Rechtbank Haarlem, 28-01-2009, BH1221, 138638 - HA ZA 07-1113
Rechtbank Haarlem, 28-01-2009, BH1221, 138638 - HA ZA 07-1113
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 28 januari 2009
- Datum publicatie
- 28 januari 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BH1221
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY4126, Niet ontvankelijk
- Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4126
- Zaaknummer
- 138638 - HA ZA 07-1113
Inhoudsindicatie
N.V. Luchthaven Schiphol vordert van Chips(h)ol III B.V. ex artikel 55 Luchtvaartwet (Lvw) de waardevermeerdering van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van een eerder opgelegde bouwverbod. Hoewel artikel 55 Lvw ingevolge artikel 80a Lvw niet meer van toepassing is op de luchthaven Schiphol volgt de rechtbank partijen in hun standpunt dat de Luchthaven ook thans nog een beroep kan doen op artikel 55 Lvw, omdat dit artikel de grondslag vormt voor een terugvorderingsactie van hetgeen eerder op grond van artikel 50 Lvw in verband met de schade als gevolg van het bouwverbod is vergoed. Van waardevermeerdering als gevolg van de opheffing van het bouwverbod is evenwel geen sprake. Naar analogie van de waardering van de schade als gevolg van het bouwverbod in de artikel 50 procedure, wordt onder waardevermeerdering verstaan de meerdere waarde in het economisch verkeer. Anders dan de Luchthaven betoogt, betekent dit niet dat bij de waardebepaling geen rekening moet worden gehouden met planologische beperkingen of andere waardedrukkende omstandigheden. Deze beperkingen en omstandigheden bepalen immers mede de prijs die een redelijk handelend koper bereid is voor het Groenenbergterrein te betalen. Chip(s)hol heeft onweersproken aangevoerd dat op grond van het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB) en het daarmee corresponderende Paraplubestemmingsplan Luchthavenindeling ook na de opheffing van het bouwverbod dezelfde hoogtebeperkingen zijn blijven gelden voor het oprichten of hebben van bouwwerken op het Groenenbergterrein. In zoverre heeft de opheffing van het bouwverbod geen verandering gebracht in de mogelijkheden tot bebouwing van het Groenenbergterrein. Anders dan onder het bouwverbod is het na de opheffing daarvan evenwel mogelijk om van het LIB af te wijken na verklaring van geen bezwaar van de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (vgl. artikel 8.9 Wet luchtvaart). De onzekerheid met betrekking tot de uitkomst van die procedure is voor een redelijk handelend koper echter te groot om direct na de enkele opheffing van het bouwverbod enige meerwaarde te kunnen realiseren.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 138638 / HA ZA 07-1113
Vonnis van 28 januari 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. LUCHTHAVEN SCHIPHOL,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. L. Koning,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHIP(S)HOL III B.V.,
gevestigd te Wassenaar, kantoorhoudende te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
advocaat mr. drs. H.J.M. van Schie,
2. [Gedaagde 2],
wonende te Aalsmeer,
gedaagde,
advocaat mr. H. Oomen.
Partijen zullen hierna de Luchthaven, Chip(s)hol en [gedaagde 2] worden genoemd. Chip(s)hol en [gedaagde 2] zullen tezamen ook Chip(s)hol c.s. worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 4 juni 2008
- de conclusie van dupliek tevens houdende bezwaar vermeerdering eis met producties
- het proces-verbaal van de pleidooizitting van 2 december 2008 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij akte van economische eigendomsoverdracht van 22 december 1993 heeft [gedaagde 2] enige percelen land nabij de Fokkerweg in de gemeente Haarlemmermeer (verder: het Groenenbergterrein) in economische zin overgedragen aan Chip(s)hol.
2.2. Op 11 februari 2003 heeft de Gemeente Haarlemmermeer aan Chip(s)hol twee bouwvergunningen verleend voor het bouwen van bedrijfspanden en kantoren op het Groenenbergterrein (fase I).
