Home

Rechtbank Leeuwarden, 16-07-2009, ECLI:NL:RBLEE:2009:2734 BN2744, AWB 08/215

Rechtbank Leeuwarden, 16-07-2009, ECLI:NL:RBLEE:2009:2734 BN2744, AWB 08/215

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juli 2009
Datum publicatie
28 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2009:BN2744
Zaaknummer
AWB 08/215

Inhoudsindicatie

Naheffing BPM - 4 AWR - verweerder heeft geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat eiseres in Nederland woont.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 08/215

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats] (België),

eiseres,

gemachtigden [gemachtigde] en [gemachtigde],

en

Douane Noord/kantoor Groningen,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde]

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer]) Belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) opgelegd, ten bedrage van € 17.315 alsmede bij beschikking een boete van € 8.675.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 20 december 2007 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 24 januari 2008, bij de rechtbank per fax ontvangen op 24 januari 2008, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2008. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, de zaak doorverwezen naar de meervoudige belastingkamer en tevens eiseres verzocht een aantal vragen te beantwoorden.

De rechtbank heeft het antwoord van eiseres op de gestelde vragen op 24 december 2008 ontvangen. Door verweerder is hierop in zijn brief van 9 februari 2009 gereageerd. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 10 juni 2009 te Leeuwarden.

Namens eiseres zijn daar verschenen haar gemachtigden [gemachtigde] en [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door [bijstand] en [bijstand].

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

Partijen hebben desgevraagd ter zitting ingestemd met de bevoegdheid van deze rechtbank om in het onderhavige geval uitspraak te doen, ook voor het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat eiseres niet haar woonplaats in Nederland heeft.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiseres is geboren in Duitsland op [geboortedatum]. Zij is opgegroeid in België en heeft de Belgische nationaliteit.

1.2 Eiseres heeft sinds 1996 een relatie met [partner], die eveneens de Belgische nationaliteit heeft en zijn woonplaats heeft in [woonplaats], België. De partner van eiseres verricht geen betaalde werkzaamheden.

1.3 Eiseres heeft sinds 1998 een orthodontiepraktijk in [plaats B]. Deze praktijk wordt gedreven in de vorm van een naar Nederlands recht opgerichte en in Nederland gevestigde besloten vennootschap, genaamd [X] B.V. Van 1995 tot 1998 werkte eiseres in maatschapsverband als orthodontist in [plaats A].

1.4 Eiseres huurt sinds november 1996 een appartement aan de [adres] te [woonplaats], België. Het appartement heeft, inclusief de garage, een woonoppervlakte van circa 280 m2 en is gelegen in een dure en populaire woonwijk van [woonplaats]. Eiseres heeft de verhuurder meermalen tevergeefs verzocht het appartement te mogen kopen.

1.5 Eiseres is sinds 2002 eigenaar van een woonboerderij met gastenverblijf, dierenverblijf, garage, kas, ondergrond, erf, tuin en bijgelegen cultuurgrond te [plaats C]. In opdracht van eiseres zijn na aankoop een sauna, zwembad en berging bij de woning gebouwd. De WOZ-waarde van deze woning bedraagt per waardepeildatum 1 januari 2007 € 544.000.

1.6 Eiseres en haar partner verblijven in Nederland op de dagen dat eiseres werkt. De orthodontiepraktijk in [plaats B] is vier dagen per week geopend, van maandag tot en met donderdag. In de schoolvakanties is de praktijk gesloten. Eiseres en haar partner vertrekken tijdens werkweken op zondagavond met de auto van [woonplaats] naar [plaats C] en vervolgens op donderdagavond weer van [plaats C] naar [woonplaats].

Eiseres heeft in 2006 7 weken vakantie gehad. Zij brengt haar vakanties buiten Nederland door.

1.7 Eiseres verblijft op jaarbasis tussen 170 en 175 dagen in Nederland.

1.8 Eiseres staat zowel in Nederland als in België als tandarts ingeschreven

1.9 Eiseres maakt uitsluitend gebruik van de diensten van huisarts, tandarts en apotheek in België. Zij heeft in België een lijfrenteverzekering, een autoschadeverzekering, een burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering, een rechtsbijstandsverzekering, een ongevallenverzekering en een mobiliteitsverzekering. Zij is met ingang van 2006 bij een Belgische verzekeringsmaatschappij verzekerd tegen ziektekosten.

1.10 Eiseres heeft in Nederland een levensverzekering, die in verband met de financiering van de woning in [plaats C] is verpand aan [bank]. Tot 2006 had zij een Nederlandse ziektekostenverzekeraar.

1.11 Eiseres beschikt zowel over een Belgische als over een Nederlandse betaalrekening. Daarnaast heeft zij in België een spaarrekening, een huurborgrekening en een safe voor het bewaren van belangrijke documenten.

1.12 Alle familieleden en vrienden van eiseres wonen in België. Eiseres viert haar verjaardag en de meeste algemene feestdagen in België.

1.13 Nagenoeg alle privé-post wordt door eiseres in België ontvangen. Zij beschikt zowel zakelijk als privé over een emailadres bij een Belgische provider.

1.14 De alledaagse inkopen en uitgaven worden overwegend in België gedaan. Ook voertuigen, computers en andere luxe-artikelen worden in België gekocht. Ook veel inkopen voor de orthodontiepraktijk worden in België gedaan.

1.15 Voor de Belgische wetgeving inzake inkomstenbelasting, provinciale belasting en gemeentebelasting wordt eiseres aangemerkt als inwoner van België.

1.16 In Nederland is eiseres met ingang van 1 januari 2000 aangemerkt als buitenlands belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Bij brief van 26 april 2004 is de inspecteur daarop teruggekomen en heeft eiseres met ingang van 1 januari 2003 als binnenlands belastingplichtige aangemerkt. Over deze kwalificatie is nog een discussie gaande tussen eiseres en de inspecteur. In haar aangiften inkomstenbelasting merkt eiseres het pand in [plaats C] aan als haar hoofdverblijf.

1.17 Eiseres is in de periode 30 juni 1999 tot en met 26 oktober 2006 ingeschreven geweest in het bevolkingsregister van de gemeente [gemeente plaats C]. Vóór 30 juni 1999 was zij ingeschreven in het bevolkingsregister van [woonplaats]. Met ingang van 28 april 2003 heeft eiseres zich weer laten inschrijven in het bevolkingsregister van [woonplaats].

1.18 Eiseres bezit een personenauto, merk [merk], type [type], met Belgisch kenteken [kenteken]. Voor deze auto heeft zij in 2004 in België € 4.957 aan "Belasting op de inverkeer-stelling" voldaan. Deze belasting is in België verschuldigd bij de inschrijving van een voertuig bij de Directie voor de Inschrijving van Voertuigen. Inschrijving van een auto is verplicht voor de in België wonende eigenaar of gebruiker als hij met de auto gebruik wil maken van de openbare weg.

1.19 Met de bij punt 1.18 genoemde auto wordt wekelijks (zie 1.6), met uitzondering van de schoolvakanties, het traject [woonplaats] - [plaats C] en vice versa afgelegd. Dit traject bedraagt ongeveer 306 kilometer, waarvan circa 196 kilometer in Nederland.

1.20 Naast de bij punt 1.18 genoemde auto beschikt eiseres tevens over een sportauto. Deze wordt uitsluitend gebruikt om van, naar en op een racecircuit te rijden en is door zijn sportieve uitvoering niet geschikt voor alledaags gebruik.

1.21 Eiseres is op 19 juli 2006 tijdens een controle op de Rijksweg A-28 nabij [plaats D] door de Douane Noord als bestuurder van de bij punt 1.18 genoemde auto staande gehouden. Door de Douane Noord is vastgesteld dat voor de auto geen BPM was voldaan, noch een vrijstellingsvergunning BPM was verleend. Eiseres is vervolgens met dagtekening 2 januari 2007 een naheffingsaanslag BPM opgelegd met een boete van 50%. Eiseres heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.

1.22 Eiseres is eerder op 3 april 2003 bij een controle staande gehouden terwijl zij gebruik maakte van de openbare weg met een niet in Nederland geregistreerd voertuig. Ook toen is haar een naheffingsaanslag BPM met boete opgelegd. Zij heeft tegen deze naheffingsaanslag rechtsmiddelen aangewend. Het Gerechtshof te Leeuwarden concludeerde in zijn uitspraak van 2 september 2005 onder andere dat eiseres in ieder geval vanaf 1999 tot mei 2003 geacht moet worden in Nederland te hebben gewoond. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 december 2006, nummer 42.503, het cassatieberoep ongegrond verklaard.

Geschil

2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres terecht een naheffingsaanslag BPM is opgelegd, waarbij het geschil zich toespitst op de vraag of eiseres voor toepassing van artikel 1, vijfde lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) moet worden aangemerkt als een in Nederland wonende natuurlijke persoon. Indien dit het geval is, is tevens in geschil het antwoord op de vraag of terecht een boete van 50% is opgelegd wegens het opzettelijk niet betalen van belasting.

2.2 Eiseres beantwoordt de bij punt 2.1 vermelde vragen ontkennend. Zij neemt ten aanzien van de eerste vraag primair het standpunt in dat zij haar fiscale woonplaats uitsluitend in België heeft, subsidiair dat sprake is van een dubbele woonplaats, waardoor de naheffingsaanslag op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (hierna: HvJ EG) geheel dient te worden verminderd en meer subsidiair dat de naheffingsaanslag dient te worden verminderd naar rato van het gebruik van de auto buiten Nederland.

Ten aanzien van de tweede vraag is zij primair van mening dat de boete wegens ontbreken van opzet dient te worden vernietigd, subsidiair dat deze dient te worden verminderd met 192/365e deel en meer subsidiair dat deze dient te worden vastgesteld op € 8.657.

2.3 Verweerder beantwoordt de bij punt 2.1 vermelde vragen bevestigend.

2.4 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag en de boetebeschikking tot nihil, dan wel deze te verminderen overeenkomstig de subsidiair en meer subsidiair aangevoerde standpunten. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

2.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 Op grond van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Wet BPM wordt een belasting van personenauto’s en motorrijwielen geheven ter zake van de registratie van een personenauto, motorrijwiel of bestelauto in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens. Ingevolge het vijfde lid van genoemd artikel is voor (o.a.) een niet geregistreerde personenauto die feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon belasting verschuldigd ter zake van aanvang van het gebruik van de weg met die personenauto in Nederland.

3.2 Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in Nederland van de weg gebruikt maakt, althans in 2006 gebruik van de weg heeft gemaakt, met een in België geregistreerde personenauto. Partijen verschillen van mening over de vraag of voldaan is aan het wettelijke vereiste dat eiseres een in Nederland wonende natuurlijke persoon is.

3.3 Waar iemand woont wordt volgens artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) naar de omstandigheden beoordeeld. Bepalend is of uit uiterlijk waarneembare omstandigheden blijkt dat de banden van eiseres met Nederland voldoende sterk zijn om te oordelen dat zij hier te lande het duurzame middelpunt van haar persoonlijke levensbelangen heeft. Verweerder, die eiseres als een inwoner van Nederland aanmerkt, dient feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat eiseres in Nederland woont.

3.4 Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder met hetgeen hij heeft aangevoerd, tegenover de betwisting daarvan door eiseres, niet geslaagd in deze bewijslast. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.

3.5 Op grond van de feiten zoals hiervoor weergegeven bij punt 1.3 tot en met 1.17 in hun onderlinge verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat in 2006 het duurzame middelpunt van eiseres haar persoonlijke levensbelangen in België lag. Weliswaar beschikte eiseres zowel in België als in Nederland over een duurzaam tehuis, maar uit genoemde feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat haar persoonlijke en financiële betrekkingen met België het nauwst waren. Daarbij kent de rechtbank met name waarde toe aan de omstandigheden dat het sociale leven van eiseres zich geheel in België afspeelde, dat zij in België nagenoeg al haar privé-post ontving, dat zij het merendeel van haar inkopen in België deed, in België al haar luxe-artikelen aanschafte en daar haar tandarts, huisarts en apotheek had. De rechtbank acht daarnaast de financiële banden met België het nauwst, aangezien eiseres in 2006 nagenoeg al haar verzekeringen in België had afgesloten, daar over een bank- en spaarrekening beschikte en een safe huurde voor het bewaren van belangrijke documenten.

3.6 Bij het oordeel over de woonplaats van eiseres kent de rechtbank tevens betekenis toe aan de omstandigheid dat eiseres niet de intentie had om in Nederland te wonen, waarbij de rechtbank deze intentie afleidt uit de uiterlijk waarneembare omstandigheden dat eiseres en haar partner al jarenlang de moeite getroosten nagenoeg wekelijks tussen [plaats C] en [woonplaats] heen en weer reizen om de weekenden in België door te brengen.

3.7 De hierboven bij punt 3.5 en 3.6 weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het duurzame middelpunt van eiseres' persoonlijke levensbelangen in 2006 in België lag.

3.8 Hieraan doet niet af dat eiseres in Nederland een duurzaam tehuis tot haar beschikking had, dat zij hier te lande een orthodontiepraktijk uitoefende en dat zij gedurende een groot deel van het jaar in Nederland verbleef. Al deze omstandigheden zijn, zoals namens eiseres gesteld en door verweerder onvoldoende weersproken, namelijk terug te voeren op het feit dat eiseres in Nederland haar beroep uitoefende. Deze omstandigheden hebben daarmee voornamelijk een economisch karakter en leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel ten aanzien van het antwoord op de vraag waar het middelpunt van eiseres haar persoonlijke levensbelangen ligt.

3.9 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres in 2006 in België woonde en dat zij haar banden met Nederland onvoldoende waren om te oordelen dat zij op grond van artikel 4 AWR in dat jaar (tevens) haar woonplaats in Nederland had. Uit dit oordeel vloeit voort dat eiseres niet voldeed aan het in artikel 1, vijfde lid, van de Wet BPM genoemde vereiste dat zij een in Nederland wonende natuurlijke persoon is en dat de onderhavige naheffingsaanslag en de daarmee verband houdende boetebeschikking door verweerder ten onrechte zijn opgelegd.

3.10 Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen tegen zowel de naheffingsaanslag als de boete gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.288 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag BPM;

- vernietigt de boetebeschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.288, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.

Aldus gegeven door mr.dr. P. van der Wal, mr. J.W. Keuning en mr. M. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Boskma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2009.

w.g. E. Boskma

w.g. P. van der Wal

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.