Home

Rechtbank Amsterdam, 17-09-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:6696, AMS 18/2151

Rechtbank Amsterdam, 17-09-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:6696, AMS 18/2151

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
17 september 2018
Datum publicatie
21 september 2018
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2018:6696
Zaaknummer
AMS 18/2151

Inhoudsindicatie

Uitkeringsinstantie UWV mag de werkloosheidsuitkering (WW) van een Poolse werknemer herzien en terugvorderen. Het UWV en enkele andere instanties doen momenteel onderzoek naar mogelijke fraude met WW-uitkeringen door Poolse (ex-)werknemers. Het is namelijk gebleken dat verschillende Poolse (ex-)werknemers WW aanvragen terwijl zij niet meer in Nederland verblijven.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 18/2151

(gemachtigde: mr. T. Kocabas),

en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

(gemachtigde: G.M.M. Diebels).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2017 (primair besluit 1) heeft verweerder de uitkering die eiser op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, met ingang van 18 augustus 2014 beëindigd.

Bij besluit van 17 november 2017 (primair besluit 2) heeft verweerder de WW-uitkering over de periode van 18 augustus 2014 tot en met 31 januari 2016 ten bedrage van € 11.374,70 als onverschuldigd betaald van eiser teruggevorderd.

Bij afzonderlijk besluit van 17 november 2017 (primair besluit 3) heeft verweerder aan eiser een boete van € 5.400,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.

Eiser heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 12 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2018. Partijen hebben zich ter zittingen laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Wat voorafging aan het bestreden besluit

1.1

Eiser was in Nederland werkzaam bij uitzendbureau E&A Logistiek BV.

1.2

Op 18 augustus 2014 heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 28 augustus 2014 heeft verweerder eiser een WW-uitkering toegekend met ingang van 18 augustus 2014 tot en met 17 januari 2016.

1.3

Bij brief van 24 september 2014 (door verweerder ontvangen op 6 oktober 2014) heeft [naam 1] namens eiser doorgegeven dat eiser per 6 oktober 2014 naar Polen wil vertrekken om daar op zoek te gaan naar werk en dat hij vanaf die datum graag zijn uitkering wil exporteren.

1.4

Bij besluit van 2 oktober 2014 heeft verweerder eiser toestemming verleend om van 6 oktober 2015 tot en met 5 januari 2015 met behoud van uitkering in Polen naar werk te zoeken.

1.5

Op 6 oktober 2014 heeft verweerder eisers WW-uitkering stopgezet,omdat eiser weer is gaan werken.

1.6

Bij besluit van 15 oktober 2015 heeft verweerder eiser opnieuw een WW-uitkering toegekend met ingang van 7 oktober 2015 tot en met 4 april 2017.

1.7

Bij e-mail van 30 oktober 2015 heeft [naam 1] namens eiser doorgegeven dat eiser per 7 november 2015 naar Polen wil vertrekken om daar op zoek te gaan naar werk en dat hij vanaf die datum graag zijn uitkering wil exporteren.

1.8

Bij besluit van 19 november 2015 heeft verweerder eiser toestemming verleend om van 7 november 2015 tot en met 6 februari 2016 met behoud van uitkering in Polen naar werk te zoeken.

1.9

Bij besluit van 8 juni 2016 heeft verweerder vanaf 1 februari 2016 de WW-uitkering van eiser beëindigd, omdat verweerder geen formulier ‘Inkomstenopgave’ over de maand februari 2016 heeft ontvangen.

2.1

Nadat bij verweerder een vermoeden van uitkeringsfraude bij uitzendbureau E&A Logistiek BV is ontstaan, heeft verweerder een themaonderzoek verricht. Bij het onderzoek is informatie uit een door de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) verricht fraudeonderzoek betrokken. De bevindingen van het themaonderzoek zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van 12 juli 2017. Daaruit blijkt dat uit drie meldingen het vermoeden is ontstaan dat Poolse ex-werknemers van uitzendbureau E&A Logistiek BV hebben gefraudeerd bij het aanvragen van WW-uitkeringen. Naar aanleiding van deze meldingen heeft verweerder onderzocht of aan Poolse (ex-)werknemers van uitzendbureau E&A Logistiek BV ten onrechte een WW-uitkering is toegekend in de periode van 14 april 2014 tot en met 31 juli 2016. Uit het door de ISZW verrichte fraudeonderzoek is onder andere [naam 1] naar voren gekomen als persoon die – tegen betaling – Poolse (ex-)werknemers van uitzendbureau E&A Logistiek BV zou hebben gefaciliteerd bij het verkrijgen en exporteren van WW-uitkeringen. De ISZW heeft tevens onderzoek verricht naar opgegeven verblijfadressen, waaronder de adressen [adres 1] en [adres 2] te [plaats] . Deze adressen worden met zeer grote waarschijnlijkheid gebruikt als postadressen. Van deze adressen is in de periode van 1 april 2014 tot en met juni 2016 gebruik gemaakt door zeer veel personen. De [adres 2] bleek in de periode van 7 januari 2014 tot en met 11 november 2015 een leegstaande koopwoning. Ook wordt in het themaonderzoek vermeld dat uit het ISZW-onderzoek blijkt

dat een uitkeringsgerechtigde – om aan te tonen dat hij in Nederland aanwezig is – zijn bankpas laat gebruiken door andere Poolse medewerkers.

2.2

In het kader van het onderzoek is eiser uitgenodigd voor een gesprek. Verweerder heeft eiser daartoe op 25 juli en 8 augustus 2017 per brief uitgenodigd. De twee brieven zijn in Nederland verzonden naar eisers destijds bekende verblijfadres, [adres 3] in [plaats] . Ook zijn beide brieven verzonden naar het bij verweerder bekende adres van eiser in Polen. Eiser heeft niet gereageerd op de brieven.

2.3

Op grond van het onderzoek heeft verweerder bij twee afzonderlijke besluiten van 19 oktober 2017 de toestemming ingetrokken om respectievelijk van 6 oktober 2015 tot en met 5 januari 2015 en van 7 november 2015 tot en met 6 februari 2016 met behoud van uitkering in Polen naar werk te zoeken.

2.4

Ook heeft verweerder op grond van het onderzoek de drie primaire besluiten genomen. Bij primair besluit 1 heeft verweerder eisers WW-uitkering met ingang van 18 augustus 2014 beëindigd. Bij primair besluit 2 heeft verweerder een bedrag van € 11.374,70 aan onverschuldigd betaalde WW-uitkering over de periode van 18 augustus 2014 tot en met 31 januari 2016 van eiser teruggevorderd. Bij primair besluit 3 heeft verweerder een boete van € 5.400,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.

2.5

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de drie primaire besluiten.

Het bestreden besluit

3.1

In het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Verweerder handhaaft zijn standpunt zoals ingenomen in de drie primaire besluiten. Verweerder heeft hiervoor de volgende motivering gegeven.

Herziening/beëindiging

3.2

Aan eiser is respectievelijk op 18 augustus 2014 en 7 oktober 2015 een WW-uitkering toegekend. Uit vervoerslijsten van het uitzendbureau blijkt echter dat eiser respectievelijk al op 16 augustus 2014, respectievelijk op 3 oktober 2015 naar Polen is teruggekeerd. Dit heeft eiser niet gemeld aan verweerder.

3.3

Ook zijn de door eiser opgegeven adressen onderzocht waar hij tijdens de WW-uitkering zou hebben verbleven. Uit het onderzoek blijkt dat eiser niet heeft kunnen verblijven op de opgegeven adressen in de [adres 1] en [adres 2] in [plaats] . In bezwaar geeft eiser andere adressen op dan die bij verweerder van eiser bekend zijn. Eiser geeft echter geen onderbouwing waaruit blijkt dat hij ook daadwerkelijk op de door hem opgegeven adressen heeft verbleven.

3.4

Verweerder concludeert uit het voorgaande dat eiser anders dan voor vakantie in het buitenland heeft verbleven.

Terugvordering

3.5

De WW bepaalt dat een onverschuldigd betaalde uitkering moet worden teruggevorderd. Indien dringende redenen daartoe aanleiding geven, kan van terugvordering worden afgezien. Volgens verweerder is de terugvordering niet onjuist vastgesteld (€ 11.374,70). Daarnaast is niet gebleken van dringende redenen om van terugvordering af te zien.

Boete

3.6

Eiser heeft zijn informatieplicht geschonden door zijn terugkeer naar Polen niet te melden. Er is daarom sprake van objectieve verwijtbaarheid. Ook is de schending subjectief verwijtbaar, omdat eiser wist, dan wel kon weten, dat hij wijzigingen aan verweerder moest doorgeven.

3.7

Bij volledige verwijtbaarheid hanteert verweerder het uitgangspunt dat een boete van 50% van het benadelingsbedrag wordt opgelegd, met een maximum van € 5.400,-. Het benadelingsbedrag is in dit geval € 11.374,70. Omdat 50% van dat benadelingsbedrag het wettelijk maximum overschrijdt, legt verweerder de wettelijk maximale boete van € 5.400,- op.

Standpunt van eiser

Het wettelijk kader

Het oordeel van de rechtbank

Conclusie

Beslissing

Rechtsmiddel

Bijlage bij de uitspraak van 17 september 2018 in zaak AMS 18/2151 ( [eiser] )