Rechtbank Breda, 03-01-2006, AU9030, 05 / 3502
Rechtbank Breda, 03-01-2006, AU9030, 05 / 3502
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 3 januari 2006
- Datum publicatie
- 5 januari 2006
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2006:AU9030
- Zaaknummer
- 05 / 3502
Inhoudsindicatie
Schattingsbesluit van na 1 juli 2005 dat met behulp van het, naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB van 9 november 2004, aangepaste CBBS tot stand is gekomen.
De rechtbank concludeert dat het gewijzigde CBBS (nog) niet voldoet aan een als een toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid.
Uitspraak
05 / 3502 WAO RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Meervoudige kamer
UITSPRAAK
in de zaak van
[eiseres], wonende te [woonplaats eiseres], eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres],
en
[verweerder], verweerder.
1. Het procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 augustus 2005 (bestreden besluit), inzake haar aanspraken op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 november 2005, waarbij eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
2. De beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is voor 36 uren per week werkzaam geweest als verkoopmedewerker souvenirwinkel. Voor dit werk is zij in juli 1992 uitgevallen wegens linkerknie- en rugklachten. Verweerder heeft bij besluit van 28 juli 1993 aan eiseres een WAO-uitkering toegekend per 16 juli 1993, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Nadat haar WAO-uitkering in de loop der tijd meerdere malen is herzien, heeft verweerder aan haar vanaf 1 augustus 1999 een WAO-uitkering verstrekt naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder bij besluit van 6 december 2004 aan eiseres medegedeeld dat haar WAO-uitkering per 4 februari 2005 wordt ingetrokken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres gegrond verklaard in die zin dat haar alsnog een uitkering wordt toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2.2 Eiseres heeft - samengevat - aangevoerd dat haar medische beperkingen te laag en de fysieke capaciteiten te hoog zijn gewaardeerd waardoor de geduide functies ten onrechte als passend zijn aangemerkt. Voorts meent eiseres dat het onderzoek niet met de nodige zorgvuldigheid is verricht.
2.3 Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen soortgelijke gezonde personen met arbeid gewoonlijk verdienen. Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid inkomsten te verwerven.
2.4 Het bestreden besluit is wat betreft het medische oordeel gebaseerd op rapportages van verzekeringsarts Schlosser van 17 september 2004 en 5 november 2004 en van bezwaarverzekeringsarts Van den Bold van 26 mei 2005 en 10 augustus 2005.
De verzekeringsarts heeft eiseres op 17 september 2004 op het spreekuur gezien en haar dossier bestudeerd. Tevens heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij internist-infectioloog Hoepelman. De verzekeringsarts geeft aan dat voor de vermoeidheid en spierklachten ondanks uitgebreid onderzoek geen specifieke oorzaken zijn gevonden. De informatie van Hoepelman leert dat er geen aanwijzingen zijn voor een infectieuze oorzaak van de klachten. Ook bij het eigen onderzoek door de verzekeringsarts worden behalve aangegeven pijn in meerdere gewrichten bij de uitersten van de bewegingen geen afwijkingen aan spieren of gewrichten gezien. Volgens de verzekeringsarts is de beweeglijkheid soepel. Daarbij past alleen een beperking van de belastbaarheid tot niet meer dan matig zware arbeid met psychische beperkingen voor werkdruk en stress. Voorts acht de verzekeringsarts het aannemelijk dat eiseres klachten aan de linkerknie heeft. Hij acht haar tot niet meer dan een matige kniebelasting in staat en zij dient voor langdurig lopen en staan, hurken, trappenlopen en klimmen te worden beperkt. De beperkingen en de belastbaarheid zijn neergelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van eiseres van 5 november 2004.
De bezwaarverzekeringsarts heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder de door eiseres ingebrachte rapportage van Argonaut van 18 juli 2005, bestudeerd. De bezwaren van eiseres hebben de bezwaarverzekeringsarts aanleiding gegeven de FML aan te passen. Volgens de bezwaarverzekeringsarts was bij de primaire verzekeringsarts bekend dat eiseres een nikkelallergie heeft. Hiervoor is ten onrechte geen beperking aangenomen. Voorts acht de bezwaarverzekeringsarts het voorzichtigheidshalve raadzaam een beperking voor persoonlijk risico en voor autorijden aan te nemen vanwege het medicijngebruik van eiseres. De overige bezwaren acht de bezwaarverzekeringsarts niet medisch onderbouwd. Volgens de bezwaarverzekeringsarts zijn er geen medische redenen waarom eiseres in mentaal en fysiek lichter werk geen hele dagen zou kunnen werken. De primaire verzekeringsarts heeft dan ook op goede gronden geen urenbeperking aangenomen. Ten aanzien van de ingebrachte rapportage van Argonaut heeft de bezwaarverzekeringsarts aangegeven dat het onderzoek door Argonaut in een geheel ander onderzoekskader dan de WAO-beoordeling heeft plaatsgevonden. De Argonautbeoordeling is uitgevoerd vanuit het oogpunt van reïntegratie. Bij reïntegratie is het wel van belang om rekening te houden met beperkingen die geen rechtstreeks gevolg zijn van ziekte of gebrek. De bezwaarverzekeringsarts heeft op 27 mei 2005 op de punten persoonlijk risico (1.9.9) en huidcontact (3.4) de FML aangepast.
De rechtbank merkt vooreerst op, dat de bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven dat een beperking op het punt van autorijden moet worden aangenomen, maar dat de FML op het punt van vervoer niet is aangepast. De rechtbank neemt aan dat hier sprake is van een omissie en zal daarom de FML van 27 mei 2005 beoordelen, aangevuld met een beperking voor vervoer.
Op grond van de stukken moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij eiseres niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. Met name blijkt uit de rapportages van de verzekeringsartsen dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar knie- en vermoeidheidsklachten. In beroep heeft eiseres geen (medische) informatie overgelegd die aanleiding tot twijfel aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. De medische informatie die zich in het dossier bevindt geeft de rechtbank evenmin aanleiding het verzekeringsgeneeskundig standpunt van verweerder voor onjuist te houden. Weliswaar heeft de arts van Argonaut een van de verzekeringsartsen afwijkende FML opgesteld, maar de arts vermeldt in zijn rapport uitdrukkelijk dat de FML is opgesteld in het kader van reïntegratie (zie gedingstuk B33.8). Het betreft hier een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling in het kader van artikel 9, eerste lid, van de Wet werk en bijstand waarbij, gelet op de artikelen 2, derde lid en 3, tweede lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, alsmede de artikelen 5 en 7 van het Arbeidsgehandicaptebesluit, een andere maatstaf wordt gehanteerd dan die is neergelegd in artikel 18, eerste lid, van de WAO. Aan het rapport van Argonaut kan daarom niet die betekenis worden toegekend die eiseres daaraan gehecht wenst te zien.
De rechtbank concludeert dat de medische grondslag waarop het bestreden besluit berust stand houdt. Niet is gebleken dat het medisch onderzoek onzorgvuldig zou zijn uitgevoerd. Er bestaat daarom geen aanleiding een onafhankelijk deskundige te benoemen. Voor de arbeidskundige beoordeling dient dan ook te worden uitgegaan van de op 27 mei 2005 aangepaste FML, aangevuld met een beperking voor vervoer.
2.5 Op basis van de vastgestelde medische beperkingen heeft de arbeidsdeskundige de arbeidsmogelijkheden van eiseres nader onderzocht. Volgens de arbeidsdeskundige is eiseres ongeschikt voor de door haar laatst verrichte arbeid als verkoopmedewerker souvenirs. Dat is niet in geschil. Voor de bepaling van de restverdiencapaciteit van eiseres heeft de arbeidsdeskundige in aanmerking genomen de drie in de arbeidsmogelijkhedenlijst vermelde functies van loketbediende (SBC-code 316011), inkoper (SBC-code 516150) en produktiemedewerker industrie (SBC-code 111180).
De bezwaararbeidsdeskundige heeft de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies nader onderzocht. Hij acht de primair voorgehouden functies passend. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige dient tevens de functie productiemedewerker textiel (SBC-code 272043) bij de schatting te worden betrokken teneinde aan het vereiste van minimaal 30 arbeidsplaatsen te voldoen. Dit leidt ertoe dat eiseres voor 24,8% arbeidsongeschikt wordt geacht.
2.6 Het bestreden besluit dateert van na 1 juli 2005. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in een reeks uitspraken van 9 november 2004 (onder andere gepuliceerd op www.rechtspraak.nl onder de LJN-nummers LJN AR4716, 4717, 4718, 4719, 4721 en 4722) overwogen dat het CBBS een aantal karakteristieken bevat die in beginsel, reeds ieder voor zich maar ook in onderlinge samenhang, ertoe kunnen leiden dat de wijze van totstandkoming van en de gehanteerde uitgangspunten bij een schatting zowel voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende, als in voorkomende gevallen ook voor de rechter, minder inzichtelijk, minder verifieerbaar en minder toetsbaar zijn dan het geval is ten aanzien van schattingen met behulp van het FIS. Daarbij zijn de volgende punten genoemd:
1. in de FML, en dus ook in de kritische FML, stemt de nummering van de belastbaarheidsaspecten, anders dan bij het FIS, niet overeen met de nummering van de naar inhoud overeenkomende items in de lijsten met belastinggegevens van de functies;
2. het systeem voorziet er niet in dat signaleringen ten teken dat met betrekking tot een onderdeel of meerdere onderdelen van de functiebelasting sprake kan zijn van een overschrijding van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde op dat punt of op die punten, niet in de dossiergegevens terecht komen. Deze signaleringen worden door het systeem wel aan de arbeidsdeskundige op het scherm gepresenteerd, maar ze komen niet terug in de geprinte versies van de CBBS-formulieren. Als gevolg hiervan laat het zich voor anderen dan functionarissen van verweerder niet goed controleren of terecht het standpunt is ingenomen dat de totale belasting van een functie binnen de medische mogelijkheden van een betrokkene blijft;
3. de FML kent naast de matchende beoordelingspunten ook niet-matchende beoordelingspunten, die door het systeem niet worden vergeleken. Dit maakt het in beginsel mogelijk dat functies door het systeem worden geselecteerd als potentieel passende functies – om reden dat bij vergelijking door het systeem van de matchende beoordelingspunten niet gebleken is van onaanvaardbare overschrijdingen van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde – terwijl de betreffende functies bij die selectie eigenlijk als niet, of niet zonder meer, geschikt zouden moeten zijn aangemerkt, aangezien ze een aanmerkelijke belasting kennen op onderdelen waarvoor de betrokken verzekerde volgens de (niet-matchende belastbaarheidsaspecten van de (kritische)) FML evenzeer aanmerkelijk beperkt is.
De CRvB heeft in deze uitspraken geoordeeld, dat schattingsbesluiten op bezwaar die vanaf 1 juli 2005 worden genomen, indien en voor zover daaraan gebreken kleven die voortvloeien uit onvolkomenheden van het CBBS als ondersteunend systeem, als hiervoor gesignaleerd, en die niet uiterlijk bij zodanige besluiten bij wege van een deugdelijke motivering zijn ondervangen, in daarvoor in aanmerking komende gevallen door de Raad zullen worden vernietigd – zonder instandlating van de rechtsgevolgen – wegens strijd met de art. 3:2 en/of 7:12 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht vanwege een onzorgvuldige voorbereiding en/of een motiveringsgebrek.
Het arbeidskundige onderdeel van het bestreden besluit steunt met name op een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige met bijbehorende ‘resultaat functiebeoordeling’ (het oude ‘resultaat eindselectie’). Met het ‘resultaat functiebeoordeling’ is een aanpassing in het CBBS-systeem doorgevoerd waarmee verweerder heeft beoogd te hebben voldaan aan de eisen zoals gesteld in de uitspraken van de CRvB van 9 november 2005. Op grond van die uitspraken zal de rechtbank de vraag moeten beantwoorden, of verweerder thans met de doorgevoerde aanpassingen van het CBBS-systeem de door de CRvB gesignaleerde onvolkomenheden in voldoende mate heeft opgeheven.
