Home

Rechtbank Groningen, 08-12-2009, BK7089, 409550 CV EXPL 09-3814

Rechtbank Groningen, 08-12-2009, BK7089, 409550 CV EXPL 09-3814

Gegevens

Instantie
Rechtbank Groningen
Datum uitspraak
8 december 2009
Datum publicatie
18 december 2009
ECLI
ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7089
Zaaknummer
409550 CV EXPL 09-3814

Inhoudsindicatie

Gelet op HR 26 mei 2000 (NJ 2000/473) dient een sociaal plan tekstueel te worden uitgelegd. Dat betekent in casu dat voor outplacement gereserveerde kosten niet in mindering kunnen worden gebracht op de suppletie die is verstrekt aan werknemers voor wie een ontslagvergunning is aangevraagd en verleend. Deze kosten zijn namelijk niet gemaakt.

Dat toetsing aan het Haviltex-criterium (waarbij alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van betekenis zijn) tot een andere uitkomst zou (kunnen) leiden doet daaraan niet af, nu dit criterium in dit geval niet dient te worden gehanteerd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

Sector kanton

Locatie Winschoten

Zaak\rolnummer: 409550 \ CV EXPL 09-3814

Vonnis d.d. 8 december 2009

inzake

Q.,

wonende te [adres],

eiser, hierna Q. te noemen,

gemachtigde mr. C.M.J. Moerkens, verzonden aan FNV Kunsten, Informatie en Media te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap Zaadhof's Cartonnagefabrieken B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te (9672 AR) Winschoten, Industrieweg 18,

gedaagde, hierna Zaadhof te noemen,

gemachtigde T. Angerman, werkzaam bij De Jong & Laan accountants en belastingadviseurs te Assen.

PROCESGANG

Q. heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd Zaadhof te veroordelen tot betaling van € 2.500,00 bruto vermeerderd met rente en kosten.

Zaadhof heeft de vordering bestreden.

Bij tussenvonnis van 23 juni 2009, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is een comparitie van partijen gelast.

De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 12 november 2009, in aanwezigheid partijen (Zaadhof deugdelijk vertegenwoordigd) en hun gemachtigden.

Van hetgeen ter zitting is verklaard, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.

OVERWEGINGEN

1. De feiten

1.1 Q. is bij Zaadhof van 15 november 1991 tot 23 februari 2007 in dienst geweest in de functie van algemeen productiemedewerker & cacheerder tegen een salaris van laatstelijk € 1.525,85 bruto per vier weken.

1.2 Op 28 november 2006 heeft de CWI een vergunning afgegeven voor een ontslag van Q. op grond van bedrijfseconomische redenen. Zaadhof heeft Q. op 30 november 2006 schriftelijk ontslag aangezegd per 23 februari 2007.

1.3 Voor de reorganisatie is een Sociaal Beleidsplan opgesteld.

1.3.1 In hoofdstuk 7 van dat plan is opgenomen: “Elke werknemer waarvoor ontslag wordt aangevraagd, wordt automatisch voor outplacementbegeleiding aangemeld. Werknemers hebben de mogelijkheid om af te zien van outplacement”.

1.3.2 Onder 9.2 van dat plan staat vermeld: “werknemer ontvangt een aanvulling van 19% van zijn laatstverdiende brutoloon. Indien wordt aangevuld op lager salaris dan is de aanvulling het verschil van 89% van het laatstverdiende brutosalaris en het nieuwe loon, doch ten hoogste 19% van het laatstverdiende brutosalaris. Voor de bepaling van het brutosalaris wordt uitgegaan van het salaris waarnaar de WW-uitkering is berekend.”

1.3.3 Voorts staat onder 9.4 van dat plan vermeld: “Per werknemer zal op het beschikbare bedrag op basis van bovenstaande alineas een bedrag van € 2.500,- in mindering gebracht worden voor de kosten van outplacement.”

1.4 Q. heeft geen gebruik gemaakt van de outplacementbegeleiding. Zaadhof heeft € 2.500,00 ingehouden op de aan Q. verstrekte suppletie.

2. Het geschil

Het geschil spitst zich toe op de vraag of Zaadhof op grond van het Sociaal Beleidsplan gerechtigd is een bedrag van € 2.500,00 bruto in te houden op de aan Q. verstrekte suppletie. Partijen zijn verdeeld over de wijze waarop het Sociaal Beleidsplan op dit punt dient te worden uitgelegd.

3. Beoordeling

3.1 De Hoge Raad heeft op 26 mei 2000 (NJ 2000/473) uitgemaakt dat – gezien de gelijkenis van een Sociaal Plan met een collectieve arbeidsovereenkomst – de uitleg van de bepalingen van een Sociaal Plan dient te geschieden analoog aan hetgeen geldt voor de uitleg van een collectieve arbeidsovereenkomst, te weten dat de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn, ook als het geschil omtrent de uitleg is gerezen tussen partijen die beide bij de totstandkoming daarvan waren betrokken. Dit betekent dat de kantonrechter het Sociaal Beleidsplan tekstueel moet uitleggen.

3.2 Tekstuele uitleg van het Sociaal Beleidsplan brengt de kantonrechter op grond van de navolgende overwegingen tot de conclusie dat Zaadhof niet het recht toekomt de voor outplacement gereserveerde kosten van € 2.500,00 bruto per werknemer in te houden op de suppletie.

3.3 In het Sociaal Beleidsplan is in hoofdstuk 7 vastgelegd dat werknemers de mogelijkheid hebben om af te zien van outplacement. Wat de financiële gevolgen zijn voor een werknemer die afziet van outplacement is niet vastgelegd in het plan.

3.4 In 9.2 van het Sociaal Beleidsplan is bepaald welke suppletie wordt verstrekt aan werknemers voor wie een ontslagvergunning is aangevraagd en verleend. Op die suppletie strekken volgens hetgeen vermeld staat onder 9.4 van dat plan in mindering de kosten voor outplacement. Vastgesteld dient echter te worden dat die kosten niet zijn gemaakt, zodat ze ook niet mogen worden afgetrokken.

3.5 Dat toetsing aan het Haviltex-criterium (waarbij alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van betekenis zijn) tot een andere uitkomst zou (kunnen) leiden doet aan het voorgaande niet af, nu dit criterium in dit geval niet dient te worden gehanteerd.

3.6 De gevorderde € 2.500,00 bruto zal daarom, evenals de daarover gevorderde wettelijke rente, worden toegewezen.

3.7 Omdat de in het geding zijnde incassowerkzaamheden naar aard en omvang als redelijk kunnen worden aangemerkt, dient Zaadhof ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten aan Q. te vergoeden. Deze kosten zullen conform het gebruikelijke en redelijke tarief worden bepaald op € 300,00.

3.8 Zaadhof zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor zover Q. nakosten, voorzien in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), heeft gevorderd wordt geoordeeld dat de verschuldigdheid van deze kosten reeds is begrepen in de kostenveroordeling en dat bij een eventueel geschil over de hoogte de weg van artikel 237 lid 4 Rv moet worden gevolgd.

BESLISSING

De kantonrechter:

- veroordeelt Zaadhof om aan Q. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 2500,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;

- veroordeelt Zaadhof om aan Q. te voldoen een bedrag van € 300,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;

- veroordeelt Zaadhof tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Q. tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 208,00 aan griffierecht, € 85,98 aan explootkosten en € 300,00 voor salaris van de gemachtigde;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 8 december 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

typ: wj