Rechtbank Gelderland, 15-10-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6648, 05/900030-10
Rechtbank Gelderland, 15-10-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6648, 05/900030-10
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2014
- Datum publicatie
- 21 oktober 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:6648
- Zaaknummer
- 05/900030-10
Inhoudsindicatie
De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een 42-jarige man. De vordering was niet ‘onverwijld’, zoals de wet voorschrijft, ingediend en de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling was op het moment van de zitting al verstreken. In deze zaak heeft het openbaar ministerie onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de veroordeelde aan de ene kant en met de belangen van een veilige samenleving aan de andere kant. Nu daarnaast in de vordering en in de betekening van de oproeping onzorgvuldigheden zijn opgetreden, heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/900030-10
V.I.-zaaknummer : 99-000047-15
Datum zitting : 15 oktober 2014
Datum uitspraak : 15 oktober 2014
Beslissing van de meervoudige kamer naar aanleiding van de op 2 oktober 2014 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht, met betrekking tot de veroordeelde:
naam: [veroordeelde], hierna ook te noemen: veroordeelde,
geboren op : [geboortedatum],
GBA-adres : [adres].
Procedure
Ter zake van drie vonnissen en een arrest is veroordeelde tot verschillende gevangenis-straffen veroordeeld, resulterende in een voorwaardelijke invrijheidstelling van 385 dagen.
Bij Besluit Voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 10 januari 2012 is veroordeelde, met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), op 24 september 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Bij Besluit van 19 november 2013 zijn de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling gewijzigd. Op 14 oktober 2014 is de volledige periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling verstreken.
Op 11 juli 2014 heeft de reclassering IrisZorg gerapporteerd dat, kort samengevat, veroordeelde de samenwerking met de reclassering heeft stopgezet. Daarbij heeft de reclassering geadviseerd de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen. Dit advies is op diezelfde datum besproken met een medewerker van de CVVI (onderdeel van het openbaar ministerie).
Op 2 oktober 2014 heeft de officier van justitie de onderhavige vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Die vordering strekt ertoe dat de rechtbank beslist dat last zal worden gegeven tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 120 dagen.
De vordering tot herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2014. Daarbij is veroordeelde niet verschenen. Gehoord zijn de deskundige mevrouw[deskundige](reclasseringswerker) en de officier van justitie mr. E. Agelink.