Rechtbank Haarlem, 08-06-2010, BM8870, 09/244 en 09/245
Rechtbank Haarlem, 08-06-2010, BM8870, 09/244 en 09/245
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 8 juni 2010
- Datum publicatie
- 23 juni 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:BM8870
- Zaaknummer
- 09/244 en 09/245
Inhoudsindicatie
Tussenbeslissing ex artikel 8:29 Awb.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummers: AWB 09/244 en 09/245
Datum: 8 juni 2010
Beslissingen in de gedingen tussen
1. X, wonende te Z, eiseres,
2. X-Y, wonende te Z, eiser,
gemachtigde: A, advocaat te Q
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1995 met dagtekening 31 december 2007 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) alsmede bij beschikking van dezelfde datum een vergrijpboete opgelegd en bij beschikking van eveneens dezelfde datum heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.2. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1996, eveneens met dagtekening 31 december 2007 een navorderingsaanslag vermogensbelasting, alsmede bij beschikking van dezelfde datum een boete opgelegd en bij beschikking van eveneens dezelfde datum heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002, met dagtekening 31 december 2007 een navorderingsaanslag IB/PVV, alsmede bij beschikking van dezelfde datum een vergrijpboete opgelegd en bij beschikking van eveneens dezelfde datum heffingsrente in rekening gebracht.
1.3. Verweerder heeft bij (afzonderlijke) uitspraken op bezwaar van 8 december 2008 de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de heffingsrentebeschikkingen gehandhaafd.
1.4. Eisers hebben daartegen bij afzonderlijke beroepschriften van 12 januari 2009, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld. Het beroep van eiseres is geregistreerd onder zaaknummer 09/244 en het beroep van eiser onder nummer 09/245.
1.5. Verweerder heeft verweerschriften ingediend en op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd. Verweerder heeft daarbij de volgende voor beide zaken identieke stukken overgelegd waarbij hij onder verwijzing naar artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft meegedeeld dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van de integrale versie van die stukken en verzocht te beslissen dat die beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Hij heeft ook versies van die stukken overgelegd die aan eisers mogen worden doorgezonden, waarin hij de passages heeft weggelaten, waarvoor hij zich beroept op beperking van de kennisneming:
A. De Belgische aanbiedingsbrief d.d. 18 februari 2005;
B. De bij de Belgische aanbiedingsbrief behorende Nota;
C. De bij de Nota behorende bijlagen B1, B2, B6 en B9 (de rekeningstandenlijsten en de adressenlijsten), alsmede de pagina(‘s) van het renseignement waarop eiser staat vermeld;
D. De overige bij de Nota behorende bijlagen B3, B4, B5, B7, B8, B10, B11 en B12;
E. Gegevens meewerkende belastingplichtigen in eerdere projecten en onderhavig project;
F. Gegevens met betrekking tot de chikwadraattoets;
G. Gegevens met betrekking tot de berekening redelijke schatting;
H. De gegevens met betrekking tot de verhouding meewerkers/weigeraars/ontkenners;
I. Het Draaiboek Bank Zonder Naam (versie 7 maart 2007);
J. Memo identificatieproces d.d. 24 november 2006;
K. Toelichting kennisgeving navordering 5 november 2007;
L. Brief van 13 november 2007 van de Belgische belastingautoriteiten waarin toestemming wordt verleend de gegevens te gebruiken voor de belastingheffing.
1.6. Verweerder heeft vervolgens de integrale versies van de hierboven vermelde stukken, alsmede een toelichting en motivering van de passages aan de rechtbank verzonden, waarvan hij beperking van de kennisneming verzoekt. De motivering is naar de gemachtigde verzonden. Van de onder 1.5 onder A tot en met L bedoelde stukken heeft de gemachtigde de ‘geschoonde’ versies ontvangen. De rechtbank heeft bij brief van 14 oktober 2009 eisers in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de gemachtigde van eisers de rechtbank zijn reactie doen toekomen.
1.7. De rechtbank heeft buiten bezwaar van partijen, die met elkaar gehuwd zijn, voor beide zaken een gezamenlijke comparitie gelast, ten einde te onderzoeken welke van de onder 1.5 bedoelde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 Awb en ter voorbereiding van de beslissing op het door verweerder gedane beroep op artikel 8:29 Awb dat ertoe strekt te voorkomen dat de hiervoor onder 1.5. vermelde stukken integraal in het geding dienen te worden gebracht. De comparitie is gehouden op 27 april 2010. Namens eisers is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen B, C en D.
2. Beoordeling
2.1. In de brief van 22 oktober 2009 hebben eisers aan de rechtbank gevraagd verweerder te bevelen alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. Verweerder heeft verklaard dat hij thans alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Eisers hebben noch in de stukken, noch ter comparitie aannemelijk gemaakt dat thans nog op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken. De rechtbank heeft, mede gelet daarop, thans geen aanleiding aan verweerders verklaring te twijfelen dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd, zodat er nu geen reden is verweerder een verdergaand bevel te geven dan uit de hierna volgende overwegingen voortvloeit.
2.2. Ter zitting is voorts vast komen te staan dat de stukken E (gegevens meewerkende belastingplichtigen) en H (gegevens verhouding meewerkers/weigeraars/ontkenners) geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 Awb, omdat die stukken eerst in de beroepsfase zijn opgemaakt, zodat er geen verplichting voor verweerder is die stukken op grond van artikel 8:42 Awb over te leggen. Aan de vraag of onthouding van kennisneming van die stukken door eisers - geheel of gedeeltelijk – gerechtvaardigd is, komt de rechtbank niet toe. Het verzoek om beperking van de kennisneming van die stukken tot de rechtbank moet om die reden worden afgewezen. Indien verweerder die stukken toch – als bewijsstuk - wenst in te brengen, zal hij daarvan een (integrale) versie moeten overleggen die ook aan eisers kan worden doorgezonden.
2.3. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de overige onder 1.5 opgesomde documenten op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, moet verweerder die in hun geheel overleggen. Hoewel de rekeningstanden- en adreslijsten (bijlagen B.1, B.2, B.6 en B.9 bij stuk C), naar verweerder stelt, relatief omvangrijk zijn, ziet de rechtbank daarin geen grond die stukken slechts gedeeltelijk als gedingstuk aan te merken. Artikel 8:29 Awb biedt echter de mogelijkheid de kennisneming van (delen van) een op de zaak betrekking hebbend stuk tot de rechtbank te beperken en dus voor eisers geheim te houden indien daartoe gewichtige redenen bestaan. Beslissend bij de beantwoording van de vraag of verweerder zich terecht op geheimhouding beroept is niet of (delen van) die stukken voor de verdediging van standpunten van eisers noodzakelijk of essentieel zijn – dan zou zonder meer kennisneming dienen plaatst te vinden – en ook niet of kennisneming door eisers voor de verdediging van hun standpunt van belang zou kunnen zijn. Slechts indien de door verweerder voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang dat eisers hebben bij kennisneming, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.4. Ten aanzien van enkele stukken heeft verweerder zijn beroep op beperking van de kennisneming laten varen. Het gaat om de stukken F (gegevens Chikwadraattoets) en K (Toelichting kennisgeving navordering). Over rechtvaardiging van geheimhouding van die stukken hoeft de rechtbank dus niet meer te beslissen.
2.5. Verweerder heeft bij de overige stukken per op de zaak betrekking hebbend stuk aangegeven welke dringende reden er ten grondslag ligt aan zijn beroep op geheimhouding. Hij heeft daarbij de volgende redenen aangevoerd die zijns inziens geheimhouding van (delen van) de stukken zouden moeten rechtvaardigen:
a. het belang van privacy van derden;
b. het belang van privacy van individuele of groepen ambtenaren;
c. het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze;
d. het belang van een ongehinderde opsporing en vervolging van strafbare feiten;
e. het belang van geheimhouding van internationale correspondentie en/of internationale afspraken.
2.6. Ter zitting is vast komen te staan dat eisers de opvatting van verweerder delen dat namen van (andere) rekeninghouders, andere persoonlijke gegevens van rekeninghouders, namen van ambtenaren van de Belastingdienst, kenmerken van kantoren van de Belastingdienst en namen van Belgische ambtenaren wegens hun privacygevoeligheid en de internationale betrekkingen geanonimiseerd dienen te blijven. De rechtbank ziet geen reden af te wijken van dit gezamenlijk standpunt van partijen dat er een voldoende gewichtige reden is die beperking van de kennisneming van die gegevens in casu rechtvaardigt.
2.7. De rechtbank zal overigens per op de zaak betrekking hebbend stuk beoordelen of verweerder terecht heeft geweigerd (delen van) de stukken aan eisers te openbaren.
A. De Belgische aanbiedingsbrief d.d. 18 februari 2005
In de brief van 18 februari 2005 van de bevoegde Belgische belastingautoriteiten zijn geanonimiseerd:
- de naam van het Hoofd van de Belastingdienst / FIOD ECD,
- het kenmerknummer van de correspondentie,
- de naam van de directeur van de Bijzondere Belastinginspectie,
- de naam van de Belgische ambtenaar waarbij nadere informatie kan worden verkregen, en
- directe telefoonnummers, faxnummers en e-mailadressen van de betrokken ambtenaren.
