Parket bij de Hoge Raad, 13-10-2015, ECLI:NL:PHR:2015:2450, 15/00930
Parket bij de Hoge Raad, 13-10-2015, ECLI:NL:PHR:2015:2450, 15/00930
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2015
- Datum publicatie
- 23 december 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2015:2450
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3696, Gevolgd
- Zaaknummer
- 15/00930
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Conclusie
Nr. 15/00930 Zitting: 13 oktober 2015 |
Mr. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verdachte is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, geheel voorwaardelijk.
2. Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel houdt in dat noch het bewezenverklaarde opzet noch het bewezenverklaarde in vereniging aanwezig hebben uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 25 juni 2009 te Goor, gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat 1 en 1A]) een hoeveelheid hennepplanten (ongeveer 2300 planten) en een hoeveelheid henneptoppen (ongeveer 2370 gram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II”
5. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Twente, genummerd 2009002043-15, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier van politie, gesloten op 25 juni 2009:
1. Een proces-verbaal van voorgeleiding, inhoudende een relaas van verbalisanten voornoemd, gesloten op 25 juni 2009, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een klacht werd door het energiebedrijf COGAS een zogenaamde kabelmeting verricht waaruit bleek dat aan de [a-straat] te Goor, waaronder perceel [1] en [1A], een in werking zijnde hennepkwekerij zou zijn. Vervolgens werd op 25 juni 2009 een onderzoek ingesteld. Omstreeks 09.30 uur waren wij met enkele collega’s van de afdeling drugs en wapens van de politie Twente en een medewerker van de COGAS bij genoemd perceel aanwezig. Op het bedrijfsterrein van genoemd pand nabij de ingang werden verdachten [verdachte] en [medeverdachte] aangetroffen.
Nadat wij de reden van onze komst hadden medegedeeld opende verdachte [medeverdachte] met een in zijn bezit zijnde sleutel de toegangsdeur tot genoemd perceel. In het pand werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij bestond uit allerlei apparatuur en circa 2300 hennepplanten aan.
Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Twente, genummerd 2009002043-44, opgemaakt door [verbalisant 7], hoofdagent van politie, gesloten op 28 juli 2009:
2. Een proces-verbaal van expertise hennepplanten, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, gesloten op 29 juni 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Perceel [a-straat 1] te Goor is een redelijk groot vrijstaand bedrijfspand gelegen buiten de bebouwde kom van Goor. Het betrof een bedrijfspand voorzien van een eigen terrein rondom de bedrijfsgebouwen en omgeven door een aaneengesloten hekwerk met daarin een toegangspoort. Toen [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van de regiopolitie Twente, Unit Regionale Tactische Recherche, team Druwa samen met de collega’s van het team Hof van Twente op 25 juni 2009 bij perceel [a-straat 1] te Goor aankwamen, stonden er twee mannen op het terrein behorende bij perceel [a-straat 1] te Goor. Nadat [verbalisant 5] de mannen de reden van onze komst had verteld, heeft een van deze mannen, op ons verzoek, de toegangsdeur tot dit perceel met en sleutel geopend.
Een van deze mannen vertelde vervolgens spontaan dat er hennep in dit perceel werd geteeld. Nadat wij in dit perceel waren roken wij een sterke hennepgeur. Vervolgens werden een aantal kweekruimtes c.q. droogruimtes in dit perceel ontdekt. Hierop zijn de twee mannen als verdachten aangehouden.
Kweekruimte 3: in totaal stonden in deze kweekruimte ongeveer 550 hennepplanten.
Kweekruimte 4: in totaal stonden in deze kweekruimte ongeveer 550 hennepplanten.
Kweekruimte 5: in totaal stonden in deze kweekruimte ongeveer 550 hennepplanten.
Kweekruimte 6: in totaal stonden in deze kweekruimte ongeveer 550 hennepplanten.
Kweektent naast kweekruimte 5: in deze ruimte stonden 106 hennepplanten. Droogruimte: in deze ruimte werd 2370 gram marihuana aangetroffen welke lag te drogen.
