Rechtbank Amsterdam, 21-07-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:5267, AMS 15-1254
Rechtbank Amsterdam, 21-07-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:5267, AMS 15-1254
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 juli 2015
- Datum publicatie
- 28 augustus 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2015:5267
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2016:1987, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- AMS 15-1254
Inhoudsindicatie
Wob-verzoek. Misbruik van (proces)recht. Veroordeling eiseres in de proceskosten van verweerder.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/1254
(gemachtigde: mr. drs. [de vrouw] ),
en
(gemachtigde: mr. A. Dijkstra)
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2014 (het primaire besluit) heeft de verweerder een beslissing genomen op het verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 16 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2015 Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Bij brief van 7 augustus 2014 heeft eiseres bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob) gevraagd om openbaarmaking van 27 documenten in verband met een beschikking die eiseres heeft gehad in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersboete (Wahv). De gemachtigde van eiseres heeft daarbij verzocht om op elk verzoek afzonderlijk een besluit te nemen.
Bij primair besluit van 30 september 2014 heeft verweerder drie verzoeken toegewezen en de verzochte documenten verstrekt. Ten aanzien van een aantal documenten heeft het CJIB het standpunt ingenomen dat deze al openbaar zijn zodat de verzoeken tot openbaarmaking hiervan buiten de reikwijdte van de Wob liggen, dan wel verwezen naar websites waarop de gevraagde informatie al eerder openbaar is gemaakt. Ten aanzien van stukken die niet in bezit van het CJIB zijn, heeft het CJIB het verzoek van eiseres doorgestuurd aan het Korps Landelijke Politie Diensten. Voor het overige heeft het CJIB het verzoek afgewezen omdat de verzochte documenten niet bestaan en/of niet zijn aangemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd en het bezwaar van eiseres (kennelijk) ongegrond verklaard. Voorts heeft verweerder vermeld dat in het primaire besluit voor een aantal documenten is verwezen naar de website van de NMI, maar dat deze informatie na het primaire besluit door het NMI offline is gehaald. De gevraagde documenten berusten niet bij het CJIB en het offline halen door het NMI komt ook niet voor risico van verweerder. In het verweerschrift heeft verweerder naar voren gebracht dat eiseres de mogelijkheden die de Wob biedt voor een ander doel heeft aangewend dan waartoe zij is gegeven en zodoende misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
3. De rechtbank zal eerst (ambtshalve) ingaan op de vraag of eiseres de aan haar op grond van de Wob toekomende bevoegdheden op de juiste wijze heeft gebruikt en of dus geen sprake is van misbruik van recht.
De wettelijke grondslag voor het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep wegens misbruik van recht volgt uit artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zoals ook blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129). Ingevolge deze artikelen kan de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen, niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt.
Uit de genoemde uitspraak van 19 november 2014 volgt dat voor het niet‑ontvankelijk verklaren van een bij een rechter ingesteld rechtsmiddel wegens misbruik van recht zwaarwichtige gronden vereist zijn, aangezien met de niet-ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd.
Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Op grond van de Wob heeft een burger de bevoegdheid om een bestuursorgaan te verzoeken om openbaarmaking van (informatie uit) documenten over een bestuurlijke aangelegenheid. Een verzoeker hoeft op grond van artikel 3, derde lid, van de Wob bij zijn verzoek geen belang te stellen. Dat neemt naar het oordeel van de rechtbank echter niet weg dat het doel van deze aan de burger toekomende bevoegdheid is dat bepaalde documenten openbaar worden gemaakt. De burger hoeft wanneer hij een Wob-verzoek doet, met andere woorden, niet te specificeren waarom hij openbaarmaking van die documenten wenst, maar zijn doel moet wel zijn dát de documenten openbaar worden gemaakt. Dat betekent dat in het kader van de Wob sprake kan zijn van misbruik van bevoegdheden, indien een burger verzoekt om documenten met een ander doel dan de openbaarmaking van de in die documenten neergelegde informatie.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres dan wel haar gemachtigde misbruik heeft gemaakt van de aan hen op grond van de Wob toekomende bevoegdheden. Bij dit oordeel heeft de rechtbank de volgende aspecten betrokken.
De gemachtigde van eiseres heeft in zijn brief van 7 augustus 2014 aan het CJIB verzocht om toezending van 27 met name genoemde stukken, waaronder de foto van de verweten gedraging, het achterliggende verkeersbesluit, gegevens van de gebruikte technisch hulpmiddelen, gegevens van de inbedrijfstelling en de onderhoudswerkzaamheden van de technische hulpmiddelen, certificaten van bekwaamheid, aktes van aanstelling en legitimatiebewijzen van de betrokken ambtenaren. In zijn brief schrijft de gemachtigde dat dit verzoek wordt gedaan naar aanleiding van een aan eiseres opgelegde boete vanwege een verkeersovertreding. Verder schrijft de gemachtigde dat de verzoeken gemakshalve in één brief worden gedaan, maar dat wordt verzocht om aan de hand van de nummering van de 27 verzoeken per verzoek een afzonderlijk en volledig besluit te nemen.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat hij de verzochte documenten nodig had om te bekijken of hij bezwaar tegen de beschikking zou maken. Artikel 11, vierde lid, en artikel 19, vierde lid, van de Wet administratieve handhaving verkeersboete (Wahv) voorzien specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende beroep op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen. De gemachtigde van eiseres wordt geacht dit als ervaren advocaat te weten. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat hij min of meer gedwongen is de verzochte documenten via de Wob-procedure te verkrijgen, omdat bestuursorganen in de regel weigeren deze naar aanleiding van een Wahv-verzoek over te leggen. Wat daar ook van zij, het verzoek om stukken behoefde niet als Wob-verzoek te worden ingediend.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de gemachtigde van eiseres vaker (vrijwel) identieke verzoeken aan het CJIB en andere verweerders heeft gedaan. Bij deze rechtbank zijn over de periode december 2011 tot mei 2015 in elk geval twintig Wob-zaken van de gemachtigde bekend. Acht van deze zaken betroffen eiseres, vier zaken betroffen [betrokkene 1] , vijf zaken betroffen eiseres [betrokkene 2] en drie zaken heeft de gemachtigde zelf gevoerd. Zoals de gemachtigde ter zitting heeft aangevoerd, doet hij dit soort Wob-verzoeken al enkele jaren in verband met onderzoek hoe de systemen bij politie en justitie nu werkelijk werken. Dit in aanmerking genomen, moet het de gemachtigde bekend zijn dat niet alle documenten waarom hij heeft verzocht, in het bezit zijn van het CJIB. Een aantal van de door hem verzochte documenten zijn in het bezit van de instantie die de trajectcontrole onderhoudt en ijkt. Door toch bij het CJIB een verzoek te doen om documenten die daar niet in bezit zijn, maakt de gemachtigde de procedure nodeloos ingewikkeld. De gemachtigde is hier bovendien in procedures al diverse malen op gewezen door de verschillende verweerders.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de gemachtigde van eiseres pas bij brief van 24 december 2014, door het CJIB ontvangen op 29 december 2014, de gronden van het bezwaar van 11 november 2014 heeft ingediend en het CJIB daarbij direct in gebreke heeft gesteld wegens het verstrijken van de beslistermijn op het bezwaar. Het is de rechtbank bekend dat de gemachtigde dit in andere zaken die bij deze rechtbank aanhangig zijn (geweest) ook heeft gedaan. Dit heeft in andere zaken geleid tot het verbeuren van dwangsommen.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat de gemachtigde van eiseres de partner is van eiseres, de auto waarin eiseres reed op naam staat van [betrokkene 1] en dat gemachtigde van eiseres de bestuurder is van deze Stichting.
Ondanks toezending van een deel van de verzochte documenten, maakt de gemachtigde van eiseres bezwaar en verzoekt hij om vergoeding van proceskosten in bezwaar en om een dwangsombeschikking. In beroep zijn deze verzoeken gehandhaafd.
Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat op geen enkele wijze is gebleken dat de gemachtigde van eiseres de gevraagde stukken op welke wijze dan ook openbaar heeft gemaakt.
6. Al deze omstandigheden in samenhang bekeken, brengen de rechtbank tot de conclusie dat de gemachtigde van eiseres met het verzoek van 7 augustus 2014 niet heeft beoogd om in documenten neergelegde informatie te verkrijgen of openbaar te maken, maar dat het doel slechts is geweest het genereren van procedures om hiermee proceskostenvergoeding en dwangsommen te verkrijgen.
7. Uit het voorgaande volgt dat eiseres de haar in de Wob toegekende bevoegdheid bewust heeft gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze is bedoeld. Aldus heeft eiseres deze bevoegdheid misbruikt.
8. Dat in de bestuurlijke fase sprake was van misbruik van bevoegdheid door eiseres dan wel haar gemachtigde heeft tot gevolg dat alle op die fase volgende handelingen, waaronder de keuze om verder te procederen, delen in dat lot. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat sprake is van misbruik van (proces)recht. Zij zal het beroep niet‑ontvankelijk verklaren. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
9. Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb biedt grond om eiseres (ambtshalve) te veroordelen in de kosten die verweerder in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. De rechtbank veroordeelt eiseres in de door verweerder gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt eiseres in de proceskosten tot een bedrag van € 980,-, te betalen aan verweerder.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van Douwen, griffier
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: