Rechtbank Amsterdam, 19-03-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1364, 13/004887-20
Rechtbank Amsterdam, 19-03-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1364, 13/004887-20
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 maart 2021
- Datum publicatie
- 26 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2021:1364
- Zaaknummer
- 13/004887-20
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor het voorhanden hebben van een revolver en daarbij passende munitie, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA en het beledigen van een politieambtenaar.
Uitspraak
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/004887-20
Datum uitspraak: 19 maart 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.T.H.M. Bruers, naar voren hebben gebracht.
2 Beschuldiging
Verdachte wordt na wijziging van de tenlastelegging, kort gezegd, beschuldigd van
-
het voorhanden hebben van een revolver op 24 juni 2019;
-
het voorhanden hebben van 100 stuks munitie op 22 maart 2019;
-
het aanwezig hebben van 6,3 gram cocaïne en 4,78 gram MDMA op 22 maart 2019;
-
het beledigen van een politieambtenaar op 3 november 2019.
De tenlastelegging staat in de bijlage.
3 Waardering van het bewijs
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het aanwezig hebben van de drugs (feit 3). Verdachte wist niet van de drugs in zijn huis. Hij heeft wat vrienden op bezoek gehad die de drugs blijkbaar hadden meegenomen naar zijn huis en daar hebben laten liggen. Ook voor feit 4, de belediging van een agent, moet verdachte worden vrijgesproken. Verdachte heeft alleen een opmerking gemaakt over het functioneren van de agent en wilde hem wijzen op zijn onrechtmatig handelen. Hij heeft niet de opzet gehad de agent te beledigen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen.
Om verdachte verantwoordelijk te kunnen houden voor het aanwezig hebben van de aangetroffen drugs (feit 3) moet hij hebben geweten van de aanwezigheid ervan of van de aanmerkelijke kans daarop en moeten de drugs in zijn machtssfeer zijn geweest. De drugs zijn in het huis van verdachte aangetroffen, daarmee waren ze in zijn machtssfeer. Het aantreffen in zijn huis brengt de rechtbank ook tot de conclusie dat verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat de mensen die hij, kennelijk zonder zelf aanwezig te zijn, toeliet in zijn huis drugs bij zich zouden hebben.
De rechtbank vindt de belediging (feit 4) ook bewezen. De rechtbank vindt de uitlatingen van verdachte beledigend. Verdachte heeft geroepen dat de verbalisant corrupt is. Hij heeft hiermee de integriteit van de politieambtenaar in twijfel getrokken.