Rechtbank Gelderland, 08-11-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4787, 18/1795
Rechtbank Gelderland, 08-11-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4787, 18/1795
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 8 november 2018
- Datum publicatie
- 14 november 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:4787
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2019:1981, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 18/1795
Inhoudsindicatie
Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser is geen belanghebbende; gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/1795
in de zaak tussen
(gemachtigde: M.H. Brascamp),
en
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. F.H. van Sintmaartensdijk en J. Wesseldijk. Namens derde-partij zijn verschenen [derde-partij], R. de Wolff, deskundige [derde-partij] en gemachtigde
mr. D.S. Groeneveld.
Overwegingen
1. Eiser is eigenaar van de percelen [locatie], [locatie], [locatie] en [locatie] en twee percelen, kadastraal bekend onder de nummers [locatie] en [locatie], in [woonplaats]. Derde-partij heeft een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark op het perceel [locatie] in [woonplaats].
De omgevingsvergunning ziet op de activiteit: ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op de gevraagde locatie van het zonnepark rusten de bestemmingen ‘Agrarisch’ en ‘Natuur’. Niet in geschil is dat het zonnepark niet past binnen deze bestemmingen en daarom in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied eerste herziening’.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde vergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo verleend.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder de ruimtelijke onderbouwing ‘Zonneakker Voorst’ ten grondslag gelegd. In de ruimtelijke onderbouwing staat dat er geen belemmeringen zijn voor het verlenen van de omgevingsvergunning.
Crisis- en herstelwet 2. Op grond van artikel 1.1, eerste lid, onder a, gelezen in verbinding met categorie 1, onder 1.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het bestreden besluit.
Ontvankelijkheid
3. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan toekomen, zal de rechtbank eerst de vraag moeten beantwoorden of het beroep ontvankelijk is. Om deze vraag te beantwoorden zal de rechtbank onderzoeken of eiser belanghebbende is.
Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Bij de beantwoording van de vraag of eiser belanghebbende is stelt de rechtbank voorop dat vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(hierna: de Afdeling), zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, bepaalt dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat hij als gevolg van de verleende vergunning gevolgen van enige betekenis kan ondervinden.
In haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, heeft de Afdeling toegelicht dat gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar die gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt onder meer acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op en planologische uitstraling van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
De rechtbank stelt vast dat de kortste afstand tussen de percelen van eiser en het zonnepark ongeveer 215 meter bedraagt. De gevolgen van het zonnepark voor het zicht van eiser zijn van geringe betekenis. Onder meer aan de noordzijde van het zonnepark wordt beplanting geplaatst van 3 meter hoog om het zicht op de 2,5 meter hoge zonnepanelen te ontnemen. Ook de foto die eiser op de zitting heeft overgelegd bevestigt dat de verandering die in het uitzicht optreedt minimaal is; op de foto valt het zonnepark weg in het omringende landschap. Verder is nog van belang dat op basis van de agrarische bestemming een soortgelijke belemmering van het uitzicht zou kunnen ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat in zoverre gevolgen van enige betekenis ontbreken. Verder is niet gebleken van andere ruimtelijke effecten waardoor eiser gevolgen van enige betekenis ondervindt. Daar komt bij dat eiser op de zitting heeft toegelicht dat het hem enkel gaat om zijn uitzicht en dat hij niet verwacht dat sprake zal zijn van andere ruimtelijke gevolgen. Gelet hierop is eiser geen belanghebbende bij het bestreden besluit.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Gelo, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd. |