Van de aangetroffen hennepplanten c.q. resten van hennepplanten, zijn monsters genomen welke zijn getest met de ODV verdovende middelentest voor hasj/ marihuana. Deze test verliep positief op de aanwezigheid van THC (Tetrahydrocanabinol), zijnde de werkzame stof in marihuana/hasj. Hasj/marihuana is afkomstig van de Hennepplant (geslacht cannabis) en staat als zodanig vermeld op lijst II van de Opiumwet.
3. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, gesloten op 25 juni 2009, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
De Opel Vectra is mijn eigendom. Vanochtend stond mijn auto op het bedrijfsterrein behorend bij perceel [a-straat 1 en 1A]. Wij, [medeverdachte] en ik waren daar juist aangekomen. Nadat wij waren uitgestapt kwam de politie. Ik was daar aan de [a-straat 1 en 1A] voor de tweede keer. Gisteren was ik daar ook met [medeverdachte].
4. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte in het kader van de inverzekeringstelling. RC-nummer 09/694, d.d. 26 juni 2009, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
De auto was van mijn zus.
5. Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], gesloten op 25 juni 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 juni 2009 had ik afgesproken met [verdachte]. Wij zijn met een grijze Opel Vectra naar Goor gereden. Ik wist geen adres maar wist wel hoe ik er naar toe moest rijden. Toen ik daar aankwam, zag ik dat de politie er ook aankwam. Op aandringen van de politie zijn wij het pand in gegaan. Ik had sleutels van het pand. Deze sleutels lagen in de Opel Vectra. Bij dat pand ben ik wel vaker geweest. Gisterochtend nog. Ik was toen ook met [verdachte] daar.
6. Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], gesloten op 28 juni 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Woensdag zijn [verdachte] en ik in Goor geweest. Dat was bij hetzelfde pand. [verdachte] had een afspraak gemaakt bij een pand in Goor. Om dat pand zit een hek. Dit hek zat op slot. [verdachte] heeft het hek geopend. [verdachte] had dus de sleutels van dat hek bij zich. Ik ben het terrein opgereden. [verdachte] liep het terrein op.
7. Als schriftelijk bescheid, een aanvullende zaaksverklaring van [medeverdachte], opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], gedateerd 29 juni 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik blijf erbij dat ik de sleutels van het pand uit de auto heb gepakt. Dat deed ik omdat ik daarvoor heb gezien dat [verdachte] de poort ermee open maakte. Toen ik op verzoek van de politie het slot van de deur openmaakte, was het meteen bij de eerste sleutel raak. Ik weet niet meer hoeveel sleutels er aan de bos zaten.”
6. Met betrekking tot het bewijs heeft het Hof overwogen, voor zover van belang:
“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder.
Vast is komen te staan dat verdachte en zijn mededader [medeverdachte] op 25 juni 2009 samen in de auto van verdachtes zus, naar het bedrijfspand aan de [a-straat 1 en 1A] in Goor zijn gereden en dat zij over de sleutel van het toegangshek en het bedrijfspand beschikten. Nadat de politie ter plaatse was gekomen heeft een van hen spontaan gemeld dat er hennep in het pand werd geteeld en [medeverdachte] heeft daarop direct met de juiste sleutel aan de sleutelbos het pand geopend. In het bedrijfspand werd een sterke hennepgeur geroken. In het pand werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 2300 planten alsmede een hoeveelheid henneptoppen van 2370 gram. Verdachte en zijn mededader hebben ieder een ander verhaal verteld over de reden van hun komst naar het bedrijfspand. Op grond van het vorenstaande en bij het ontbreken van een redelijk alternatief scenario is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij het hem tenlastegelegde feit.”
