Rechtbank Den Haag, 15-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8288, SGR 21/771
Rechtbank Den Haag, 15-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8288, SGR 21/771
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 augustus 2022
- Datum publicatie
- 29 augustus 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:8288
- Zaaknummer
- SGR 21/771
Inhoudsindicatie
Heeft verweerder in het kader van het IVRK voldoende rekenschap gegeven van de belangen van de kinderen? Om die toetsing invulling te geven heeft de rechtbank aanleiding gezien om de kinderen te horen, op grond van artikel 12 van het IVRK. Gelet op de informatie uit het gesprek met de kinderen, de behandeling ter zitting en de verdere in het dossier aanwezige informatie is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij zijn besluitvorming onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen. In de aanwezigheid van zeer specialistische medische hulp voor de kinderen had verweerder al direct op 1 oktober 2019 aanleiding moeten zien tot het aannemen van een voldoende duurzame band van persoonlijke aard tussen eiseres en Nederland. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/771
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.C. Weijsenfeld),
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (de Svb), verweerder
Inleiding
Eiseres is in juli 2019 met haar minderjarige zoons [zoon 1] en [zoon 2] , beiden geboren op [geboortedag] 2007, vanuit Aruba naar Nederland gekomen. [zoon 1] en [zoon 2] hebben de Nederlandse nationaliteit en zij gaan sinds 16 september 2019 in Nederland naar school. Per 12 september 2019 is aan eiseres een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet toegekend. Eiseres staat met [zoon 1] en [zoon 2] per 9 december 2019 ingeschreven op een briefadres van de daklozenopvang. Van 1 februari 2020 tot en met 31 maart 2020 heeft eiseres in Nederland werkzaamheden verricht als freelancer.
Op 28 februari 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor kinderbijslag voor [zoon 1] en [zoon 2] .
In het besluit van 23 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen om vanaf het eerste kwartaal van 2020 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) te ontvangen. De reden voor de afwijzing is dat eiseres vanaf het eerste kwartaal van 2020 niet woont of werkt in Nederland. Op 1 januari 2020 heeft zij geen duurzaam persoonlijke band met Nederland, omdat zij nog maar een korte periode in Nederland verblijft en uit de andere omstandigheden niet blijkt dat sprake is van een duurzame persoonlijke band met Nederland, aldus het primaire besluit.
In het besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard met betrekking tot het tweede kwartaal van 2020. Met betrekking tot het vierde kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om [zoon 1] en [zoon 2] uit te nodigen voor een gesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 25 april 2022. Van dit gesprek heeft de griffier een verslag gemaakt, dat aan de gemachtigden van partijen is gezonden.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.