Home

Rechtbank Gelderland, 28-10-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:4384, 2277457

Rechtbank Gelderland, 28-10-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:4384, 2277457

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
28 oktober 2013
Datum publicatie
8 november 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2013:4384
Zaaknummer
2277457

Inhoudsindicatie

Gedurende de loonsanctie van het UWV (het derde ziektejaar) is de werkgever gehouden om, net als in het tweede ziektejaar, 70% van het overeengekomen loon door te betalen. De kantonrechter volgt de werkgever niet in haar verweer dat zij, op grond van het bepaalde in artikel 7:629 BW, slechts gehouden is tot voldoening van 70% van het maximum dagloon

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 2277457 \ VV EXPL 13-10114 \ 482

uitspraak van

vonnis in kort geding

in de zaak van

[werknemer]

wonende te [woonplaats]

eisende partij

gemachtigde mr. G.J. Gerrits

tegen

de vennootschap naar buitenlands recht Rees Scientific Corporation

gevestigd te Trenton, New Jersey 08638

gedaagde partij

gemachtigde mr. P. Habermehl

Partijen worden hierna [werknemer] en Rees genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 26 augustus 2013 met producties;

- de brief van 27 september 2013 van de zijde van Rees met producties;

- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 30 september 2013, mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [werknemer] en de gemachtigde van Rees.

2 De feiten

2.1.

[werknemer], geboren op [dag en maand] 1955, is op 1 augustus 2001 voor bepaalde tijd van zes maanden in dienst getreden van Rees. De arbeidsovereenkomst van [werknemer] is met ingang van 15 december 2003 voor onbepaalde tijd verlengd.

2.2.

[werknemer] verricht de functie van International Sales Manager, gedurende 40 uren per week, tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 5.218,50, te vermeerderen met 8,5 % vakantiebijslag.

2.3.

Op 22 juni 2011 is [werknemer] arbeidsongeschikt geraakt.

2.4.

In de periode van 22 juni 2011 tot en met 31 december 2011 heeft Rees het volledige (overeengekomen) loon doorbetaald aan [werknemer]. Daarna heeft Rees tot 18 juni 2013 70 % van het overeengekomen loon doorbetaald.

2.5.

[werknemer] heeft bij het UWV een aanvraag gedaan voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (verder: WIA).

2.6.

Bij beslissing van 5 juni 2013 heeft het UWV aan Rees een loonsanctie opgelegd. Geoordeeld is dat Rees niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Op grond hiervan komt [werknemer] (vooralsnog) niet in aanmerking voor een uitkering op grond van de WIA, maar dient Rees tot 18 juni 2014 loon door te betalen aan [werknemer].

2.7.

Met ingang van 18 juni 2013 is Rees in eerste instantie volledig gestaakt met loonbetaling. Op 15 augustus 2013 is Rees overgegaan tot betaling van 70 % van het maximum dagloon, met terugwerkende kracht vanaf 18 juni 2013.

2.8.

Bij brief van 27 september 2013 heeft Assist Verzuim namens Rees bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[werknemer] vordert, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [werknemer]:

-

om binnen 24 uren na betekening van het vonnis, het sinds 18 juni 2013 aan [werknemer] toekomende loon van € 3.652,95 bruto per maand (zijnde 70 % van het overeengekomen loon), te vermeerderen met 8,5 % vakantiebijslag te betalen tot het moment dat de dienstbetrekking rechtsgeldig is of zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW over iedere loonbetaling die niet tijdig is of zal worden voldaan;

-

tot betaling van de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag der algehele betaling;

-

tot betaling van de proceskosten.

3.2.

[werknemer] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Rees dient gedurende de loonsanctie die is opgelegd door het UWV 70 % van het overeengekomen loon (in plaats van 70 % van het maximale dagloon) door te betalen. Ondanks aanmaningen en sommaties heeft Rees niet aan haar betalingsverplichting voldaan. Daarom is Rees ook wettelijke rente en de wettelijke verhoging verschuldigd.

[werknemer] stelt dat sprake is van een spoedeisend belang. Immers, door Rees wordt nog maar 70 % van het maximum dagloon betaald. [werknemer] is kostwinner en zal – als de bestaande situatie voortduurt – niet meer in staat zijn om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Bovendien is geen compensatie of vergoeding geboden voor de periode van bijna twee maanden waarin [werknemer] geen loon heeft ontvangen.

3.3.

Rees voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing