Home

Parket bij de Hoge Raad, 04-06-2019, ECLI:NL:PHR:2019:581, 18/02450

Parket bij de Hoge Raad, 04-06-2019, ECLI:NL:PHR:2019:581, 18/02450

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
4 juni 2019
Datum publicatie
5 juni 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:581
Formele relaties
Zaaknummer
18/02450

Inhoudsindicatie

Conclusie AG over een beroep op noodweer(exces) naar aanleiding van een doodslag in Diemen in de nacht van 27 december 2015 en de toekenning van de vordering van de benadeelde partij voor shockschade. Vergelijking met HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2241. De AG geeft de Hoge Raad in overweging de zaak met toepassing van art. 81 lid 1 RO af te doen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 18/02450

Zitting 4 juni 2019 (bij vervroeging)

CONCLUSIE

T.N.B.M. Spronken

In de zaak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,

hierna: de verdachte.

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 5 april 2018 door het gerechtshof Amsterdam wegens “doodslag” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Voorts heeft het hof beslissingen genomen over in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen en beslist op vorderingen van benadeelde partijen en dienovereenkomstig betalingsverplichtingen opgelegd aan de verdachte, een en ander zoals nader in het arrest is vermeld.

2. Het gaat in deze zaak om het volgende. In de nacht van 27 december 2015 begaf de verdachte zich naar het huis van zijn toenmalige vriendin, waar zich onder andere zijn vriendin, haar ex-vriend (hierna: het slachtoffer) en diens dochter bevonden. De aanleiding voor dit bezoek was een provocerend sms-bericht dat afkomstig was van de telefoon van de vriendin van de verdachte, maar dat was verstuurd door het slachtoffer. Toen de verdachte zijn aanwezigheid bij de woning kenbaar maakte, kwam het latere slachtoffer vanuit de woning (verbaal) agressief op de verdachte af lopen. Hierop ontstond een vechtpartij tussen de verdachte en het slachtoffer. Tijdens deze worsteling heeft de verdachte met een groot mes en met veel kracht meerdere malen in het lichaam van het slachtoffer gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer is komen te overlijden. De verdachte heeft bekend het slachtoffer te hebben neergestoken, maar heeft een beroep gedaan op noodweer(exces) op de grond dat het slachtoffer hem eerst zou hebben aangevallen met het bewuste mes. Het hof heeft deze verweren verworpen en daarbij onder meer niet aannemelijk geacht dat het slachtoffer een mes bij zich had toen hij uit de woning kwam.

3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte1 en mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel keert zich tegen de verwerping van de beroepen op noodweer(exces) en het tweede middel komt op tegen de hoogte van de toekenning van de vordering van de [benadeelde] voor shockschade.

Bewezenverklaring en bewijsvoering

4. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:

“hij op 27 december 2015 te Diemen opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet meermalen met een mes in de borstkas en de rug en het been van voornoemde [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden”

5. Deze bewezenverklaring steunt – voor zover van belang – op de volgende in de aanvulling op het verkort arrest opgenomen bewijsmiddelen:

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina’s A1 001-002. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Op 27 december 2015 bevonden wij ons omstreeks 01:58 uur, met noodhulpdienst belast, in politiebureau Diemen Ouder-Amstel. Hier hoorden wij per portofoon dat de noodhulpeenheid naar de [a-straat 1] te Diemen werd gestuurd waar iemand zou zijn neergestoken. Wij reden met spoed naar de opgegeven locatie. Wij kwamen ter plaatse. Wij zagen dat op de openbare weg voor perceel [a-straat 1] een negroïde man op de grond lag (het hof begrijpt: [slachtoffer] ). Dit bleek het slachtoffer te zijn. Wij zagen dat het slachtoffer op zijn rug lag. Wij zagen dat een jongen naast het slachtoffer lag die met een doek wonden van de man dicht duwde. Deze jongen bleek later [getuige 1] te zijn. Wij zagen dat de man een vest of sportjack aan had. Wij zagen dat door dit vest of sportjack een rode vloeibare substantie sijpelde. Ook zagen wij op de straat bloed liggen. Wij zijn de reanimatie gestart. Op het moment dat de ambulance arriveerde, is de blaasfunctie van het reanimeren overgegeven aan de ambulance. De pompfunctie van het reanimeren werd overgenomen en gecontinueerd door de brandweer. Op het moment dat de arts van het Mobiel Medisch Team arriveerde, zagen wij dat de arts de borst van het slachtoffer openmaakte. Even later zei de arts van het Mobiel Medisch Team dat de behandeling om 02.18 was gestopt en dat het slachtoffer was overleden.

2. Een proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina’s A1 019-020. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Op 27 december 2015 te 02:15 hebben wij de [verdachte] aangehouden. Toen wij merkten dat hij zijn verhaal wilde doen, hebben wij [verdachte] verteld dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Wij hoorden hem zeggen: “Ik kreeg een sms’je van de ex van mijn vriendin: Ik ben met je vrouw, dan weet je het wel. Toen ik daar aankwam heb ik op het raam geklopt. Haar ex deed de deur open. Ik gedroeg mij als een man en was niet bang. Ik heb in mijn auto een mesje liggen. Ik heb dit gepakt. Ik dacht: “ [verdachte] , wat doe je?” Ik zag overal bloed en ben toen weggegaan.”

3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 19 maart 2018. Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:

Nadat ik de sms had gekregen, ben ik naar Diemen gegaan. Ik pakte een mes. Op een gegeven moment zag ik bloed op de grond. Toen zag ik het mes in mijn hand. Ik zag [slachtoffer] afstand nemen. [slachtoffer] stond toen nog overeind.

4. Een proces-verbaal van verhoor van 27 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] pagina’s A1 032-036. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als vraag (V) van de verbalisanten en - in antwoord (A) daarop - als de op 27 december 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :

V: Kan je ons vertellen wat er gebeurd is afgelopen nacht (het hof begrijpt: in de nacht van 26 op 27 december 2015)? Het slachtoffer (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) was de vader van je kind?

A: Ja klopt we hebben nu geen relatie meer. Hij was afgelopen avond langsgekomen met zijn oudste dochter om kerst bij mij te vieren. Tijdens het feest heeft hij achter mijn rug om mijn telefoon gepakt en heeft hij een sms gestuurd van “Ik ben nu bij je vrouwtje”. Toen was [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) binnen een kwartier bij mijn huis en toen heeft [verdachte] [slachtoffer] neergestoken. [slachtoffer] zag [verdachte] tegen het raam bonken en zei dat het [verdachte] was. Toen zag ik dat [slachtoffer] de woning uitliep via de tuindeur. Toen zag ik dat mijn oudste dochter, die [benadeelde] heet, uit het raam keek en zei dat [slachtoffer] neergestoken was.

5. Een proces-verbaal van verhoor van 27 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , pagina’s A1 040-045. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op 27 december 2015 afgelegde verklaring van de getuige [benadeelde] :

Vannacht (het hof begrijpt: in de nacht van 26 op 27 december 2015) lag ik in bed in de woning van [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ); mijn vader (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) was daar ook. Toen hoorde ik iemand op het raam slaan. Mijn vader trok zijn jas en zijn schoenen aan en toen ging hij naar buiten. Toen zag ik dat die man een mes trok. Het mes was groot. Het stukje waarmee je snijdt was zo:

en als mededeling van de verbalisant:

Zij (het hof begrijpt: de getuige) wijst ongeveer 15 à 20 cm aan.

en als verdere verklaring van de getuige:

Ik zag dat papa nog een beetje naar achteren probeerde te kruipen. Ik zag dat papa met zijn rechterhand naar voren ging alsof hij het wilde tegenhouden. Hij zag het mes. Ik zag dat die man hem stak. Toen keek ik niet meer. Ik liep naar buiten. Ik zag toen dat papa op de grond lag. Hij probeerde mijn naam te zeggen, maar er was overal bloed.

6. Een proces-verbaal van verhoor van 27 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde [verbalisant 9] , pagina’s A1 006-007. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op 27 december 2015 te 02.15 uur afgelegde verklaring van [getuige 1] , die als adres opgaf [a-straat 1] te Diemen:

Mijn moeder en ik wilden net gaan slapen (het hof begrijpt: in de nacht van 26 op 27 december 2015) Ik hoorde geklop op de ramen. Het was echt een lawaai. Ik ging naar buiten kijken om te achterhalen waar het vandaan kwam. Ik zag dat het tegenover ons huis was. Ik hoorde iemand “ [betrokkene 1] ” roepen. Ik zag een donkere man staan. Er kwam eerst niemand bij de ramen waar hij aan het bonken was. Even later hoorde en zag ik dat twee mannen aan het vechten waren. Ik zag een mes en ik zag dat de donkere man steekbewegingen maakte. Ik heb echt gezien dat de (het hof begrijpt: donkere) man op hem (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) in stak. Ik zag ook een gat in zijn rug. Ik zag dat de man (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) in elkaar zakte en daarna werd hij nogmaals gestoken. Ik ben toen bij het slachtoffer gaan kijken.

7. Een proces-verbaal van verhoor van 27 december 2015, in de wettelijke vorm ongemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] pagina’s A1 028-031. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op 27 december 2015 te 03.15 uur afgelegde verklaring [getuige 1] :

Ik zag een man bonken tegen het raam van dat huis. Hij zei ‘Kom naar buiten als je durft, anders pak ik je later wel!’ Hij was aan het dreigen en schreeuwen. Dit ging wel even door, maar wat later liep die man naar een auto toe. Ik zag een andere man de woning uitlopen en naar die andere man lopen. Ze begonnen gelijk te vechten. Toen zag ik dat een van die mannen stekende bewegingen maakte tegen die ander. Toen NN1, de dader (het hof begrijpt: de verdachte), enkele momenten bij zijn auto stond zag ik een onbekend persoon uit de woning lopen. NN1 viel NN2, het slachtoffer (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) gelijk aan toen NN2 uit de woning kwam lopen. Ik zag dat zij echt aan het knokken waren, vuisten. Ik zag toen plots dat NN1 heel duidelijk een mes vasthield en NN2 hiermee duidelijk aan het steken was. Ik zag dat NN1 met zijn rechterhand meermalen en met volle zwaaien stekende bewegingen maakte naar het gehele lichaam van NN2. Ik zag dat NN2 verdedigend naar achteren liep om zich weg (het hof begrijpt: uit de voeten) te maken. Het leek een behoorlijk groot mes. Het lemmet leek wel zo groot als de breedte van een A4-papier.

8. Een proces-verbaal mr. [verbalisant 10] , als rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, van 22 juni 2016. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de 22 juni 2016 afgelegde verklaring [getuige 1] :

Op 27 december 2015 stond ik op de eerste etage van mijn woning en hoorde bij een huis tegenover mij geschreeuw. Ik zag op enig moment dat de verdachte een mes had en begon te steken. Ik zag dat het slachtoffer probeerde weg te komen, maar de verdachte bleef achter hem aan gaan en bleef steken. Ik had goed zicht. De weg tussen mijn huis en de vechtpartij was verlicht.”

6. Het bestreden arrest bevat de volgende overwegingen omtrent het bewijs:

Bewijsoverweging

Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) op 27 december 2015 in Diemen meermalen met een mes heeft gestoken. De verdachte heeft op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep gesteld dat - op het moment dat hij het mes vast had - het hem zwart voor de ogen werd, hij zich niets kan herinneren van het steken en hij pas na enige tijd weer “bij bewustzijn kwam”. Het hof hecht geen geloof aan deze stelling, omdat deze niet te rijmen is met de hierna te bespreken koelbloedige wijze van optreden van de verdachte, laatstgenoemde heeft verklaard dat het hem nooit eerder zwart voor de ogen is geworden en voor de juistheid van die stelling ook overigens elk buiten de verklaring van de verdachte gelegen aanknopingspunt ontbreekt. Sterker nog, uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte (ook) bij zijn positieven was toen hij vanuit staande positie (nogmaals) op het op de grond liggende slachtoffer instak. Het feit dat de verdachte ook in deze fase van het geweldsincident doorging met steken met het mes, duidt bovendien op een doelbewuste, op het overlijden van het slachtoffer gerichte actie. Voor zover de verdachte met zijn stelling heeft beoogd aan te voeren dat bij hem het opzet heeft ontbroken het slachtoffer van het leven te beroven, wordt dit verweer derhalve verworpen. Wel is het hof, met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat van kalm beraad en rustig overleg aan de zijde van de verdachte geen sprake is geweest zodat hij daarvan (en daarmee van de tenlastegelegde moord) zal worden vrijgesproken.”

Het eerste middel

Het tweede middel

Conclusie