Home

Rechtbank Haarlem, 07-09-2009, BJ7655, AWB 08/7379, 09/1411 en 08/7778

Rechtbank Haarlem, 07-09-2009, BJ7655, AWB 08/7379, 09/1411 en 08/7778

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
7 september 2009
Datum publicatie
15 september 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7655
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 08/7379, 09/1411 en 08/7778

Inhoudsindicatie

Vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, WRO en bouwvergunning voor bouwplan "De Zwarte Bruinvisch" in Zaandam.

De rechtbank acht de bij de hernieuwde behandeling van het bezwaar gehanteerde termijnen niet onredelijk bezwarend voor eiser.

Een in een eerdere fase van deze procedure, te weten in hoger beroep, te laat ingebrachte grond, kan niet bij de behandeling van dit beroep bij de rechtbank alsnog worden ingebracht.

De conclusie van het parkeeronderzoek, dat sprake is van voldoende parkeerplaatsen, wordt in onvoldoende mate weerlegd door het ingebrachte tegenadvies. De beroepen zijn ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 08 - 7379, 09-1411 en 08-7778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2009

in de zaken van:

1. [eiser],

wonende te [woon[woonplaats],

gemachtigde: mr. D. Elmhassani, advocaat te Haarlem,

2. Bewonersvereniging Schildersbuurt, Waddenbuurt en Koog Bloemwijk, [eisers]

gevestigd / wonende te [woonplaats],

gemachtigde: mr. H. Elmas, advocaat te Wormerveer,

3. [eiser],

wonende te [woonplaats].

eisers,

tegen:

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,

verweerder.

derde partij,

OBAN Ontwikkelingsmaatschappij Assendelft-Noord B.V.,

gevestigd te Assendelft,

gemachtigde: mr. drs. S.A.B Boer, advocaat te Amsterdam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2005 heeft verweerder aan OBAN Ontwikkelingsmaatschappij Assendelft-Noord B.V. (hierna: OBAN) vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het bouwen van 82 woningen op het perceel Vincent van Goghweg te Zaandam.

Bij besluit van 9 februari 2006 heeft verweerder de door eisers daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraken van 11 juni 2007 (zaaknummers: 06-3159, 06-4485 en 06-3164) heeft de rechtbank Haarlem de door eisers hiertegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 9 februari 2006 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.

Bij uitspraak van 26 maart 2008 (zaaknummers: 200705395/1, 200705270/1 en 200705171/1) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) de door eisers hiertegen ingestelde hoger beroepen gegrond verklaard en de uitspraken van de rechtbank Haarlem van 11 juni 2007 vernietigd voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 9 februari 2006 in stand blijven.

Bij besluit van 31 oktober 2008 heeft verweerder – opnieuw beslissend op de bezwaren van eisers – de door eisers gemaakte bezwaren gegrond verklaard uitsluitend voor zover betrekking hebbende op de motivering en het besluit van 9 februari 2006 in stand gelaten onder aanvulling van de motivering. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de hoor- en adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften (hierna: de commissie).

Tegen dit besluit hebben eisers bij brieven van respectievelijk 27 november 2008, 4 november 2008 en 12 december 2008 beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

De beroepen zijn behandeld ter zitting van 20 augustus 2009, alwaar namens eiser sub 1 is verschenen [eiser], bijgestaan door mr. R. Busscher, kantoorgenoot van gemachtigde voornoemd. Zij zijn vergezeld door J. Nieuwenhuis van Spektra Projectmanagement. Voor eisers sub 2 zijn verschenen [eisers], (bestuurs)leden van de bewonersvereniging. Eiser sub 3 is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.P. Brouwer en mr. F. Marinus, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.

Voorts zijn verschenen [naam], projectontwikkelaar van OBAN, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. S.A.B. Boer.

2. Overwegingen

2.1 Het bestreden besluit is verzonden op 31 oktober 2008. Gelet op artikel 6:7, Algemene wet bestuursrecht eindigde de beroepstermijn derhalve op 12 december 2008. Het beroepschrift van eiser sub 3 is ontvangen op 16 december 2008, derhalve buiten de termijn. Allereerst staat ter beoordeling of, gelet op deze termijnoverschrijding, het beroep van eiser sub 3 ontvankelijk moet worden geacht.

2.2 Het beroepschrift is niet aangetekend verzonden, noch is het voorzien van enig bewijs waaruit blijkt dat het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Bij brief van 17 augustus 2009 heeft de rechtbank eiser sub 3 geïnformeerd dat ter zitting de ontvankelijkheid van zijn beroep aan de orde zou worden gesteld. Eiser sub 3 is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd op evengenoemde brief van de rechtbank. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd en derhalve tijdig is ingediend. Het beroep van eiser sub 3 is derhalve niet-ontvankelijk.

2.3 Het bouwplan, genaamd “De Zwarte Bruinvisch”, voorziet in de bouw van een appartementencomplex met bijbehorende commerciële ruimte van vier tot zes bouwlagen en vier rijen eengezinswoningen (allen bestaande uit drie bouwlagen).

2.4 Het is in strijd met de ter plaatse vigerende planologische regelingen, naar aanleiding waarvan verweerder vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, WRO en bouwvergunning heeft verleend voor de realisering daarvan.

2.5 Hier in geding is de beslissing op bezwaar van 31 oktober 2008 die verweerder heeft genomen naar aanleiding van de uitspraak van Afdeling van 26 maart 2008. Verweerder heeft aan deze beslissing op bezwaar een parkeermemo van 18 juni 2008, zonnediagrammen met betrekking tot de woning van eiser sub 1 en een rapport van Els & Linde B.V. van oktober 2008 ten grondslag gelegd.

2.6 Eiser sub 1 stelt dat hij, gelet op de korte termijn die door verweerder was gesteld en het feit dat deze in de vakantieperiode viel, niet heeft kunnen reageren op deze nieuwe stukken. Hij betoogt dat hij is beperkt in zijn mogelijkheid te reageren nu aan hem geen redelijke termijn hiertoe is gesteld.

2.7 De voorzitter van de hoor- en adviescommissie heeft bij het uitnodigen van partijen voor de hoorzitting niet de, in artikel 10, eerste lid van de Verordening op de behandeling van bezwaarschriften, gebruikelijke termijn van tenminste twee weken gehanteerd. De rechtbank is echter van oordeel dat hij in het onderhavige geval in redelijkheid van zijn bevoegdheid als opgenomen in het derde lid van evengenoemd artikel, gebruik mocht maken om van deze termijn af te wijken. Voorts is eiser sub 1 nadien nog in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren. De rechtbank acht de gehanteerde termijnen en de gevolgde procedure niet onredelijk bezwarend voor eiser sub 1 en zijn gemachtigde. Voor zover eiser sub 1 heeft beoogd te betogen dat hij onvoldoende tijd had om een deskundig tegenadvies op te laten stellen in reactie op de parkeermemo van verweerder, stelt de rechtbank vast dat eiser dit niet kenbaar heeft gemaakt aan verweerder, zodat dit betoog reeds hierom geen doel treft.

2.8 Eiser sub 1 betoogt voorts dat verweerder in redelijkheid geen vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan omdat de lichtinval in zijn woning en het uitzicht vanuit zijn woning drastisch wordt verminderd. Hij heeft ter onderbouwing hiervan een bezonningsdiagram overgelegd opgesteld door Spektra Projectmanagement.

2.9 Eiser sub 1 heeft deze grond ook in hoger beroep aangevoerd. In haar uitspraak van 26 maart 2008 heeft de Afdeling in rechtsoverweging 2.7.1 overwogen dat nu eiser sub 1 deze grond eerst in hoger beroep naar voren heeft gebracht en er geen reden is waarom hij dit niet eerder tijdens de procedure bij de rechtbank heeft gedaan, deze grond gelet op de functie van het hoger beroep buiten beschouwing dient te blijven. De rechtbank volgt eiser sub 1 niet in diens betoog dat, nu de rechtbank zich weer buigt over het geschil, deze grond binnen de omvang van het geding valt. Vanaf het moment dat het primaire besluit is genomen tot de behandeling van het nu aanhangige beroep door de rechtbank, is er sprake van één voortgezette procedure. Eiser sub 1 heeft lopende deze procedure nagelaten tijdig de grond aan te voeren welke betrekking heeft op vermindering van licht en lucht in zijn woning. Nu de Afdeling de eerdere uitspraak van de rechtbank op een ander punt heeft vernietigd, betekent dat niet dat eiser sub 1 hierdoor in de gelegenheid komt om dit procedurele manco te herstellen. Het feit dat verweerder in de nieuwe beslissing op bezwaar van 31 oktober 2008 in heroverweging wel is ingegaan op deze grond, maakt dat niet anders. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de zonnediagrammen die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan de beslissing op bezwaar van 31 oktober 2008, door verweerder al eerder waren opgesteld in reactie op het rapport van Spektra Projectmanagement dat eiser sub 1 in hoger beroep had ingebracht. Ook de rechtszekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, staat in de weg aan het in deze fase betrekken van deze grond in het geding. De rechtbank volstaat dan ook met de verwijzing naar hetgeen in hoger beroep is overwogen ten aanzien van deze grond en laat verdere inhoudelijke behandeling hiervan achterwege.

2.10 Eiser sub 1 stelt zich op het standpunt dat er nog steeds sprake is van een onaanvaardbaar tekort aan parkeerplaatsen. Met name op maandag- en donderdagvond is de parkeerbehoefte groter dan de capaciteit, aldus eiser sub 1. Hij verwijst hiertoe naar een door hem ingebracht rapport van Advin van 21 november 2008. Hij betoogt voorts dat nu de parkeermemo - die mede aan het bestreden besluit ten grondslag ligt - voorziet in de realisatie van zeven extra parkeerplaatsen, er sprake is van een gewijzigde bouwaanvraag. De wijziging kan gevolgen hebben voor de verkeerssituatie, verkeersveiligheid en leefbaarheid in de omgeving, welke aspecten opnieuw door verweerder dienen te worden beoordeeld, aldus eiser sub 1. Verweerder heeft dit ten onrechte achterwege gelaten.

2.11 In de parkeermemo wordt verslag gedaan van feitelijk onderzoek ten aanzien van het gebruik van het parkeerterrein van de Speeldoos. Op basis van dit onderzoek is de bezettingsgraad berekend en op basis hiervan, in samenhang met de overigens in de buurt beschikbare plaatsen, is geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen zijn. Deze conclusie wordt in onvoldoende mate weerlegd door het door eiser sub 1 ingebrachte tegenadvies van Advin. Ook in dat advies wordt de conclusie getrokken dat zonder het parkeerterrein en met zeven extra parkeerplaatsen, er voldoende parkeerplaatsen zijn voor de buurt. Het enkele feit dat op piekmomenten onder omstandigheden de capaciteit niet geheel voldoet, leidt niet tot een ander oordeel, nu het niet reëel is om uit te gaan van deze piekmomenten. Dat beide onderzoeken uitgaan van andere cijfers komt de rechtbank voorts niet onlogisch voor, nu de onderzoeken op verschillende momenten plaatsvonden. Op grond van de parkeermemo van verweerder kan worden vastgesteld dat er voldoende parkeervoorzieningen zijn voor de buurt, ook zonder de zeven extra openbaar toegankelijke parkeerplaatsen. De coulancehalve toevoeging van deze extra parkeerplaatsen, maakt het bouwplan niet tot een ander geheel. Wat wel is gewijzigd is het aantal openbare parkeerplaatsen ten behoeve van het bouwplan. Dit geeft echter geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een nieuwe bouwaanvraag.

2.12 Eisers sub 2 betogen dat uit de ruimtelijke onderbouwing niet genoegzaam blijkt dat het volkshuisvestingsbeleid de realisatie van de onderhavige woningen vereist. Voorts stellen zij dat evenmin behoefte bestaat aan dit type woningen. Verder voeren eisers aan dat in de ruimtelijke onderbouwing ten onrechte melding wordt gemaakt van de herziening van het bestemmingsplan in 2004. Eisers betogen dat verweerder dit derhalve niet had mogen betrekken in de belangenafweging.

2.13 Deze grond is ook reeds in het hoger beroep behandeld. De Afdeling heeft in eerdergenoemde uitspraak hierover uitdrukkelijk en zonder voorbehoud in rechtsoverweging 2.6 en 2.6.1 overwogen dat deze gronden geen doel treffen.

2.14 De Afdeling heeft voorts in rechtsoverweging 2.7.7 overwogen dat verweerder aansluiting heeft mogen zoeken bij de nota “Bouwen en Parkeren”. De in het onderhavige beroep hierop betrekking hebbende grond van eisers sub 2 behoeft dan ook geen verdere bespreking. Dit geldt eveneens voor zover eisers sub 2 aanvoeren dat verweerder in redelijkheid geen vrijstelling heeft kunnen verlenen omdat het bouwplan leidt tot een vermindering van privacy, toename van geluidshinder en verdwijning van openbaar groen.

2.15 De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De rechtbank:

3.1 verklaart het beroep van eiser sub 3 niet-ontvankelijk;

3.2 verklaart de beroepen van eisers sub 1 en sub 2 ongegrond;

verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, en op 7 september 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.

afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.