7. Het Hof overweegt dat verdachte en zijn mededader ieder een ander verhaal hebben verteld over de reden van hun komst naar het bedrijfspand. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte zich echter beroepen op zijn zwijgrecht en alleen verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden. Kennelijk heeft het Hof hier het oog op de reden die verdachte tegenover de rechter-commissaris als verklaring voor zijn komst naar het bedrijfspand heeft gegeven, te weten dat hij daar een aldaar geparkeerd staande bus wilde ophalen.1 [medeverdachte] gaf als verklaring voor zijn komst naar het bedrijfspand dat hij één of meerdere mobiele airco’s wilde kopen.2
8. De bewijsmiddelen houden het volgende in. Op 25 juni 2009, omstreeks 9.30 uur, worden verdachte en [medeverdachte] aangetroffen nabij een bedrijfspand waarin een hennepkwekerij aanwezig is met ongeveer 2300 hennepplanten en ongeveer 2370 gram henneptoppen Op verzoek van de politie opent een van deze mannen met een sleutel de toegangsdeur van dit pand. Een van deze mannen vertelt spontaan dat in het pand hennep wordt geteeld. Verdachte en [medeverdachte] zijn overeenkomstig hun afspraak samen in de Opel Vectra van verdachte (bewijsmiddel 3) of verdachtes zuster (bewijsmiddel 4) naar het bedrijfspand toegereden. [medeverdachte] had een sleutel van het pand, verdachte beschikte over een sleutel van het toegangshek. Deze lagen in de Opel Vectra. Een dag eerder waren verdachte en [medeverdachte] ook naar het pand geweest.
9. In het licht van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen begrijp ik het oordeel van het Hof als volgt. Verdachte en zijn medeverdachte zijn op twee achtereenvolgende dagen samen naar een bedrijfspand gegaan waarin een hennepkwekerij gevestigd was. Zij beschikten zowel over de sleutel van het hek dat toegang gaf tot het terrein waarop het bedrijfspand stond als over een sleutel van het bedrijfspand die toegang gaf tot de ruimte waarin zich een hennepkwekerij bevond. Blijkens het bezit van die sleutels hadden verdachte en [medeverdachte] een zodanige macht over de in het bedrijfspand aangetroffen hennep dat zij geacht kunnen worden die hennep in het bedrijfspand aanwezig gehad te hebben.3 Voorts moeten zij er op 25 juni 2009 gezien hun eerdere gezamenlijke bezoek aan het pand op 24 juni 2009 beschouwd in samenhang met de spontane uitlating van verdachte of [medeverdachte] dat er in het pand een hennepkwekerij aanwezig was, van op de hoogte zijn geweest dat in het pand hennep aanwezig was. Het vorenstaande zou anders kunnen zijn wanneer verdachte en/of [medeverdachte] een de redengevendheid van voormelde feiten ontzenuwende verklaring zou(den) hebben gegeven. Dat is gelet op de (hiervoor genoemde) uiteenlopende verklaringen van verdachte en [medeverdachte] voor hun aanwezigheid ter plaatse niet het geval. Uit een en ander volgt dat zowel verdachte als [medeverdachte] op 25 juni 2009 te Goor opzettelijk ongeveer 2300 hennepplanten aanwezig heeft gehad.
10. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
11. In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 overwoog de Hoge Raad over het bewijs van medeplegen onder meer:
“3.1.De art. 47 tot en met 51 Sr bieden diverse mogelijkheden om iemand, ook als hij niet zelf de gehele delictsomschrijving vervult - al dan niet in zogenoemd functionele vorm - onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. (Vgl. HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, NJ 2011/481). Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. (Vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443).In de praktijk is een belangrijke en moeilijke vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. Die vraag laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarom dienaangaande niet worden gegeven. Wel kan de Hoge Raad met betrekking tot dit thema, mede gelet op zijn eerdere rechtspraak, enige aandachtspunten formuleren.
3.2.1.De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. (..)”
12. In het onderhavige geval kan, zoals hiervoor is uiteengezet, uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte] ieder voor zich opzettelijk hennepplanten en henneptoppen aanwezig hebben gehad. Een probleem met het bewijs van medeplegen als in het hiervoor aangehaalde arrest besproken, is hier dus niet aan de orde.
13. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen tot twee keer toe naar het bewuste bedrijfspand gegaan, hadden samen de beschikking over de sleutels van toegangshek en bedrijfspand en maakten daarvan samen gebruik. Uit een en ander heeft het Hof kunnen afleiden dat zij niet alleen ieder voor zich maar ook tezamen en in vereniging opzettelijk de aangetroffen hennepplanten en henneptoppen aanwezig hadden.
14. Het middel faalt.
15. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG