Home

Parket bij de Hoge Raad, 15-02-2011, BP4445, 08/04784

Parket bij de Hoge Raad, 15-02-2011, BP4445, 08/04784

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
15 februari 2011
Datum publicatie
15 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:PHR:2011:BP4445
Formele relaties
Zaaknummer
08/04784

Inhoudsindicatie

Verlenging proeftijd. Gelet op hetgeen op het extract-arrest is vermeld, moet het ervoor worden gehouden dat de proeftijd in ieder geval ten tijde van de bestreden uitspraak was geëindigd. Aangezien een beslissing tot verlenging van de proeftijd in de zin van art. 14f, eerste lid, Sr slechts gedurende de proeftijd gegeven kan worden, is het middel terecht voorgesteld. De HR doet de zaak zelf af en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.

Conclusie

Nr. 08/04784

Mr. Machielse

Zitting 23 november 2010

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. De verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 29 oktober 2008 wegens A. "mishandeling", B3. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" en "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen", C2 primair "poging tot doodslag" en C3. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een straat- en contactverbod. Voorts heeft het Hof de proeftijd van de bij arrest van het Hof van 17 juni 2004, parketnummer 23/004817-02, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verlengd met één jaar.

2. Mr. R. Ketwaru, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.

3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf heeft verlengd, aangezien deze proeftijd reeds was verstreken.

3.2. Uit de stukken van het geding volgt dat de proeftijd in de zaak met parketnummer 23/004817-02 is aangevangen op 2 juli 2004 en is geëindigd op 2 juli 2006.

3.3. Een beslissing tot verlenging van de proeftijd als bedoeld in art. 14f, eerste lid, Sr kan slechts gedurende de proeftijd worden gegeven.(1) Ten tijde van de uitspraak van het Hof op 29 oktober 2008 was dit dus niet meer mogelijk.

3.4. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. De verdachte heeft op 11 november 2008 beroep in cassatie ingesteld. Op het moment dat deze conclusie wordt opgenomen zijn sedertdien reeds meer dan twee jaren verstreken. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Nu aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd, kan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden worden volstaan.(2)

5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Hof Amsterdam van 17 juni 2004 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en tot terugwijzing van de zaak teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 HR 24 mei 1994, DD 94.366. Zie ook F.W. Bleichrodt, Onder voorwaarde (diss. Nijmegen), 1996, p. 163-164.

2 HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, m.nt. Mevis, rov. 3.6.2.