De dringende redenen die verweerder aanvoert om deze gegevens niet ter kennisneming van eisers te laten komen zijn het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten, alsmede de bescherming van persoonsgegevens van derden.
Eisers verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door verweerder weggelaten gegevens en ook niet tegen geheimhouding van het kenmerknummer in de brief. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
B. De bij de Belgische aanbiedingsbrief behorende Nota
In de Nota zijn geanonimiseerd:
- de namen van de bij het Belgisch strafrechtelijk onderzoek betrokken personen,
- de naam van de onderzoeksrechter,
- de gegevens die betrekking hebben op het strafrechtelijk onderzoek zoals plaatsnamen en bedrijfsgegevens,
- de naam van de persoon aan wie de brief genoemd als bijlage 11 gericht is, en
- de naam van de betrokken ambtenaar van de Bijzondere Belastinginspectie alsmede zijn directe telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres.
De eerste drie gegevens wenst verweerder geanonimiseerd te houden vanwege het belang van de privacy van de daar genoemde personen, alsmede het belang van ongehinderde opsporing en vervolging van strafbare feiten. Het als vierde genoemde gegeven is geanonimiseerd vanwege het belang van de privacy van de daar genoemde persoon. De als laatste genoemde gegevens zijn geanonimiseerd vanwege het belang van de privacy van de daar genoemde ambtenaar, alsmede het belang van een ongestoorde internationale gegevensuitwisseling tussen Nederland en België.
Eisers verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door verweerder weggelaten gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
C. De bij de Nota behorende Bijlagen B1, B2, B6 en B9 (de rekeningstandenlijsten en de adressenlijsten) waaronder het renseignement met betrekking tot eiseres
Verweerder heeft aan de rechtbank ter kennisneming overgelegd in ongeanonimiseerde vorm de pagina van het reinseignement waarop de naam van eiseres is vermeld en de eerste en laatste pagina van elke van de rekeningstandenlijsten (B1, B2 en B6), alsmede de adressenlijst (B9). Ten behoeve van eisers heeft hij verstrekt dezelfde pagina’s geschoond van de namen die betrekking hebben op andere rekeninghouders. Hij voert aan, dat de persoonsgegevens van derden en andere rekeninghouders, c.q. (potentiële) belastingplichtigen, dienen te worden beschermd. Bovendien kunnen de gegevens uit controlestrategische overwegingen niet worden vrijgegeven. Potentiële belastingplichtigen die (nog) niet als rekeninghouder zijn geïdentificeerd zouden de gegevens kunnen gebruiken om te controleren of zij al dan niet op de lijst voorkomen en hiermee kunnen afwegen of zij al dan niet moeten inkeren.
Inzake de rekeningstandenlijsten overweegt de rechtbank als volgt. De rekeningstandenlijsten zijn, zoals hiervoor reeds overwogen, in hun geheel op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb. Dit betekent dat zij geheel overgelegd dienen te worden. Eisers verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de in de lijsten voorkomende namen, adres- en telefoongegevens van anderen dan henzelf. De rechtbank constateert hier voorts dat verweerder terecht van geen andere gegevens beperking van kennisneming verzoekt en versies met onder meer rekeningnummers ten behoeve van eisers heeft ingezonden. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van de persoonsgegevens niet gerechtvaardigd te achten. Dit betekent wel dat ten behoeve van eisers ook een versie moet worden overgelegd van de pagina’s (rekeningstandenlijsten en adreslijst) waar de naam van eiseres op is vermeld met uitsluitend weglating van de persoonsgegevens van de andere rekeninghouders.
D. De overige bij de Nota behorende bijlagen
De bijlagen B3, B4, B5, B7, B8, B10 en B11 zijn aan eisers verstrekt geschoond van gegevens met betrekking tot andere (potentiële) belastingplichtigen, medewerkers van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA, alsmede cijfermatige informatie van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA.
Bijlage B12 is in ongeanonimiseerde vorm bij het verweerschrift gevoegd, zodat de rechtbank over beperking van de kennisneming van dit stuk geen beslissing hoeft te nemen.
- B3 (Management Clients) bevat namen en cijfermatige informatie;
- B4 (Olio Management fees 2nd h) bevat namen en cijfermatige informatie;
- B5 (FvL Clients amounts in mlo) bevat geen namen, maar slechts cijfermatige informatie;
- B7 bevat namen en cijfermatige informatie;
- B8 (F. van Lanschot (Bankiers) Luxem.) bevat namen en cijfermatige informatie;
- B10 bevat een organogram, genaamd ‘Board of directors’ met functies en namen;
- B11 is een brief van F. van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA met informatie over het Luxemburgs bank geheim waarin de gegevens van de geadresseerde en het kenmerk zijn weggelaten.
Nu eisers zich niet verzetten tegen de geheimhouding van de namen en andere persoonsgegevens, zoals door verweerder verzocht, is beperking van kennisneming van deze gegevens gerechtvaardigd. Ten aanzien van de overige, cijfermatige gegevens in die stukken is beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze gegevens privacygevoelige gegevens zijn die zijn te herleiden tot de bijbehorende personen. Dat sprake is van controlestrategische gegevens, zoals hij in de toelichting op zijn verzoek om geheimhouding stelt, heeft verweerder ook niet aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft verweerder wel gesteld, maar niet onderbouwd dat de cijfermatige gegevens managementinformatie betreft waarvoor toereikende gronden voor geheimhouding bestaan. Hij heeft ook nog aangevoerd dat hij in wezen niet goed weet hoe de informatie moet worden gekwalificeerd en zich afvraagt welk belang eisers bij kennisneming kunnen hebben. Die argumenten zijn ook onvoldoende om eisers te onthouden daarvan kennis te nemen. Een en ander betekent dat geheimhouding van deze stukken slechts gerechtvaardigd is voorzover daarin namen van personen of bedrijven zijn vermeld, maar beperking van de kennisneming voor de overige gegevens niet gerechtvaardigd is.
G. Berekeningsmethodiek
Dit betreft een stuk dat voorafgaand aan de aanslagvaststelling intern is opgemaakt om de navorderingsaanslagen te berekenen, c.q. te schatten. Verweerder heeft ten behoeve van eisers een versie van deze berekening verstrekt, waarbij de fiscale nummers van de betrokken rekeninghouders, de bankrekeningnummers en de belastingeenheden waaronder de betrokken rekeninghouders vallen, geheim zijn gehouden. Voor wat betreft de fiscale nummers en de bankrekeningnummers doet verweerder een beroep op artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen. De belastingeenheden heeft verweerder geheim gehouden op grond van controlestrategische redenen. Eisers verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de fiscale nummers en de gegevens van de betrokken belastingeenheden. Ten aanzien van de bankrekeningnummers is de rechtbank van oordeel dat beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is, omdat van deze gegevens niet aannemelijk is gemaakt dat er controlestrategische overwegingen zijn die geheimhouding daarvan rechtvaardigen. Het gaat hierbij om dezelfde rekeninggegevens als de hiervoor in stuk C (bijlagen B1, B.2, B5) bedoelde gegevens, waarvan de rechtbank ook reeds geoordeeld heeft dat beperking van kennisneming daarvan niet gerechtvaardigd is. Bovendien zijn de gegevens niet privacygevoelig nu ze niet te herleiden zijn tot de bijbehorende personen. Van stuk G dient verweerder derhalve ten behoeve van eisers alsnog een versie over te leggen, waarin uitsluitend de fiscaalnummers en gegevens van belastingkantoren zijn weggelaten.
I. Het draaiboek
Verweerder heeft verklaard dat het Draaiboek thans vrijwel in zijn geheel openbaar is gemaakt. Eisers beschikken nog over een versie waarin de naam van de bank is geanonimiseerd. Verweerder heeft toegezegd een versie van het Draaiboek over te leggen waarin de naam van de bank in het draaiboek telkens ten behoeve van eisers is vrijgegeven. De gegevens die thans nog geanonimiseerd zijn, zijn de namen van individuele belastingambtenaren en hun telefoonnummers. Eisers hebben verklaard zich niet te verzetten tegen de geheimhouding van namen en telefoonnummers van individuele belastingambtenaren. Gelet hierop is de conclusie dat beperking van de kennisneming van dit stuk als uiteindelijk door verweerder verzocht, dus uitsluitend voor wat betreft namen en telefoon/e-mailgegevens, gerechtvaardigd is.
J. Memo identificatieproces d.d. 24 november 2006
Verweerder doet voor dit memo in zijn geheel een beroep op artikel 8: 29 Awb, omdat het controlestrategisch van aard is. Hij wijst er op dat het op eisers toegespitste identificatieproces, ontleend aan dit memo, is neergelegd in het proces-verbaal van 13 maart 2008, dat als bijlage B10 bij de verweerschriften is overgelegd. De rechtbank concludeert dat dit stuk dient te worden beschouwd als een achterliggend stuk waarin de controlestrategie van verweerder is neergelegd, hetgeen het niveau van onderhavige zaak overstijgt. Dit controlestrategisch belang rechtvaardigt beperking van de kennisneming van het memo.
L. Brief van 13 november 2007 van de Belgische belastingautoriteiten waarin toestemming wordt verleend de gegevens te gebruiken voor de belastingheffing
Verweerder heeft de volgende gegevens geanonimiseerd:
- naam van het Hoofd van de Belastingdienst / FIOD ECD;
- kenmerknummer van de correspondentie;
- naam van de directeur van de Bijzondere Belastinginspectie;
- naam van de Belgische ambtenaar waarbij nadere informatie kan worden verkregen;
- directe telefoonnummers, faxnummers en e-mailadressen van de betrokken ambtenaren.
Verweerder heeft deze gegevens geanonimiseerd wegens het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en de bescherming van persoonsgegevens van derden. Eisers verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door verweerder weggelaten gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
2.8. Het vorenstaande leidt tot de onder 3 vermelde beslissing. De rechtbank zal verweerder in de gelegenheid stellen mee te delen welke consequenties hij aan de beslissing verbindt voor zover zijn verzoek om beperking van de kennisneming wordt afgewezen. Voorts wijst de rechtbank erop dat zij op grond van artikel 8:28 juncto 8:31 Awb de gevolgtrekking kan maken die haar geraden voorkomt, indien verweerder niet voldoet aan de in de beslissing neergelegde verzoeken.
2.9. Ter zitting hebben eisers reeds de toestemming aan de rechtbank gegeven, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, Awb, om uitspraak te doen mede op grondslag van de passages waarvan de rechtbank beperking van kennisneming gerechtvaardigd acht.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1. bepaalt dat de stukken E en H geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en wijst de verzochte beperking van de kennisneming van die stukken af;
3.2. bepaalt dat de onder 1.5 en 2.3 bedoelde bijlagen B.1, B.2, B.6 en B.9 bij stuk C in hun geheel op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en verzoekt verweerder die stukken in zijn geheel over te leggen met in achtneming van na te melden beslissingen;
3.3. bepaalt dat beperking van de kennisneming ten aanzien van de volgende gegevens in de onder 1.5 bedoelde, op de zaak betrekking hebbende stukken gerechtvaardigd is;
A. namen, directe telefoonnummers, faxnummers en e-mailadressen en kenmerknummer;
B. namen, directe telefoonnummers, faxnummers en e-mailadressen, plaatsnamen en bedrijfsgegevens uit het Belgische strafrechtelijk onderzoek;
C. namen en adres- en telefoongegevens van anderen dan eisers zelf;
D. namen en andere persoonsgegevens;
G. fiscale nummers en gegevens van de belastingeenheden/-kantoren;
I. namen en telefoonnummers/e-mailgegevens van individuele belastingambtenaren;
J. het gehele stuk;
L. namen en telefoonnummers/e-mailgegevens zoals verzocht;
3.4. wijst het verzoek om beperking van de kennisneming van andere delen van de onder 3.3 genoemde stukken af;
3.5. stelt verweerder in de gelegenheid zich binnen 4 weken uit te laten over de consequenties die hij verbindt aan de onder 3.3 en 3.4 vermelde beslissing voor zover het betreft de onder 3.3 en 3.4 bedoelde stukken en zich uit te laten over de consequentie die hij verbindt aan de onder 3.1 vermelde beslissing;
3.6. verzoekt verweerder binnen 4 weken voldoende leesbare versies van de onder 3.3 genoemde stukken over te leggen, die voldoen aan de onder 3.3 en 3.4 bedoelde beslissingen, waarin slechts die passages zijn weggelaten waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is;
3.7. verzoekt verweerder van de onder rechtsoverweging 1.5 bedoelde stukken F en K in overeenstemming met overweging 2.4 complete versies aan de rechtbank te overleggen;
3.8. verzoekt verweerder een ongeanonimiseerde versie van de onder 3.3 bedoelde stukken aan de rechtbank te overleggen in een afzonderlijke gesloten envelop met daarop duidelijk de vermelding "geheimhouding art. 8.29 Awb”;
3.9. draagt de griffier op na ontvangst van de onder 3.8 bedoelde stukken, de op 9 oktober 2009 toegezonden integrale versie van stukken aan verweerder terug te zenden.
Deze beslissing is gegeven op 8 juni 2010 door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de beslissing in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kunnen eerst gelijk met de (eind)uitspraak rechtsmiddelen worden aangewend.