2.3. Bij besluit van 19 februari 2003, bekendgemaakt op 20 februari 2003, heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de bouwmogelijkheden op het Groenenbergterrein ingevolge artikel 38 Luchtvaartwet (Lvw) beperkt (verder: het bouwverbod).
2.4. Krachtens het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) geldt vanaf 20 februari 2003 een strikt regiem voor de maximale hoogte van bouwwerken rondom het luchtvaartterrein Schiphol. Deze maximale bouwhoogten zijn gelijk aan de maximale bouwhoogten uit het bouwverbod.
2.5. Op 6 mei 2003 heeft de Gemeente Haarlemmermeer aan Chip(s)hol twee bouwvergunningen verleend voor het bouwen van bedrijfspanden en kantoren op het Groenenbergterrein (fase II).
2.6. Bij dagvaarding van 16 september 2003 heeft Chip(s)hol van de Luchthaven op grond van artikel 50 Lvw de schade gevorderd als gevolg van het bouwverbod op het Groenenbergterrein (rol- en zaaknummer 95866 / HA ZA 03-1163, verder: de artikel 50 procedure). Chip(s)hol heeft op grond van het vonnis in incident van deze rechtbank van 13 juni 2007 op 19 juli 2007 van de Luchthaven een voorschot ontvangen van € 19.000.000,--.
2.7. Bij besluit van 28 juni 2007 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat het bouwverbod met onmiddellijke ingang en onvoorwaardelijk opgeheven.
2.8. De dagvaarding in de onderhavige procedure (hierna ook te noemen: de artikel 55 procedure) is uitgebracht op 22 augustus 2007.
2.9. Bij akte van 23 november 2007 heeft [gedaagde 2] het na onteigening en gedeeltelijke overdrachten nog resterende gedeelte van het Groenenbergterrein geleverd aan Chip(s)hol die dit vervolgens, met uitzondering van een door haarzelf behouden gedeelte, heeft geleverd aan 37 besloten vennootschappen (verder: de Airside BV’s).
2.10. Bij vonnis van deze rechtbank van 30 januari 2008 is de Luchthaven in de artikel 50 procedure veroordeeld tot betaling aan Chip(s)hol van een bedrag van € 16.000.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 maart 2003 tot de dag der algehele voldoening.
2.11. In de artikel 50 procedure is zowel tegen genoemd vonnis in incident, als tegen het eindvonnis van 30 januari 2008 beroep in cassatie ingesteld.
3. De vordering
3.1. De Luchthaven vordert - na intrekking van de vermeerdering van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1. Chip(s)hol c.s. hoofdelijk, althans Chip(s)hol zal veroordelen de somma van € 19.000.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 juli 2007 tot de dag der algehele voldoening, aan de Luchthaven te voldoen,
3.1.2. Chip(s)hol c.s. hoofdelijk, althans Chip(s)hol zal veroordelen om het bedrag voor zover het € 19.000.000,-- overstijgt dat in totaal als schadevergoeding(en) aan Chip(s)hol wordt toegekend door de rechtbank Haarlem in de artikel 50 procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2008 tot de dag der algehele voldoening, aan de Luchthaven te voldoen,
3.1.3. Chip(s)hol zal veroordelen om alle betalingen, waaronder proceskosten en overige kosten, welke zij (de rechtbank begrijpt: de Luchthaven) op grond van alle vonnissen, waaronder in ieder geval het vonnis van 13 juni 2007, van de rechtbank Haarlem in de artikel 50 procedure, aan Chip(s)hol heeft voldaan of zal voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de respectievelijke betalingen tot de dag der algehele voldoening, aan de Luchthaven te voldoen,
3.1.4. Chip(s)hol c.s. hoofdelijk, althans Chip(s)hol, zal veroordelen om aan de Luchthaven te voldoen de geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.1.5. Chip(s)hol c.s. hoofdelijk, althans Chip(s)hol, zal veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de kosten van deskundigen en de kosten van de conservatoire beslagen.
3.2. Tegen de achtergrond van de weergegeven feiten legt de Luchthaven het volgende aan haar vordering ten grondslag. De betalingen tot welke de Luchthaven in de artikel 50 procedure is veroordeeld zijn in de eerste plaats onverschuldigd, omdat de vonnissen die aan de betalingen ten grondslag liggen gecasseerd zullen worden. Voorts dient Chip(s)hol ingevolge artikel 55 Lvw de waardevermeerdering van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van het bouwverbod aan de Luchthaven te vergoeden tot maximaal de schadeloosstelling in de artikel 50 procedure. De waardevermeerdering bedraagt tenminste € 20.5000.000,--.
Subsidiair stelt de Luchthaven dat het vermogen van Chip(s)hol tenminste dubbel gecompenseerd is voor de gestelde waardevermindering van het Groenenbergterrein vanwege het bouwverbod. Immers, Chip(s)hol is gecompenseerd doordat het bouwverbod is opgeheven en heeft daarnaast in de artikel 50 procedure van de Luchthaven € 19.000.000,-- ontvangen. Deze verrijking van Chip(s)hol is ongerechtvaardigd nu een redelijke grond daarvoor ontbreekt.
Meer subsidiair stelt de Luchthaven dat zij aan Chip(s)hol heeft verklaard alle eventuele schulden aan Chip(s)hol te verrekenen met vorderingen van de Luchthaven op Chip(s)hol, waaronder de vordering op grond van waardevermeerdering van het Groenenbergterrein vanwege de opheffing van het bouwverbod.
Uiterst subsidiair stelt de Luchthaven dat als [gedaagde 2] aansprakelijk is jegens de Luchthaven, Chip(s)hol op grond van met [gedaagde 2] gemaakte afspraken [gedaagde 2] moet vrijwaren voor aanspraken van de Luchthaven jegens hem. Voorts stelt de Luchthaven dat Chip(s)hol in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid heeft gehandeld door de Luchthaven te verplichten € 19.000.000,-- aan Chip(s)hol te voldoen, terwijl het bouwverbod inmiddels was opgeheven. Dit handelen is onrechtmatig en Chip(s)hol is daarom gehouden de van de Luchthaven ontvangen bedragen terug te betalen.
4. Het verweer
4.1. Chip(s)hol heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De beoordeling
Onverschuldigde betaling (1)
5.1. De Luchthaven stelt zich primair op het standpunt dat de betalingen waartoe zij in de artikel 50 procedure is veroordeeld onverschuldigd zijn gedaan, omdat de Hoge Raad het incidentele vonnis en eindvonnis van de rechtbank in die procedure volgens haar zal vernietigen. Alsdan ontstaat volgens de Luchthaven een terugbetalingsverplichting voor Chip(s)hol. Aangezien de Hoge Raad nu nog geen (eind)arrest heeft gewezen kan de rechtbank volgens de Luchthaven een voorwaardelijke veroordeling tot terugbetaling uitspreken. Nu de Luchthaven evenwel heeft verklaard dat zij in de cassatieprocedure in de artikel 50 procedure op dezelfde grondslag al een vordering tot terugbetaling heeft ingesteld, is het in strijd met de goede procesorde dat nu in deze procedure eenzelfde vordering aanhangig is gemaakt. Daarbij speelt mee dat de desbetreffende cassatiedagvaarding eerder, namelijk op 2 augustus 2007, is betekend dan de dagvaarding in de onderhavige procedure en dat sprake is van verschillende instanties. De Luchthaven zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering uit onverschuldigde betaling.
Artikel 55 Lvw
5.2. De Luchthaven stelt voorts dat de waardevermeerdering van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van het bouwverbod tenminste € 20.500.000,-- bedraagt. Aangezien Chip(s)hol ingevolge artikel 55 Lvw deze waardevermeerdering aan de Luchthaven moet vergoeden tot maximaal de schadeloosstelling in de artikel 50 procedure, vordert de Luchthaven het door haar betaalde bedrag van € 19.000.000,-- van Chip(s)hol c.s. terug.
5.3. Ingevolge artikel 80a Lvw, dat inwerking is getreden op 20 februari 2003, zijn de artikelen 50 en 55 Lvw met ingang van die datum niet meer van toepassing op de luchthaven Schiphol. Partijen zijn het er evenwel over eens dat artikel 55 Lvw op de opheffing van het bouwverbod op het Groenenbergterrein nog van toepassing is en dat de Luchthaven haar vordering in beginsel tegen Chip(s)hol moet instellen. In dit verband heeft de Luchthaven verklaard dat zij [gedaagde 2] slechts in deze procedure betrokken heeft, voor het geval uit het cassatieberoep in de artikel 50 procedure mocht volgen dat (alleen) [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de vordering uit artikel 55 Lvw.
5.4. Niettegenstaande het standpunt van partijen, heeft de rechtbank ambtshalve de toepasselijkheid van artikel 55 Lvw te toetsen. Vooropgesteld wordt dat de parlementaire geschiedenis bij artikel 80a Lvw niets vermeldt over de gevolgen van dat artikel voor een reeds gelegd verbod ex artikel 38 Lvw (bouwverbod). Voorts zijn er bij de invoering van artikel 80a Lvw ter zake geen bepalingen van overgangsrecht vastgesteld.
5.5. In de artikel 50 procedure heeft de rechtbank overwogen dat, hoewel artikel 50 Lvw op het moment van dagvaarden geen geldend recht meer was, de uit dat artikel voortvloeiende verbintenis tot schadevergoeding is ontstaan vóór 20 februari 2003 en dat deze verbintenis niet is teniet gegaan doordat artikel 50 Lvw met ingang van 20 februari 2003 niet meer op de luchthaven Schiphol van toepassing was.
5.6. Artikel 55 Lvw bepaalt voor zover hier van belang - dat bij opheffing van het bouwverbod de exploitant van het luchtvaartterrein van de eigenaar van het terrein waarop het bouwverbod rustte de waardevermeerdering kan vorderen die ten aanzien van deze eigenaar uit deze opheffing voortvloeit, tot ten hoogste het bedrag dat bij de oplegging van het bouwverbod als schadevergoeding werd toegekend.
5.7. Artikel 55 Lvw biedt zo de grondslag voor een terugvorderingsactie van de exploitant van het luchtvaartterrein van hetgeen eerder op grond van artikel 50 Lvw in verband met de schade als gevolg van het bouwverbod is vergoed. Dit volgt uit het feit dat de vordering op grond van artikel 55 Lvw is gemaximeerd tot het bedrag dat bij de oplegging van het bouwverbod als schadevergoeding werd toegekend. In die systematiek volgt uit de toepasselijkheid van artikel 50 Lvw op het bouwverbod van 19 februari 2003 dat ook artikel 55 Lvw geldend is ten aanzien van de opheffing daarvan. De rechtbank volgt partijen daarom in hun standpunt dat de Luchthaven ook thans nog jegens Chip(s)hol een beroep kan doen op artikel 55 Lvw. Anders dan artikel 50 Lvw, op grond waarvan ook aan hen die een persoonlijk recht hebben ten aanzien van de terreinen waarop een bouwverbod wordt gelegd de daardoor geleden schade wordt vergoed, biedt artikel 55 Lvw blijkens de Memorie van Toelichting bewust geen grond om de waardevermeerdering te vorderen van hen die een persoonlijk recht hebben ten aanzien van de terreinen, maar alleen van de eigenaren van de terreinen en rechthebbenden op een beperkt recht waaraan de terreinen zijn onderworpen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat economische eigendom zozeer gelijkend is op gewone eigendom dat dit in het kader van de artikelen 50 en 55 Lvw gelijkgesteld kan worden. Zij verschilt immers alleen van gewone eigendom doordat de betreffende zaak juridisch nog niet is geleverd, terwijl er, op basis van een onherroepelijke volmacht, op elk moment geleverd kan worden, zoals feitelijk thans ook is geschied. Gelet op het hangende cassatieberoep en de daarmee gepaard gaande onzekerheden acht de rechtbank zich vrij om op dit ondergeschikte punt af te wijken van de overwegingen in de artikel 50 procedure, te meer nu dit materieel geen verschil maakt. Indien immers de rechtbank in de artikel 50 procedure de ontvankelijkheid van Chip(s)hol niet op een persoonlijk recht, maar op de (economische) eigenaarsrechten had gebaseerd, zou dit voor de uitkomst van die zaak geen verschil hebben gemaakt.
5.8. Het voorgaande betekent tevens dat [gedaagde 2] geacht moet worden niet te zijn geraakt door het bouwverbod en evenmin door de opheffing daarvan. Hij is derhalve geen eigenaar ten aanzien waarvan de eventuele waardevermeerdering als gevolg van de opheffing van het bouwverbod voortvloeit, als bedoeld in artikel 55 Lvw. De vordering jegens [gedaagde 2] ligt daarom voor afwijzing gereed. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde 2] geen partij is in de artikel 50 procedure, zodat de overige grondslagen voor de vordering van de Luchthaven hem niet aangaan.
5.9. Chip(s)hol betwist evenwel dat de waarde van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van het bouwverbod is vermeerderd, zodat de Luchthaven volgens Chip(s)hol niets op grond van artikel 55 Lvw te vorderden heeft. Dit verweer slaagt. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.10. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de beoordeling van de waardevermeerdering van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van het bouwverbod dezelfde uitgangspunten moeten worden gehanteerd als destijds bij de vaststelling van de schadevergoeding in de artikel 50 procedure. De rechtbank leidt hieruit af dat de integrale inhoud van het deskundigenbericht in de artikel 50 procedure (door Chip(s)hol overgelegd als productie 13) deel uitmaakt van deze procedure.
5.11. Naar analogie van de waardering van de schade in de artikel 50 procedure (zie p.11 van het deskundigenbericht) wordt onder waardevermeerdering verstaan de meerdere waarde in het economisch verkeer. Anders dan de Luchthaven betoogt, betekent dit niet dat bij de waardebepaling geen rekening moet worden gehouden met planologische beperkingen of andere waardedrukkende omstandigheden. Deze beperkingen en omstandigheden bepalen immers mede de prijs die een redelijk handelend koper bereid is voor het Groenenbergterrein te betalen. Opmerking verdient dat het wegdenken van het LIB bij de waardebepaling, zoals de Luchthaven betoogt, tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden, omdat het LIB ook voor een deel van de door Chip(s)hol beoogde projectontwikkeling (fase I) van belang is geworden, doordat als gevolg van het bouwverbod geen gebruik kon worden gemaakt van de overgangsbepalingen van het LIB.
5.12. Chip(s)hol voert onweersproken aan dat op grond van het LIB en het daarmee corresponderende Paraplubestemmingsplan Luchthavenindeling ook na de opheffing van het bouwverbod dezelfde hoogtebeperkingen zijn blijven gelden voor het oprichten of hebben van bouwwerken op het Groenenbergterrein. In zoverre heeft de opheffing van het bouwverbod geen verandering gebracht in de mogelijkheden tot bebouwing van het Groenenbergterrein. Anders dan onder het bouwverbod, dat immers absoluut was, is het na de opheffing daarvan evenwel mogelijk om van het LIB af te wijken na verklaring van geen bezwaar van de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (vgl. artikel 8.9 Wet luchtvaart (Wlv)). Met Chip(s)hol is de rechtbank echter van oordeel dat de onzekerheid met betrekking tot de uitkomst van die procedure voor een redelijk handelend koper te groot is om direct na de enkele opheffing van het bouwverbod enige meerwaarde te kunnen realiseren.
