.

18. De opmerking in de toelichting op het middel dat het ook mogelijk is dat een ander dan verdachte de informatie van medeverdachte [betrokkene 3] heeft gebruikt om de overval te plegen, miskent dat het Hof bij zijn oordeel tevens heeft betrokken dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de buit van de overval heeft verdeeld over zijn medeverdachten (een omstandigheid waar in de toelichting op het middel geheel aan voorbij wordt gegaan). Dat maakt een scenario waarbij een onbekende derde met behulp van de door [betrokkene 3] verstrekte informatie de overval zou hebben gepleegd toch hoogst onwaarschijnlijk.

19. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering .

20. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.

21. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG