Rechtbank Gelderland, 11-09-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5742, AWB-14_1179
Rechtbank Gelderland, 11-09-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5742, AWB-14_1179
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 11 september 2014
- Datum publicatie
- 23 oktober 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:5742
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2016:1138, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-14_1179
Inhoudsindicatie
Wob-verzoek. Aan de afwijzing van de aanvraag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de verzochte metagegevens niet zijn vastgelegd in een bestaand document en dat hij op grond van de Wob niet gehouden is een nieuw document te creëren. Niet wordt betwist dat de door eiser verzochte gegevens voorhanden zijn in de systemen van verweerder. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder hiervan een schermafdruk kan maken en dit aan hem kan overhandigen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij niet zeker weet of zijn systemen de mogelijkheid bieden om een dergelijke afdruk te maken en voorts dat hij op grond van de Wob niet gehouden is een nieuw document te vervaardigen. De rechtbank is echter van oordeel dat het enkel maken van een schermprint niet kan worden aangemerkt als het genereren van een nieuw document en dat verweerder derhalve gehouden was van de verzochte gegevens een afdruk te maken en deze openbaar te maken. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het maken van een uitdraai niet mogelijk is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit ter zitting onvoldoende heeft onderbouwd. Nu de beroepsgrond van eiser slaagt, behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 14/1179
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: F.P.B. Waals),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, te Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 12 september 2013 heeft eiser een verzoek om informatie ingediend met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluit van 18 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek afgewezen.
Bij brieven van 18 oktober 2013 en 12 november 2013 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Op 14 februari 2014 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.C. Rijk.
Overwegingen
1. Bij brief van 12 september 2013 heeft eiser verzocht om openbaarmaking van de metagegevens betreffende de brief van verweerder van 5 september 2013 met kenmerk LJN BH9729.
2. Aan de afwijzing van de aanvraag heeft verweerder kort gezegd ten grondslag gelegd dat de verzochte metagegevens niet zijn vastgelegd in een bestaand document en dat hij op grond van de Wob niet gehouden is een nieuw document te creëren.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder kort samengevat ten grondslag gelegd dat hij de verzochte metagegevens uitsluitend kan herleiden, indien het betreffende controlespoor in zijn administratiesysteem wordt nagegaan, en dat de Wob geen verplichting kent om uit dit systeem een document te genereren, ongeacht de mate van inspanning. Volgens verweerder is geen sprake van gegevens vervat in een document en dus ook niet van gegevens die openbaar gemaakt kunnen worden op grond van de Wob. Nu evident is dat het verzoek van eiser zich niet richt op een bestaand document, is het bezwaar kennelijk ongegrond, zodat van het horen is afgezien.
3. Eiser heeft kort gezegd aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, daar de hoorplicht is geschonden. Daarnaast bestrijdt eiser dat de verzochte gegevens niet onder de reikwijdte van de Wob vallen, nu de informatie zichtbaar is op het computerscherm van verweerder zodat geen specifiek document hoeft te worden gegenereerd om de metagegevens openbaar te maken. Dat er voor verweerder mogelijkerwijs geen directe printknop is waarmee de gevraagde informatie afgedrukt kan worden, miskent de vele opties die de Wob biedt om informatie te verstrekken. Het enkel maken van een schermafdruk, kan niet worden aangemerkt als het genereren van een nieuw document in de zin van de Wob, aldus eiser.
4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het maken van een schermafdruk in het onderhavige geval dient te worden aangemerkt als het vervaardigen van een nieuw document. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Artikel 3, eerste lid, van de Wob, bepaalt dat een ieder kan verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede artikellid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Het vierde artikellid bepaalt dat indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk verzoekt om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
Het vijfde artikellid bepaalt dat informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar dient te worden gemaakt, tenzij daarvan op grond van de in artikel 10 en 11 opgenomen weigeringsgronden of beperkingen dient te of kan worden afgezien.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
b. kennisneming van de inhoud toe te staan;
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid van deze bepaling verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door verzoeker verzochte vorm, tenzij:
- het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
- de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
5. Niet wordt betwist dat de door eiser verzochte gegevens voorhanden zijn in de systemen van verweerder. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder hiervan een schermafdruk kan maken en dit aan hem kan overhandigen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij niet zeker weet of zijn systemen de mogelijkheid bieden om een dergelijke afdruk te maken en voorts dat hij op grond van de Wob niet gehouden is een nieuw document te vervaardigen. De rechtbank is echter van oordeel dat het enkel maken van een schermprint niet kan worden aangemerkt als het genereren van een nieuw document en dat verweerder derhalve gehouden was van de verzochte gegevens een afdruk te maken en deze openbaar te maken. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het maken van een uitdraai niet mogelijk is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit ter zitting onvoldoende heeft onderbouwd. Nu de beroepsgrond van eiser slaagt, behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond zodat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt indien hij niet binnen de hierna te noemen termijn een nieuw besluit neemt.
Er bestaat immers geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder geen gevolg zal geven aan deze uitspraak.
7. Nu het beroep gegrond verklaard wordt, bepaalt de rechtbank tevens dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 165 vergoedt.
8. Tot slot acht de rechtbank voldoende termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 6 januari 2014;
- draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken een nieuw besluit op bezwaar te
nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 165
vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep ten bedrage van € 974;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Linde, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. H.J.M. Fransen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.