5.13. De door de Luchthaven overgelegde taxatierapporten van DTZ Zadelhoff en Troostwijk Taxaties B.V. kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Weliswaar wordt de onderhandse verkoopwaarde van het Groenenbergterrein daarin getaxeerd op
€ 21.630.000,--, respectievelijk € 23.700.000,--,¬ maar daarbij is ervan uitgegaan dat de vereiste bouwvergunningen voor marktconforme planvorming, respectievelijk de door Chip(s)hol beoogde projectontwikkeling, worden verleend. Daarmee is de onzekerheid daaromtrent ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
5.14. Ook de omstandigheid dat het Chip(s)hol thans al is toegestaan de vier kantoorpaviljoens te bouwen en dat voor de tweede bouwvergunning uit fase I al een verklaring van geen bezwaar ex artikel 8.9 Wlv is afgegeven, doet hieraan niet af. In de eerste plaats hebben de deskundigen in de artikel 50 procedure immers geoordeeld dat de door Chip(s)hol beoogde projectontwikkeling niet marktconform is en daarom leidt tot een lagere grondwaarde. Het valt daarom niet in te zien dat een redelijk handelend koper bereid is het Groenenbergterrein te kopen met het oog op realisatie van de door Chip(s)hol beoogde projectontwikkeling. Bovendien heeft Chip(s)hol onweersproken gesteld dat de verklaring van geen bezwaar ex artikel 8.9 niet betekent dat de plannen kunnen worden uitgevoerd, aangezien de ruimtelijke reservering voor de tweede Kaagbaan alsnog kan betekenen dat de vereiste verklaring van geen bezwaar ex artikel 19 Wet op de ruimtelijke ordening, die gelet op de overgangsbepalingen van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening nog van toepassing is, niet wordt afgegeven.
5.15. De Luchthaven heeft nog gesteld dat het gedeelte van het Groenenbergterrein waarop de vier paviljoens gebouwd kunnen worden alleen al meer dan € 2.500.000,-- (i.e. de in de artikel 50 procedure vastgestelde waarde van het Groenenbergterrein met het bouwverbod) waard is. Nu de Luchthaven haar stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd gaat de rechtbank daaraan voorbij.
5.16. Ten slotte kan ook uit de verkoop en levering van het Groenenbergterrein aan de Airside BV’s niet worden afgeleid dat het Groenenbergterrein in waarde is vermeerderd als gevolg van de opheffing van het bouwverbod. Weliswaar bedroeg de totale koopprijs bij die transactie € 5.922.194,--, maar Chip(s)hol heeft onweersproken aangevoerd dat dit de louter fiscale kostprijs betrof.
5.17. Op grond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de opheffing van het bouwverbod niet tot waardevermeerdering van het Groenenbergterrein heeft geleid. De vordering van de Luchthaven zal daarom worden afgewezen voor zover deze is gegrond op artikel 55 Lvw.
Ongerechtvaardigde verrijking
5.18. De Luchthaven stelt subsidiair dat Chip(s)hol ongerechtvaardigd is verrijkt, doordat zij in de artikel 50 procedure is gecompenseerd voor de waardevermindering van het Groenenbergterrein als gevolg van het bouwverbod, terwijl haar thans ook de waardevermeerdering als gevolg van de opheffing van het bouwverbod is toegekomen.
5.19. Dit betoog wordt bij gebrek aan een deugdelijke grondslag verworpen. Ongeacht hetgeen hiervoor is overwogen over de waardevermeerdering als gevolg van de opheffing van het bouwverbod, is van ongerechtvaardigde verrijking van Chip(s)hol geen sprake. De ontvangen schadevergoeding vindt immers haar grondslag in het vonnis van deze rechtbank van 30 januari 2008 en de eventuele waardevermeerdering als gevolg van de opheffing van het bouwverbod komt Chip(s)hol toe op grond van de akte van economische eigendomsoverdracht van 22 december 1993. De vordering van de Luchthaven zal daarom worden afgewezen voor zover zij is gegrond op ongerechtvaardigde verrijking.
Onverschuldigde betaling (2)
5.20. De Luchthaven stelt meer subsidiair dat de betalingen waartoe zij in de artikel 50 procedure is veroordeeld onverschuldigd zijn gedaan, omdat zij op 13 juni 2007 schriftelijk aan Chip(s)hol heeft verklaard alle (eventuele) schulden aan Chip(s)hol te verrekenen met vorderingen van de Luchthaven op Chip(s)hol op grond van de waardevermeerdering van het Groenenbergterrein als gevolg van de opheffing van het bouwverbod. Ook nadat op 28 juni 2007 het bouwverbod was opgeheven heeft de Luchthaven volledigheidshalve nogmaals een schriftelijke verrekeningsverklaring uitgebracht, aldus de Luchthaven.
5.21. Ook dit betoog van de Luchthaven faalt. Aangezien in het voorgaande is overwogen dat de opheffing van het bouwverbod niet tot waardevermeerdering van het Groenenbergterrein heeft geleid, heeft de Luchthaven geen vordering op grond van artikel 55 Lvw in verrekening kunnen brengen. De betaling nadien aan Chip(s)hol is derhalve niet onverschuldigd, zodat de vordering op deze grondslag zal worden afgewezen.
5.22. De Luchthaven betoogt voorts dat de betaling van € 19.000.000,-- onverschuldigd is, omdat de schade van Chip(s)hol al door de Provincie Noord-Holland en de Gemeente Haarlemmermeer is vergoed. De rechtbank komt aan de beoordeling van dit betoog, dat overigens al onderwerp van debat is geweest in de artikel 50 procedure, niet toe, aangezien dat een toetsing van het eindvonnis in de artikel 50 procedure zou betekenen, waartoe de rechtbank niet bevoegd is.
Vrijwaring door Chip(s)hol van [gedaagde 2]
5.23. Het betoog van de Luchthaven dat Chip(s)hol [gedaagde 2] dient te vrijwaren voor alle kosten, schade en andere lasten die direct of indirect te maken hebben met het Groenenbergterrein behoeft gelet op wat in rechtsoverweging 5.8 is overwogen geen bespreking.
Onrechtmatige daad
5.24. Uiterst subsidiair betoogt de Luchthaven dat Chip(s)hol onrechtmatig heeft gehandeld door de Luchthaven te verplichten € 19.000.000,-- te voldoen, terwijl het bouwverbod inmiddels was opgeheven en doordat Chip(s)hol weigert de van de Luchthaven ontvangen gelden terug te betalen. De Luchthaven heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de gestelde handelwijze van Chip(s)hol onrechtmatig is. De enkele opheffing van het bouwverbod schept immers nog geen verplichtingen voor Chip(s)hol jegens de Luchthaven. Zij biedt de Luchthaven slechts de mogelijkheid om bij de rechtbank een vordering ex artikel 55 Lvw in te stellen, gelijk zij heeft gedaan. De Luchthaven heeft daarom niet aan haar stelplicht voldaan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De vordering wordt bij gebrek aan een deugdelijk grondslag verworpen.
Conclusie
5.25. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van de Luchthaven jegens Chip(s)hol en [gedaagde 2] zullen worden afgewezen.
Bindende eindbeslissingen
5.26. De voorgaande overwegingen bevatten in r.o. 5.1, 5.8, 5.17, 5.19, 5.21, 5.24 en 5.25 bindende eindbeslissingen. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank deze beslissingen thans evenwel nog niet in een dictum neerleggen. Die redenen zijn dat tal van uitgangspunten, die de rechtbank in de artikel 50 procedure heeft aanvaard en die de rechtbank ook in deze procedure tot uitgangspunt heeft genomen, thans onderwerp van debat zijn in de bij de Hoge Raad aanhangige cassatieprocedure. Niet ondenkbaar is dat de Hoge Raad uiteindelijk op een of meer punten anders zal oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Door nu reeds een eindvonnis te wijzen zouden partijen zich daarom, al was het maar ter bewaring van rechten, gedwongen kunnen voelen om daartegen cassatie in te stellen (voor zover de Luchthaven haar vordering op artikel 55 LVW heeft gebaseerd) dan wel in hoger beroep te gaan (voor zover de Luchthaven haar vordering op andere grondslagen heeft gebaseerd). Met name voor partij [gedaagde 2] zou dit een onaanvaardbare en weinig nuttige - belasting vormen, maar ook voor de andere procespartijen zou dit alleen maar nadeel brengen en zou de procesrechtelijke kluwen van deze zaak alleen maar groter worden.
5.27. Het gegeven dat dit tussenvonnis bindende eindbeslissingen bevat, brengt met zich dat de rechtbank daarop, behoudens uitzonderingen, in haar eindvonnis niet zal kunnen terugkomen. In NJ 2008, 553 heeft de Hoge Raad, voor wat betreft die uitzonderingen, overwogen dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
5.28. Indien in de bij de Hoge Raad aanhangige cassatieprocedure in de artikel 50 procedure uiteindelijk zal blijken dat de Hoge Raad op een of meer punten anders zal oordelen dan de rechtbank heeft gedaan, zal dit voor de rechtbank aanleiding zijn om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissingen. De rechtbank zal de zaak daarom naar de parkeerrol verwijzen teneinde de meest gerede partij de gelegenheid te geven het arrest van de Hoge Raad in de artikel 50 procedure in het geding te brengen.
Proceskosten
5.29. Nu ter gelegenheid van de pleidooien ook is gedebatteerd over de proceskosten, komt het de rechtbank dienstig voor dat partijen ook vernemen hoe de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de proceskosten zou luiden, indien op basis van de huidige stukken een eindvonnis zou worden gewezen. Uitgangspunt is dat de Luchthaven, als de in het ongelijk gestelde partij, in de aan de zijde van Chipshol en [gedaagde 2] gevallen proceskosten zal worden veroordeeld.
5.30. Van de zijde van Chipshol is betoogd dat er redenen zijn om af te wijken van het in overleg tussen de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten tot stand gekomen "Liquidatietarief rechtbanken en hoven" (hierna: het Liquidatietarief). De reden voor die afwijking is volgens Chipshol gelegen in de zogenoemde “cessiekwestie” (het indienen van een processtuk waarin in strijd met de waarheid zou zijn verklaard dat [gedaagde 2] al zijn rechten aan de Luchthaven zou hebben gecedeerd).
5.31. De rechtbank oordeelt dienaangaande als volgt.
Op zich vormt het Liquidatietarief geen recht in de zin van art. 99 RO, en betreft het hier slechts een de rechter niet bindende richtlijn. Daar staat evenwel tegenover dat in de praktijk slechts zeer zelden van dat tarief wordt afgeweken; de discussie over de hoogte van proceskosten pleegt veelal te worden beperkt tot de vraag welke tariefgroep van het Liquidatietarief dient te worden toegepast. In deze zaak is over laatstbedoelde vraag weinig discussie mogelijk: de omvang van de vorderingen leidt bij toepassing van het Liquidatietarief zonder meer tot het hoogste tarief, te weten tarief VIII, welk tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde boven € 1.000.000,-- en waarin ieder punt wordt gewaardeerd op € 3.211,--. In deze zaak zou dit leiden tot een toe te kennen advocatensalaris van 4 punten (cva; cvd; pleidooi), derhalve € 12.844,-.
5.32. De vraag ligt daarom voor of er redenen zijn van het Liquidatietarief af te wijken. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De hoogte van de vordering, een veelvoud van het in tarief VIII als ondergrens genoemde bedrag, vormt op zich geen reden om daarvan af te wijken. In het Liquidatietarief is kennelijk bewust gekozen voor een systeem waarbij alle zaken boven € 1.000.000,-- over een kam worden geschoren. Het enkele feit dat dit tarief, nog meer dan in ‘kleinere’ zaken, de werkelijke proceskosten niet dekt, vormt daarom geen reden voor een hogere vergoeding. Voor wat betreft de cessiekwestie oordeelt de rechtbank dat de opstelling van de Luchthaven daarin weliswaar beslist geen schoonheidsprijs verdient, maar dat dit toch onvoldoende reden is van het Liquidatietarief af te wijken.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. verwijst de zaak naar de parkeerrol van 7 oktober 2009,
6.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, mr. E.L. Grosheide en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.?