Home

Rechtbank Amsterdam, 20-06-2007, BB2236, DX 06-3647

Rechtbank Amsterdam, 20-06-2007, BB2236, DX 06-3647

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
20 juni 2007
Datum publicatie
23 augustus 2007
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2007:BB2236
Zaaknummer
DX 06-3647

Inhoudsindicatie

effectenlease, artikel 1:88 BW, verjaring

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

rolnummer: DX 06-3647

Vonnis van: 20 juni 2007

F.no.: 578

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

1. [eiser]

2. [eiseres]

beiden wonende te [woonplaats]

eisers in conventie

verweerders in reconventie

nader te noemen [eiser] respectievelijk [eiseres] en gezamenlijk [eisers]

gemachtigde: mr. M. Jongeneelen

t e g e n:

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam

gedaagde in conventie

eiseres in reconventie

nader te noemen Dexia

gemachtigde voorheen: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders,

thans: mr. J. Cornegoor

De procedure

De volgende processtukken zijn ingediend:

- de dagvaarding van 15 maart 2006 met producties, inhoudende de vordering van [eisers];

- de akte van schorsing van Dexia betreffende schorsing van de procedure krachtens de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM).

Daarna is bij rolmededeling vastgesteld dat de procedure is geschorst.

Vervolgens is, na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof Amsterdam, ingediend:

- het hervattingsexploit van [eisers] van 5 februari 2007 met afschrift van de opt-outverklaring als bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW, waarin [eisers] verklaren niet gebonden te willen zijn aan de zogenoemde WCAM-overeenkomst.

Daarna is bij rolmededeling beslist dat de procedure moet worden hervat.

Daarop is ingediend:

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia met producties.

Bij tussenvonnis van 4 april 2007 is een comparitie van partijen bepaald.

Bij gelegenheid van de comparitie van partijen van 3 mei 2007 zijn ingediend:

- de akte ten behoeve van de comparitie van partijen tevens conclusie van antwoord van [eisers] met producties;

- het faxbericht van Dexia van 1 mei 2007 met producties;

- de notitie van de zijde van Dexia van 2 mei 2007.

Daarna is vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

De feiten

In conventie en in reconventie

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:

1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.

1.2. [eiseres] heeft met Dexia in totaal vier effectenleaseovereenkomsten (hierna de leaseovereenkomsten dan wel de leaseovereenkomsten 1 tot en met 4) gesloten, te weten:

- nummer 330012912, gedateerd 23 september 1996, genaamd ‘Spaarleasen’, looptijd 180 maanden (hierna leaseovereenkomst 1);

- nummer 33002913, gedateerd 23 september 1996, genaamd ‘Spaarleasen’, looptijd 180 maanden (hierna leaseovereenkomst 2);

- nummer 73042878, gedateerd 10 juli 1997, genaamd ‘WinstVerdubbelaar’, looptijd 60 maanden, waarna de overeenkomst voor een periode van 36 maanden is verlengd (hierna leaseovereenkomst 3);

- nummer 74493678, gedateerd 11 augustus 2000, genaamd ‘WinstVerDriedubbelaar’, looptijd 36 maanden, waarna de overeenkomst voor een periode van 36 maanden is verlengd (hierna leaseovereenkomst 4).

1.3. [eiser] heeft [eiseres] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomsten. [eiseres] verrichtte de betalingen op grond van de leaseovereenkomsten vanaf de en/of-bankrekening van [eisers].

1.4. Bij brief van 29 maart 2003 heeft [eiser] met een beroep op art. 1:89 Burgerlijk Wetboek (BW) de nietigheid ingeroepen van leaseovereenkomsten 3 en 4 en terugbetaling gevorderd.

1.5. Per 11 juli 2005 heeft Dexia inzake leaseovereenkomst 3 een eindafrekening opgemaakt, volgens welke deze geëindigd is met een positief saldo van € 111,13.

1.6. Bij brief van 18 augustus 2005 en, na een reactie hierop van Dexia, bij brief van 8 december 2005 heeft (de gemachtigde van) [eiser] met een beroep op art. 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van leaseovereenkomsten 1 en 2.

1.7. (De gemachtigde van) [eiseres] heeft Dexia vervolgens bij faxbericht van 16 december 2005 verzocht de leaseovereenkomsten 1 en 2 ter beperking van schade met onmiddellijke ingang te beëindigen.