Ten aanzien van punt 1
2.7 Verweerder heeft de nummering van de functiebelastingpunten in de functies op het formulier “resultaat functiebeoordeling” aangepast. Hierbij is aangesloten bij de nummering op de FML. Het eerste cijfer geeft daarbij aan om welke van de zes in de FML genoemde rubrieken het gaat. Het tweede cijfer geeft de nummering binnen de rubriek aan. Het derde cijfer geeft de aangenomen beperking weer. Indien een nummer in de belastingenlijst van het resultaat functiebeoordeling ontbreekt, duidt dit erop dat die belasting niet in de functie voorkomt. De rechtbank is ervan overtuigd dat deze systeemaanpassing ertoe leidt dat het voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende als ook voor de rechter mogelijk is op een relatief eenvoudige wijze belastbaarheids- en functiebelastinggegevens met elkaar te vergelijken. De rechtbank heeft geconstateerd, dat tegenover bepaalde functiebelastinggegevens op het resultaat functiebeoordeling geen corresponderende belastbaarheidsgegevens staan op de FML. Deze zijn verzameld in een afzonderlijke zevende rubriek. Nu in zes rubrieken sprake is van een corresponderende nummering in belastbaarheids- en functiebelastinggegevens en een aparte zevende rubriek is opgenomen voor díe functiebelastinggegevens waarmee geen item op de FML kan corresponderen, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate aan de onder punt 1 genoemde onvolkomenheid tegemoet gekomen.
Ten aanzien van punt 2
2.8 Het CBBS is om aan de onder punt 2 vermelde onvolkomenheid tegemoet te komen aangepast in die zin dat bij de geselecteerde functies direct zichtbaar is bij welke beoordelingspunten zich eventuele knelpunten en mogelijke overschrijdingen voordoen. Bij de items waar dit zich voordoet, staat er in de functiebelastingenlijst op het formulier resultaat functiebeoordeling een ‘M’ of een ‘G’ vermeld. Uit het resultaat functiebeoordeling begrijpt de rechtbank dat het systeem aan de arbeidsdeskundige een eventueel knelpunt/mogelijke overschrijding uitsluitend vermeldt als een ‘M’. Een ‘M’ geeft aan dat de belasting in de functie in relatie tot de rapportage van de verzekeringsarts en de FML zodanig is, dat geschiktheid moet worden ondersteund door een nadere motivering in de rapportage van de arbeidsdeskundige of de verzekeringsarts. In bepaalde gevallen mag de arbeidsdeskundige dan een ‘M’ veranderen in een ‘G’. Een ‘G’ geeft aan dat is vastgesteld dat de belasting in de functie valt binnen de door de verzekeringsarts in de rapportage of toelichting op de FML aangegeven mogelijkheden, inclusief de interpretatieruimte van de FML. De interpretatieruimte staat bovenaan de FML vermeld en luidt woordelijk als volgt:
“Deze lijst geeft een overzicht van de mogelijkheden om in het algemeen gedurende een hele werkdag (tenminste 8 uur) te functioneren. Beperkingen van deze mogelijkheden ten opzichte van normale waarden worden in aparte rubrieken weergegeven, voor zover deze naar het oordeel van de verzekeringsarts uitingen zijn van ziekten, gebreken of ongevallen. Als normale waarden zijn die niveaus van functioneren gekozen die het dagelijks leven regelmatig vereist. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, zijn incidentele piekbelastingen boven de aangegeven niveaus van functioneren eveneens mogelijk. Deze lijst is niet geschikt voor toepassing los van een verzekeringsgeneeskundige rapportage waarin de mogelijkheden en beperkingen aan de hand van een probleemanalyse in hun onderlinge samenhang beoordeeld, gemotiveerd en beschreven zijn.”
Daarom wordt bij een ‘G’ geen nadere motivering gegeven over de geschiktheid, ondanks dat de belasting in de functie hoger kan zijn dan de vermelde waarde op de FML. Volgens een memo van het UWV aan arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen kan een ‘G’ alleen worden gebruikt als één van de volgende situaties zich voordoet:
a. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat de cliënt op het desbetreffende punt niet beperkt is.
b. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de belasting ligt binnen de mogelijkheden die in een nadere toelichting door de verzekeringsarts zijn beschreven. Dit kan voorkomen bij een normaalwaarde en bij een beperking.
c. De arbeidsdeskundige heeft geconstateerd dat de signalering een ander aspect betreft dan het aspect waarop de cliënt beperkt is.
d. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de signalering een incidentele piekbelasting betreft ten opzichte van het door de verzekeringsarts aangegeven niveau (conform de tekst boven de FML).
e. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de signalering een marginaal hogere belasting betreft ten opzichte van het door de verzekeringsarts aangegeven niveau (conform de reactie van de beoordelingspunten op de FML, die daar waar nodig voorzien zijn van het woord ‘ongeveer’).
f. De combinatie van de mate en het tijdsaspect (frequentie of duur) op de FML en in de functie zijn zodanig dat de functie op het desbetreffende beoordelingspunt naar het oordeel van de arbeidsdeskundige evident geschikt is. Bijvoorbeeld – aldus de memo – voor een cliënt geldt de normaalwaarde bij ‘Trappenlopen’ (in één keer 2 trappen op en af inclusief frequentie van ongeveer 5 keer per uur). In de functie wordt 6 keer per uur een korte trap (5 treden) op en af gelopen. Het zal – wederom volgens de memo – voor een ieder duidelijk zijn dat de functie qua trappenlopen geschikt is.
De rechtbank is van oordeel dat de gevallen waarin het binnen het aangepaste CBBS is toegestaan een motivering achterwege te laten niet steeds zodanig eenduidig zijn, dat het voor de betrokkene, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde-belanghebbende en in voorkomende gevallen ook voor de rechter zonder meer duidelijk is waarom de belastbaarheid op het desbetreffende punt niet wordt overschreden. Hiervoor blijkt namelijk kennis van de in het CBBS-handboek opgenomen definities en normaalwaarden met bijbehorende interpretatiekaders te zijn vereist. Van justitiabelen kan redelijkerwijs niet worden gevergd over een dergelijke (technische) kennis te beschikken. Dit zou een miskenning vormen van het uitgangspunt, besloten in de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, Awb, dat het op de weg van verweerder ligt een besluit te voorzien van een deugdelijke en kenbare motivering.
Het is de rechtbank bovendien gebleken, dat het niet vermelden van de normaalwaarden, met name in die gevallen waarbij volgens het interpretatiekader van de normaalwaarde een frequentie deel uitmaakt, tot gevolg heeft, dat het CBBS-systeem in de functiebelastingenlijst geen ‘M’ presenteert omdat op verborgen (geautomatiseerde) wijze reeds met de normaalwaarde rekening is gehouden. Als voorbeeld hierbij kan worden genoemd item 4.10 van de FML. Volgens de FML houdt ‘normaal’ hierbij in, dat iemand ongeveer 90 graden kan buigen (papiertje van de grond oprapen). Stel dat in de functiebelasting-lijst iemand in een bepaalde functie 10 maal per uur ongeveer 60 graden dient te buigen. Het CBBS-systeem zal hierbij geen ‘M’ signaleren, kennelijk omdat hierbij reeds rekening is gehouden met de via het CBBS-handboek kenbare normaalwaarde waarbij wordt uitgegaan van een frequentie van ongeveer 10 keer per uur (ongeveer 1 keer per 5 minuten) 90 graden buigen. Aan het motiveringsvereiste is dan echter niet voldaan, omdat – het zij herhaald – van de justitiabele redelijkerwijs niet mag worden gevergd over een dergelijke kennis van normaalwaarden te beschikken. Vergelijkbare voorbeelden doen zich voor in de willekeurig gekozen items 5.5, 5.6, 5.7 en 4.21 waaruit blijkt dat in de normaalwaarden eveneens rekening is gehouden met bepaalde – wisselende –frequenties die alleen kenbaar zijn uit het CBBS-handboek. Andere voorbeelden zijn denkbaar maar worden hier kortheidshalve niet genoemd.
Daarnaast is gebleken dat de arbeidsdeskundige zelfstandig beslist of er sprake is van een marginale overschrijding van de aangegeven beperking dan wel van een incidentele piekbelasting, die uitgaat boven die beperking, in welke gevallen een functie als passend mag worden geaccepteerd. Ook is het de arbeidsdeskundige die in beginsel beslist of een belastingpunt blijft binnen een door een verzekeringsarts bij een belastbaarheidsgegeven in de FML gegeven nadere toelichting. Deze beslismomenten verlangen een nadere beoordeling waarvoor deskundigheid is vereist. De arbeidsdeskundige kan echter volstaan met het veranderen van een ‘M’ in een ‘G’. Hij zal daarbij beslissingen nemen op basis van niet direct kenbare en toetsbare aannames die voor hem als deskundige waarschijnlijk vanzelfsprekend zijn doch voor een justitiabele en de rechter juist toelichting behoeven. Een dergelijke toelichting is bovendien noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de arbeidsdeskundige bij deze beslismomenten inderdaad op zijn eigen deskundige oordeel heeft kunnen varen, of dat hij ook overleg met de verzekeringsarts had moeten voeren.
De conclusie is dat het gewijzigde CBBS op dit punt niet voldoet aan een als een toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van een schattingsbesluit in een concreet geval. Hoewel het aan verweerder is het systeem zodanig aan te passen dat hieraan wel is voldaan, geeft de rechtbank verweerder hierbij het volgende in overweging:
- in de FML zouden de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek (zoals frequentie) – mogelijk in beknopte vorm – moeten worden weergegeven;
- iedere ‘M’ zou door de arbeidsdeskundige van een toelichting moeten worden voorzien, waarmee is gegeven dat de mogelijkheid vervalt een ‘M’ te veranderen in een ‘G’.
Ten aanzien van punt 3
2.9 Het CBBS is ook ten aanzien van de kritiek op de niet-matchende punten aangepast. Niet-matchende punten worden op het formulier resultaat functiebeoordeling vermeld middels een asterisk (*). Op de eerste pagina van dit formulier staat aangegeven dat een (*) betekent dat er geen overeenkomende beoordelingspunten op de FML en de functiebelasting zijn en dat er daarom geen geautomatiseerde vergelijking van deze punten plaatsvond. Bij elk niet-matchend punt dient door de arbeidsdeskundige en/of in voorkomend geval de verzekeringsarts nog nader beoordeeld te worden of de door het CBBS geselecteerde functie blijft binnen de in de FML aangegeven beperking met betrekking tot dat punt. Nu deze punten direct herkenbaar zijn en een nadere toelichting op deze punten moet volgen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende tegemoetgekomen aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid. Mits aan deze motiveringseis met betrekking tot alle niet-matchende punten is voldaan waarbij ook hier niet kan worden volstaan met de vermelding ‘G’, is het voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende, en ook voor de rechter voldoende inzichtelijk waarom de desbetreffende functies gelet op deze punten passend worden geacht.
2.10 Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de aanpassingen van het CBBS, zoals deze door verweerder zijn doorgevoerd, niet op het punt waar het betreft de keuze van de arbeidsdeskundige om een ‘M’ te veranderen in een ‘G’, alsmede het niet signaleren van een ‘M’ in de functiebelastinglijst omdat het systeem in zoverre op geautomatiseerde wijze rekening houdt met normaal-waarden overeenkomstig het CBBS-handboek, voldoet aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, die aan het CBBS moeten worden gesteld. Voorts zal de rechtbank zowel bij de aanduiding ‘M’ als bij een asterisk (*) toetsen of de motivering met betrekking tot deze punten deugdelijk is. Is hieraan niet voldaan, dan kleeft aan het bestreden besluit een gebrek dat voortvloeit uit nog steeds bestaande onvolkomenheden van het CBBS als ondersteunend systeem. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank in beginsel het bestreden besluit zal vernietigen zonder de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
2.11 Voor het onderhavige bestreden besluit betekent dit het volgende. De bezwaarar-beids-deskundige heeft een resultaat functiebeoordeling opgemaakt met daarin de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. Bepaalde functiebelastinggegevens zijn voorzien van een ‘G’. In beginsel kan hiermee niet worden volstaan. De bezwaararbeids-deskundige heeft echter in dit geval in zijn rapport van 14 juli 2005 nog een toelichting gegeven en daarbij een vergelijking gemaakt tussen de belastbaarheidsgegevens van de FML en de functiebelastinggegevens van het resultaat functiebeoordeling. De rechtbank ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of in het geval van eiseres het bestreden besluit niettemin zorgvuldig tot stand is gekomen en is voorzien van een deugdelijke motivering.
Ten aanzien van de eerste functie met functienummer 7101-9996-005 (loketbediende) heeft de rechtbank – niet uitputtend – het volgende geconstateerd:
a. Volgens de FML, item 4.10, kan eiseres ongeveer 90 graden buigen. Volgens het corresponderende item op de functiebelastinglijst moet in de functie 5 maal ongeveer 60 graden achtereen worden gebogen. Dat in deze functie, zoals de bezwaararbeidsdeskundige opmerkt, de belastbaarheid niet wordt overschreden, is enkel inzichtelijk na kennisneming van het CBBS-handboek, waaruit blijkt dat de normaalwaarde uitgaat van een frequentie van ongeveer 10 keer per uur (ongeveer 1 keer per 5 minuten) 90 graden buigen. Hier heeft het systeem echter geen ‘M’ gesignaleerd omdat het systeem op verborgen wijze rekening houdt met de normaalwaarde die eerst na kennisneming van het CBBS-handboek volledig kan worden vastgesteld.
b. Volgens item 4.12 van de FML kan eiseres de romp tenminste 45 graden draaien. Volgens het corresponderende item op de functiebelastinglijst moet in de functie 100 maal ongeveer 30 graden achtereen worden getordeerd. Hierbij staat een ‘G’. Volgens het CBBS-handboek gaat de normaalwaarde uit van een frequentie van ongeveer 1 keer per minuut. Dit zou betekenen dat volgens de normaalwaarde iemand 60 keer per uur de romp 45 graden kan draaien. Zonder nadere motivering is niet inzichtelijk dat daaruit evident volgt dat iemand 100 maal per uur 30 graden kan torderen. Eerst met de opmerking in het CBBS-handboek dat torderen tot een hoek van 30 graden niet als belastend wordt beschouwd is dit evident. De bezwaararbeidsdeskundige heeft op dit punt geen toelichting gegeven en volstaan met de vermelding ‘G’, kennelijk omdat het hierbij gaat om een op parate kennis gebaseerde vanzelfsprekendheid. Voor de betrokkene, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde-belanghebbende en in voorkomende gevallen de rechter is dat echter niet kenbaar.
c. Volgens item 4.20 van de FML kan eiseres tenminste in een keer twee trappen op en af (2 verdiepingen woonhuis). De verzekeringsarts heeft opgemerkt ‘incidenteel’. Volgens het corresponderende item op de functiebelastinglijst moet in de functie 3 maal ongeveer 30 treden achtereen worden gelopen. Opgemerkt is nog: bij perrondienst omlaag met de trap omhoog met de roltrap. De bezwaararbeidsdeskundige heeft opgemerkt dat in de functie de belastbaarheid niet wordt overschreden. Volgens het CBBS-handboek dient de verzekeringsarts het aantal treden te beoordelen dat de cliënt in één keer achtereen kan op- en/of aflopen. In de FML is dit niet gebeurd. De bezwaararbeidsdeskundige had hierover dan ook contact dienen op te nemen met de verzekeringsarts. Daarvan is echter niet gebleken, hetgeen onzorgvuldig is in het licht van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Afgezien hiervan vermeldt het CBBS-handboek dat de beoordeling is inclusief een frequentie van ongeveer 5 keer per uur. In het licht van de opmerking van de verzekeringsarts ‘incidenteel’ is zelfs na raadpleging van het CBBS-handboek niet evident dat hieraan is voldaan door in de functie per uur 3 maal ongeveer 30 treden te lopen in plaats van de normaalwaarde 5 keer per uur twee trappen. Ook in dat opzicht had het in de rede gelegen overleg te voeren met de verzekeringsarts, waarvan niet is gebleken.
De rechtbank sluit, zoals reeds opgemerkt, niet uit dat zich in deze functie nog meer vergelijkbare problemen voordoen. Evenmin wordt uitgesloten dat deze knelpunten zich ook aandienen in de andere geduide functies. Dit zal de rechtbank niet nader onderzoeken. Het voorgaande is immers voldoende om te oordelen dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit, ondanks een toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige, dient te worden vernietigd wegens strijd met de rechtsregel dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3:2 van de Awb). Bovendien berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering, zulks in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres.
2.12 Het verzoek om veroordeling tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit vergoeding van de wettelijke rente, wordt afgewezen. Niet valt immers uit te sluiten dat verweerder in zijn nog te nemen nieuwe beslissing tot de conclusie komt dat eiseres onveranderd blijft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25%.
2.13 Nu het beroep gegrond wordt verklaard dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank het bedrag van die kosten vast op het hieronder opgenomen bedrag.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;
wijst het verzoek om veroordeling tot betaling van schadevergoeding af;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
gelast dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 37,- vergoedt.
Deze uitspraak is gegeven door mrs. J.G.M. Wouters, J.P.M. Zeijen en P.H.J.G. Römers rechters, en uitgesproken in het openbaar door mr. Wouters, in tegenwoordigheid van
mr. J.H.C.W. Vonk als griffier, op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op