Home

Rechtbank Haarlem, 29-01-2004, AO3128, 03-1186

Rechtbank Haarlem, 29-01-2004, AO3128, 03-1186

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 januari 2004
Datum publicatie
5 februari 2004
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2004:AO3128
Formele relaties
Zaaknummer
03-1186

Inhoudsindicatie

Chipshol heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het - inmiddels ingetrokken - voorbereidingsbesluit. De raad van de gemeente Haarlemmermeer heeft op goede gronden geoordeeld dat Chipshol geen procesbelang meer heeft en heeft terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak in hoger beroep vernietigd; LJN AR8351.

Uitspraak

reg. nr: Awb 03 - 1186

uitspraakdatum: 29 januari 2004

RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht

meervoudige kamer

U I T S P R A A K

in de zaak van:

Chipshol III B.V.,

gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,

eiseres,

gemachtigde: mr. drs. H.J.M. van Schie, advocaat te Amsterdam,

-- tegen --

de raad van de gemeente Haarlemmermeer,

verweerder,

gemachtigde: mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.

1. Ontstaan en loop van het geding

Bij besluit van 21 november 2002, gepubliceerd op 22 november 2002, heeft verweerder op basis van artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaald dat voor de gebieden die op de bij dit besluit behorende tekening als zodanig zijn aangegeven, een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid. Blijkens het besluit is het op 23 november 2002 in werking getreden.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 29 november 2002 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 30 januari 2003 heeft verweerder het voorbereidingsbesluit van 21 november 2002 ingetrokken.

Bij besluit van 15 mei 2003, verzonden 2 juni 2003 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om vergoeding van de kosten gemaakt in de bezwaarfase afgewezen.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 11 juli 2003 beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is behandeld ter zitting van 18 december 2003, alwaar namens eiseres [naam persoon], directeur, is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd en mr. M.P. van der Plaats en mr. A. Hogeveen, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.

2. Overwegingen

2.1. Bij brief van 18 november 2002 heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat het college van burgemeester en wethouders verzocht om op zo kort mogelijke termijn aan verweerder voor te stellen om voor de delen van het grondgebied van verweerders gemeente, waar op grond van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol beperkingen zullen gelden, een voorbereidingsbesluit te nemen. De staatssecretaris gaf aan dit verzoek te doen omdat zij vreest dat er zich in de periode tot de inwerkingtreding van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol ontwikkelingen kunnen voordoen die zich niet verhouden met dat besluit.

2.2. Bij besluit van 21 november 2002 heeft verweerder vervolgens overeenkomstig vorenstaand verzoek van de staatssecretaris en gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders een voorbereidingsbesluit genomen voor de gebieden welke zijn aangegeven op de bij dat besluit behorende tekening. Het voorbereidingsbesluit is op 22 november 2002 gepubliceerd en op 23 november 2002 in werking getreden.

2.3. Het gebied waarop het voorbereidingsbesluit van toepassing is omvat tevens het Groenenbergterrein te Schiphol-Rijk, dat eigendom is van eiseres en waar zij een omvangrijk bouwplan wenst te realiseren.

2.4. Bij besluit van 30 januari 2003 heeft verweerder voornoemd voorbereidingsbesluit ingetrokken. De reden hiervoor is dat tijdens de raadsvergadering waarin het voorbereidingsbesluit is vastgesteld, dusdanige vormfouten zijn gemaakt dat er in juridische zin geen sprake kan zijn van een rechtsgeldig voorbereidingsbesluit, aldus verweerder.

2.5. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gericht tegen het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) tevens geacht te zijn gericht tegen de intrekking hiervan. Voorts heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen beide besluiten niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiseres, nu het voorbereidingsbesluit is vernietigd, geen concreet en actueel belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid hiervan.

2.6. Met intrekking van het voorbereidingsbesluit bestaat het bestuursbesluit dat aanleiding was voor het onderhavige geschil niet meer. De rechtbank stelt dan ook vast dat eiseres wat dit betreft in beginsel geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar. Er kan echter wel een procesbelang aangenomen worden indien eiseres kan aantonen schade te hebben geleden als gevolg van het voorbereidingsbesluit. Eiseres dient daartoe aannemelijk te maken dat de door haar gestelde schade daadwerkelijk is geleden. Hiertoe dient eiseres in ieder geval een begin van bewijs aan te dragen.

2.7. Eiseres stelt nadrukkelijk schade te hebben geleden. Zij voert hiertoe het volgende aan.

De inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit brengt met zich dat een redelijk handelend ondernemer op dat moment nooit een bouwaanvraag zal indienen, gelet op onder meer de onzekere uitkomst en de hoogte van de daarvoor verschuldigde leges. Dit heeft een vertragend effect op de ontwikkeling van het bouwplan van eiseres. Eiseres stelt als gevolg hiervan vertragingsschade te hebben geleden.

Eiseres stelt vervolgens dat het voorbereidingsbesluit haar heeft genoodzaakt schadebeperkende maatregelen te treffen. Zij heeft daartoe op 22 november 2002, één dag na het voorbereidingsbesluit was genomen en één dag voor de inwerkingtreding daarvan, twee nieuwe bouwaanvragen ingediend. Het betreft hier de hernieuwde indiening van de op 20 november 2003 door verweerder geweigerde bouwaanvragen. Hiervoor heeft eiseres architectkosten moeten maken en zij is voor het in behandeling nemen van deze aanvragen leges verschuldigd. Eiseres bestrijdt het standpunt van verweerder dat zij deze kosten anders ook gemaakt zou hebben en stelt dat de onderhavige kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het voorbereidingsbesluit. Indien het voorbereidingsbesluit niet was genomen had eiseres bezwaar en mogelijk beroep aangetekend tegen de op 20 november 2002 geweigerde bouwaanvraag en had zij niet overhaast belangrijke kosten gemaakt voor het indienen van nieuwe bouwaanvragen.

Eiseres stelt voorts dat overige schade, welke mogelijk het gevolg is van de onder grote tijdsdruk ingediende bouwaanvragen, niet is uit te sluiten.

Tot slot stelt eiseres schade te hebben geleden als gevolg van het feit dat zij pas op 13 februari 2003, na intrekking van het voorbereidingsbesluit, bouwaanvragen in heeft kunnen dienen voor het resterende deel van het project. Op 6 mei 2003 heeft verweerder de aangevraagde bouwvergunningen verleend. Dit is echter nadat op 20 februari 2003 een bouwverbod ex artikel 38 van de Luchtvaartwet in werking is getreden. Eiseres stelt dat nu nog onduidelijk is in hoeverre dit van invloed is op de omvang van de schade.

2.8. Ten aanzien van de door eiseres gestelde schade overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij vertragingsschade heeft geleden ten gevolge van het voorbereidingsbesluit, nu zij geen bouwaanvragen heeft ingediend terwijl het besluit van kracht was. Het standpunt van eiseres dat de hoge kosten en de geringe kans van slagen hieraan in de weg staan, doet hieraan niet af. Het zou overigens ook in de lijn van de visie van eiseres, dat het voorbereidingsbesluit onrechtmatig was, hebben gelegen de voor haar bouwplan vereiste handelingen te continueren en de vereiste bouwaanvragen in te dienen.

Door de door eiseres gestelde schade voor het overhaast indienen van de bouwaanvragen van 22 november 2002 als gevolg van het voorbereidingsbesluit, acht de rechtbank evenmin aannemelijk, nu het indienen van deze bouwaanvragen geheel voor risico van eiseres komt.

Dat er sprake zou zijn van overige ten gevolge van het voorbereidingsbesluit geleden schade heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt. Het is niet voldoende om te stellen dat in de toekomst mogelijk schade zal worden geleden. Eiseres dient een begin van bewijs aan te dragen, hetgeen niet is gedaan.

De schade die eiseres stelt te zullen ondervinden indien het bouwverbod ex artikel 38 van de Luchtvaartwet van toepassing is op haar bouwplannen, is een rechtstreeks gevolg van voornoemd bouwverbod en niet van het bestreden voorbereidingsbesluit.

2.9. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat eiseres schade heeft geleden als gevolg van het voorbereidingsbesluit. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dan ook terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

2.10. Eiseres heeft voorts inhoudelijke grieven aangevoerd met betrekking tot het voorbereidingsbesluit van 21 november 2003. Aan de beoordeling daarvan kan de rechtbank niet toekomen.

2.11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.12. Er is geen sprake van krachtens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

3. Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, voorzitter van de meervoudige kamer en mrs. J.M. Janse van Mantgem en P.M.B. Schrijvers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.

Afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.