1.8. Per 19 december 2005 heeft Dexia inzake leaseovereenkomst 1 een eindafrekening opgemaakt, volgens welke deze geëindigd is met een positief saldo van € 2.848,31.

1.9. Eveneens per 19 december 2005 heeft Dexia inzake leaseovereenkomst 2 een eindafrekening opgemaakt, volgens welke deze geëindigd is met een positief saldo van € 2.411,72.

1.10. Bij faxbrief van 21 februari 2006 heeft (de gemachtigde van) [eiser] een beroep gedaan op de nietigheid van de leaseovereenkomsten, daarnaast terugbetaling gevorderd en voorts Dexia aansprakelijk gesteld voor geleden schade wegens tekortkomingen en onrechtmatige daad.

1.11. Bij faxbericht van 23 februari 2006 heeft Dexia bericht dat zij voor het inroepen van de nietigheid ex art. 1:89 BW een verjaringstermijn hanteert van 3,5 jaar, waarbij Dexia het beroep van [eiser] op deze nietigheid heeft geaccepteerd voor leaseovereenkomst 4.

1.12. Per 14 juli 2006 heeft Dexia inzake leaseovereenkomst 4 een eindafrekening opgemaakt, volgens welke deze geëindigd is met een negatief saldo van € 7.229,30.

2. Vordering [eisers] in conventie

[eisers] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

primair

te verklaren voor recht dat de aandelenlease-overeenkomsten met contractnummers 33002912, 33002913, 87402912, 87402913, 73042878 en 74493678 bij brief van 29 maart 2003 en/of bij brief van 20 november 2004 en/of bij brief van 18 augustus 2005 en/of bij brief van 8 december 2005, respectievelijk 21 februari 2006, rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd;

subsidiair

de aandelenlease-overeenkomsten met contractnummers 33002912, 33002913, 87402912, 87402913, 73042878 en 74493678 te vernietigen;

meer subsidiair

- te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] en/of dat Dexia onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld;

- Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

zowel primair, subsidiair als meer subsidiair

- Dexia te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.500,--;

- Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3. Standpunt [eisers]

3.1. [eisers] leggen aan hun vorderingen, kort samengevat, het volgende ten grondslag:

(a) De leaseovereenkomsten dienen te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling in de zin van art. 7A:1576 BW, zodat art. 1:88 lid 1 onder b BW van toepassing is.

(b) De leaseovereenkomsten zijn nietig als gevolg van het beroep op het ontbreken van toestemming van [eiser] als bedoeld in art. 1:88 BW. [eiseres] was met [eiser] gehuwd ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten. De leaseovereenkomsten zijn tijdig vernietigd. [eiseres] had de leaseovereenkomsten gesloten als verrassing voor [eiser] voor hun gouden bruiloft in 2006. [eiseres] begreep eerst begin 2003 door de media-aandacht voor aandelenleaseconstructies dat leaseovereenkomsten 3 en 4 aandelenlease betroffen. [eiseres] heeft op dat moment [eiser] over de leaseovereenkomsten ingelicht, waarna [eiser] bij brief van 29 maart 2003 leaseovereenkomsten 3 en 4 heeft vernietigd. Leaseovereenkomsten 1 en 2 zijn bij brief van 18 augustus 2005 vernietigd.

(c) [eiseres] is de leaseovereenkomsten aangegaan onder invloed van dwaling. Zij zou de leaseovereenkomsten bij een juiste voorstelling van zaken niet zijn aangegaan.

(d) Dexia heeft [eiseres] onvoldoende geïnformeerd over, en gewaarschuwd voor, de aard van de producten en de daaraan verbonden risico’s.

(e) Dexia heeft in strijd met haar zorgplicht als deskundig en professioneel dienstverlener onvoldoende informatie ingewonnen en vastgelegd over de financiële positie van [eiseres], haar beleggingservaring en haar beleggingsdoelstellingen.

(f) [eisers] hebben buitengerechtelijke incassokosten gemaakt bestaande uit het vaststellen van de aansprakelijkheid, het berekenen van de schade, de afzonderlijke buitengerechtelijke vernietigingen van de leaseovereenkomsten, het aansprakelijk stellen van Dexia door middel van een brief en het pogen om tot een minnelijke regeling te komen.

3.2. [eiseres] is, zo stellen [eisers], in april 1999 nog twee effectenleaseovereenkomsten genaamd ‘WinstVerbeteraar’ aangegaan met de nummers 87402919 en 87402912 (de overeenkomsten WinstVerbeteraar).

