Home

Parket bij de Hoge Raad, 06-03-2012, BQ6144, 10/04819

Parket bij de Hoge Raad, 06-03-2012, BQ6144, 10/04819

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
6 maart 2012
Datum publicatie
6 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:PHR:2012:BQ6144
Formele relaties
Zaaknummer
10/04819

Inhoudsindicatie

Bewijsminimum art. 342.2 Sv (unus testis nullus testis). HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN BM2452. In het onderhavige geval kan niet kan worden gezegd dat de tot bewijs gebezigde verklaring van getuige X onvoldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal. Geen schending art. 342.2 Sv. CAG: anders.

Conclusie

Nr. 10/04819

Mr. Vellinga

Zitting: 17 mei 2011

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens 1. "Poging tot doodslag", 2. "Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming", 3 primair en 5. "Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde als in het arrest vermeld. Ook heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 100,-- .Voor dat bedrag is tevens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voorts bevat het arrest enige andere bijkomende beslissingen, een en ander als in het arrest vermeld.

2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld.

3. Het middel klaagt dat de betrokkenheid van de verdachte bij de bewezenverklaarde diefstal van een scooter (feit 3) louter volgt uit de verklaring van de medeverdachte en het Hof dus het bepaalde in art. 342 lid 2 Sv heeft geschonden.

4. De betrokkenheid van de verdachte bij de bewezenverklaarde diefstal van de scooter volgt inderdaad louter uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte]. Weliswaar vindt de verklaring van [medeverdachte] steun in de verklaring van de verbalisant dat hij [medeverdachte] heeft herkend als één van de personen die elf dagen later op de gestolen scooter reed, maar de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte toen met hem op die scooter reed en verdachte die scooter samen met hem uit een voortuin vlak bij het [...] heeft gestolen, vindt geen steun in ander bewijsmateriaal. Aldus heeft het Hof het bepaalde in art. 342 lid 2 Sv geschonden, welke bepaling immers voorschrijft dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Het Hof heeft zijn kennelijk andersluidende oordeel niet gemotiveerd.(1)

5. Het middel slaagt.

6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.

7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 3 bewezenverklaarde en de opgelegde straf, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

1 Vgl. HR 26 januari 2010, LJN BK2094, NJ 2010, 512, m.nt. M.J. Borgers, HR 13 juli 2010, LJN BM2452, NJ 2010, 515 m.nt. M.J. Borgers.