4. Standpunt Dexia

4.1. Dexia voert verweer.

4.2. Dexia voert in dit verband in de eerste plaats aan dat de overeenkomsten WinstVerbeteraar nimmer tot stand zijn gekomen, en dat [eiseres] en zij slechts leaseovereenkomsten 1 tot en met 4 hebben gesloten.

4.3. Dexia voert voorts aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als koop op afbetaling en het beroep van [eiser] op art. 1:88 en 1:89 BW ten aanzien van leaseovereenkomsten 1, 2 en 3 verjaard is, zodat [eiser] geen beroep toekomt op art. 1:88 en 1:89 BW.

4.4. De overige verweren van Dexia komen, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling aan de orde.

5. Vordering Dexia in reconventie

5.1. In reconventie vordert Dexia [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van het onder 1.12 genoemde resterende saldo van de eindafrekening, vermeerderd met wettelijke rente, stellende dat [eiseres] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit leaseovereenkomst 4.

6. Standpunt [eisers] in reconventie

6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie voeren [eisers] naar aanleiding van de tegenvordering van Dexia aan dat deze om de hiervoor onder 3.1 weergegeven redenen niet toewijsbaar is.

7. Beoordeling

De leaseovereenkomsten

7.1. Dexia heeft gesteld dat zij en [eiseres] slechts leaseovereenkomsten 1 tot en met 4 hebben gesloten en niet de overeenkomsten WinstVerbeteraar. [eisers] hebben dit ter comparitie bevestigd, zodat de kantonrechter hierna slechts leaseovereenkomsten 1 tot en met 4 zal beoordelen. Voor zover het gevorderde betrekking heeft op de overeenkomsten WinstVerbeteraar, kan het bij gebrek aan belang niet worden toegewezen.

Huurkoop en art. 1:88 BW

7.2. De leaseovereenkomsten betreffen producten waarbij aandelen geleased zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen deze leaseovereenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop (en derhalve ook als koop op afbetaling). De overeenkomsten voldoen aan de definitie van huurkoop in art. 7A:1576h BW, hebben althans dezelfde strekking. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9721), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de hare maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de art. 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten als de onderhavige. [eiseres] heeft zich bij de onderhavige leaseovereenkomsten verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan haar zijn afgeleverd. Hierbij is niet relevant of deze termijnen aflossing en/of rente betreffen en evenmin welke omvang zij hebben.

7.3. Het is voorts van belang dat Dexia zich bij de onderhavige leaseovereenkomsten heeft verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs. Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen af te leveren. Zij heeft zich immers verbonden de aandelen voorwaardelijk ten name van [eiseres] bij te schrijven in haar administratie overeenkomstig art. 17 Wet giraal effectenverkeer (Wge), en aan [eiseres] kwamen, dadelijk nadat zij de overeenkomst was aangegaan, alle (dividend)baten en alle waardeveranderingen van de aandelen toe.

7.4. Met [eisers] is de kantonrechter van oordeel dat art. 1:88 lid 1 onder d BW op de leaseovereenkomsten van toepassing is. Ten aanzien van effectenleaseovereenkomsten als de onderhavige is dit bevestigend beantwoord in genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De overwegingen in dat arrest worden hier overgenomen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in art. 7A:1576 lid 5 BW bedoelde vermogensrechten zoals de onderhavige effecten.

7.5. Dexia heeft betoogd dat blijkens het bepaalde in art. 7A:1576j lid 3 BW de schriftelijke vorm voor huurkooptransacties niet is voorgeschreven, zodat voor [eiser] niet het schriftelijke vormvereiste geldt. Het ontbreken van een akte zou niet de geldigheid van de transactie raken, maar slechts het eigendomsvoorbehoud buiten werking stellen. Dat betoog wordt niet gevolgd. Art. 1:88 lid 3 BW houdt in dat de echtgenoot schriftelijk toestemming moet verlenen, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm voorschrijft. Nu volgens art. 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende [eiser] derhalve schriftelijk toestemming te geven voor de overeenkomst (vgl. genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam, rechtsoverweging 2.12.3). Bij het ontbreken van deze schriftelijke toestemming heeft [eiser] de bevoegdheid een beroep te doen op de in art. 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid (vgl. eveneens genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam, rechtsoverweging 2.12.3).

Huwelijk

7.6. Dexia heeft betwist dat [eiser] en [eiseres] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten met elkaar waren gehuwd. De bewijslast rust op [eisers] Zij zullen, overeenkomstig hun aanbod, tot bewijslevering worden toegelaten. [eisers] zullen in de gelegenheid worden gesteld bij akte alsnog een bewijsstuk van hun huwelijk, zoals een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie, in het geding te brengen. De kantonrechter zal de zaak daartoe naar de hierna te melden rolzitting verwijzen.

7.7. Als [eisers] het bestaan van hun huwelijk zullen kunnen aantonen, zal de kantonrechter, nu [eiser] geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het aangaan van leaseovereenkomst 4 en Dexia ten aanzien van die overeenkomst geen beroep heeft gedaan op verjaring, oordelen dat leaseovereenkomst 4 bij brief van 29 maart 2003 is vernietigd. De door [eisers] gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.

Verjaring

7.8. Ten aanzien van leaseovereenkomsten 1, 2 en 3 heeft Dexia verjaring van het beroep van [eiser] op de in art. 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid van die overeenkomsten ingeroepen. De termijn voor verjaring van dit beroep is op grond van art. 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de leaseovereenkomsten. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomsten (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN AY8771). De vraag die derhalve centraal staat is op welk moment [eiser] voor het eerst bekend is geworden met de leaseovereenkomsten. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.

7.9. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen zoals de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is in dit specifieke geval onvoldoende om deze bekendheid aan te nemen. Dit geldt eveneens voor de stelling van Dexia dat [eiser] gelet op de betalingen vanaf de en/of- bankrekening van [eisers] vanaf het begin van het bestaan van de leaseovereenkomsten op de hoogte moet zijn geweest. [eisers] hebben in dit geval voldoende gemotiveerd betwist dat een en ander ook voor [eiser] gold en dat hij vóór begin 2003 met de leaseovereenkomsten bekend was. In dit kader heeft [eiseres] ter comparitie verklaard dat zij de leaseovereenkomsten heeft gesloten met het – enige – doel om te sparen teneinde [eiser] te verrassen met een groot feest ter gelegenheid van hun gouden bruiloft in 2006. [eiseres] heeft voorts verklaard dat zij degene is die altijd de financiën beheert, dat zij alle bank- en belastingzaken regelt en alle betalingen verricht en dat [eiser] daarmee geen enkele bemoeienis heeft. [eiseres] is, zo heeft zij verklaard, ook degene die alle bankafschriften, waaronder die van de en/of-bankrekening, openmaakt en afwikkelt, zodat [eiser] bedoelde bankafschriften niet onder ogen heeft gehad en ook door die afschriften niet bekend heeft kunnen worden met de leaseovereenkomsten. [eiser] heeft een en ander ter comparitie bevestigd en verklaard dat hij tot begin 2003 aangaande de leaseovereenkomsten van niets wist. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat zij de leaseovereenkomsten - juist en in het bijzonder - in verband met het voornoemde bruiloftsfeest met de beste bedoelingen voor [eiser] geheim heeft gehouden, totdat zij er begin 2003 via de media achter kwam dat met geleend geld was belegd en zij genoodzaakt was [eiser] in te lichten, hetgeen zij eerst toen heeft gedaan.

7.10. Dexia heeft deze gemotiveerde betwisting van [eisers] in het geheel onweersproken gelaten, ofschoon zij daarvoor ter comparitie ruimschoots de gelegenheid heeft gekregen. Onder deze omstandigheden moet ervan uitgegaan worden dat [eiser] de bankafschriften van de en/of-bankrekening niet onder ogen heeft gehad en [eiseres] de leaseovereenkomsten tot begin 2003 voor [eiser] geheim heeft gehouden, zodat [eiser] eerst op dat moment bekend is geworden met de leaseovereenkomsten en er geen sprake is van verjaring van het beroep van [eiser] op de in art. 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid. Gelet hierop zal de kantonrechter dit beroep van [eiser] honoreren en oordelen dat leaseovereenkomsten 1 en 2 bij brief van 18 augustus 2005 zijn vernietigd en leaseovereenkomst 3 bij brief van 29 maart 2003 is vernietigd, zodat de door [eisers] gevorderde verklaring voor recht ook op deze onderdelen toewijsbaar is.

7.11. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie en in reconventie

1.1. verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2007 voor akte aan de zijde van [eisers] als hiervoor onder 7.6 omschreven;

1.2. houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter