Home

Rechtbank Leeuwarden, 23-07-2010, BN2401, 17/880044-10 PROM

Rechtbank Leeuwarden, 23-07-2010, BN2401, 17/880044-10 PROM

Inhoudsindicatie

Bedreiging, flessentrekkerij, oogmerk, volledige betaling, uittreksel Kamer van Koophandel

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector straf

parketnummer 17/880044-10

ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/885103-10

ter berechting gevoegd parketnummer 17/755333-09

vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 24/001402-09

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juli 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],

wonende te [adres],

thans gedetineerd in P.I.HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10 te Ter Apel.

De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 9 juli 2010.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

in de zaak met parketnummer 17/880044-10 dat:

1.

hij op of omstreeks 1 februari 2010 te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stoel boven zijn hoofd gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "als je nog een keer zo'n grote bek hebt dan breek ik al je botten en dan zal ik je bek verbouwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

(artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op of omstreeks 1 februari 2010 te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),

- (met kracht) bij de kleding (ter hoogte van de keel) heeft vastgepakt en/of

- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 2] tegen de schoorsteenmantel en/of een

houten balk heeft geduwd,

waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.

hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 19 april 2010 te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen en/of te Drachten, in de gemeente Smallingerland en/of te Vlissingen, in de gemeente Vlissingen, en/of te Groningen, in de gemeente Groningen, en/of te Nijehaske, in de gemeente Skarsterlân, (in elk geval) (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk

A. (aangifte blz. 155) een bouwvoertuig, te weten een wiellader (merk Giant, type D262s))

en/of,

B. (aangifte blz. 494) een 2-zits bankstel en/of

C. (aangifte blz. 580) 50 bouwhekken met bijbehorende klemmen en/of voeten en/of bokken,

D. (aangifte blz. 957) een schranklader (Bobcat 753),

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

A. het bedrijf [slachtoffer 3], gevestigd te

Vlissingen en/of

B. [slachtoffer 4] en/of

C. het bedrijf [slachtoffer 5] gevestigd te Nijehaske en/of

D. het bedrijf [slachtoffer 6] gevestigd te Groningen,

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder(s) en/of in bruikleen en/of als bewaarder(s), in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

(artikel 321 jo. artikel 47 lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht)

4.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 19 april 2010, op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die

goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

1. (aangifte blz. 196) in of omstreeks de periode van 15 september 2009 tot en

met 27 november 2009, te Winkel, (althans) in de gemeente Niedorp en/of

te Uitgeest, (althans) in de gemeente Uitgeest en/of te Scharsterburg

(althans) in de gemeente Skarsterlân, bij een bedrijf genaamd

[slachtoffer 7], (telkens) (een) grote

hoeveelhe(i)d(en) goederen, te weten (ondermeer) tuingereedschap en/of

houten palen en/of schuttingen en/of loungesets en/of picknicktafel en/of

een kruiwagen en/of stenen (ter waarde van (in totaal) (ongeveer)

45.000 euro) en/of

2. (aangifte blz. 317) in of omstreeks de periode van 27 februari 2009 tot en

met 1 maart 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 8], (telkens) (ondermeer) dakleer en/of een of

meer blik(ken) Renogoot en/of

3. (aangifte blz. 371) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met

11 februari 2010, te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 9], een advertentie en/of

4. (aangifte blz. 389) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en

met 30 november 2009, te Oosterwolde, (althans) in de gemeente

Ooststellingwerf, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 10], (telkens) een grote

hoeveelheid etens- en/of drinkwaren en/of rookwaar ((ondermeer) frisdrank

en/of alcoholhoudende drank en/of snacks en/of shag) en/of

5. (aangifte blz. 419) in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met

2 maart 2010, te Den Helder, in de gemeente Den Helder, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 11], een advertentie en/of

6. (aangifte blz. 435) in of omstreeks de periode van 24 april 2009 tot en met

15 februari 2010, te Harlingen, in de gemeente Harlingen, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 12], (ondermeer) reclamestickers en/of

visitekaartjes en/of

7. (aangifte blz. 470) in of omstreeks de periode van 6 augustus 2009 tot en

met 18 februari 2010, te Heerenveen, (althans) in de gemeente

Heerenveen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 13], (telkens)

(ondermeer) laminaat en/of een schuurmachine en/of schuurvellen en/of

8. (aangifte blz. 483) in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en

met 5 februari 2010, te Beverwijk, in de gemeente Beverwijk, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 14], behang en/of verf en/of

9. (aangifte blz. 503) in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en

met 24 februari 2010, te Oss, in de gemeente Oss, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 15], een of meer houten vloeren en/of

10.(aangifte blz. 528) in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en

met 15 februari 2010, te Oldemarkt, in de gemeente Steenwijkerland, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 16], (een) hoeveelhe(i)d(en)

gereedschap, te weten (ondermeer) een of meer ring-steeksleutelset(s) en/of

een gereedschapswagen en/of een of meer (latex) handschoenen en/of

11.(aangifte blz. 540) in of omstreeks de periode van 10 december 2009 tot en

met 23 februari 2010, te Naarden, in de gemeente Naarden, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer17], een Open Schaalgrijper (type BOA 60,

serienummer [nummer]) en/of

12.(aangifte blz. 555) in of omstreeks de periode van 30 december 2009 tot en

met 17 februari 2010, te Moerdijk, in de gemeente Moerdijk, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 18], (een) grote

hoeveelhe(i)d(en) strooizout en/of

13.(aangifte blz. 603) in of omstreeks de periode van 1 februari 2009 tot en

met 16 februari 2010, te Barneveld, in de gemeente Barneveld, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 19], een of meer vloeren en/of

14.(aangifte blz. 650) in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en

met 10 februari 2010, te Beverwijk, in de gemeente Beverwijk, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 20], een grote hoeveelheid etens- en/of

drinkwaren en/of statafels en/of stoelen

15.(aangifte blz. 661) in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en

met 19 februari 2010, te Wormerveer, in de gemeente Zaanstad, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 21], een grote hoeveelheid bouwmaterialen, te weten

(ondermeer) garage deuren en/of isolatie materiaal en/of branddeuren en/of

dakpannen en/of terraskachels en/of pallet wikkelaar(s) en/of vloer- en

wandtegels en/of

16.(aangifte blz. 707) in of omstreeks de periode van 27 januari 2010 tot en

met 11 februari 2010, te Vlaardingen, in de gemeente Vlaardingen, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 22], een of meer laminaat stalen en/of

17.(aangifte blz. 720) in of omstreeks de periode van 6 april 2009 tot en

met 1 maart 2010, te Zoeterwoude, in de gemeente Zoeterwoude, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 23], een of meer parketvloer(en) en/of

18.(aangifte blz. 746) in of omstreeks de periode van 18 december 2009 tot en

met 4 februari 2010, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 24], (werk)kleding ((ondermeer) broeken en/of jassen)

en/of strooizout en/of

19.(aangifte blz. 781) in of omstreeks de periode van 27 januari 2010 tot en

met 3 februari 2010, te Staphorst, in de gemeente Staphorst, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 25], twee kantelcontainers en/of

20.(aangifte blz. 801) in of omstreeks de periode van 21 juli 2009 tot en

met 5 februari 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 26], een of meer advertentie(s) en/of

21.(aangifte blz. 851) in of omstreeks de periode van 26 februari 2009 tot en

met 12 februari 2010, te Sneek, in de gemeente Sneek, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 27], een lasmachine (merk ESAB) en/of

22.(aangifte blz. 864) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en

met 3 februari 2010, te Bodegraven, in de gemeente Bodegraven, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 28], een of meer vlaggenmasten en/of banieren

(vlaggen) en/of

23.(aangifte blz. 884) in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en

met 9 februari 2010, te Buitenpost, in de gemeente Achtkarspelen, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 29], een geschaafd

partij parket en/of

24.(aangifte blz. 895) in of omstreeks de periode van 17 maart 2009 tot en

met 25 februari 2010, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 30], (een) grote hoeveelhe(i)d(en)

goederen, te weten (ondermeer) hout en/of gipsplaten en/of gereedschap en/of

25.(aangifte blz. 917) in of omstreeks de periode van 6 augustus 2009 tot

en met 11 maart 2010, te Zeist, in de gemeente Zeist, bij een bedrijf

genaamd [slachtoffer 31], een of meer magazijnrek(ken) en/of rek met stapelbakken

en/of gereedschap en/of

26.(aangifte blz. 946) in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot

en met 8 februari 2010, te Groningen, in de gemeente Groningen, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 32], een radiator met

bijbehorende leidingen en/of kraan en/of

27.(aangifte blz.1014) in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot

en met 16 februari 2010, te Wijk bij Duurstede, in de gemeente Wijk bij

Duurstede, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 33], (een)

grote hoeveelhe(i)d(en) goederen, te weten (ondermeer) laminaatvloeren

en/of hardwaxolie en/of gaasschijven en/of lijm en/of

28.(aangifte blz. 1045) in of omstreeks de periode van 30 november 2009 tot

en met 8 februari 2010, te Lier, in de gemeente Westland, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 34], een of meer Deves kipwagen(s) (Model 23

(serienummer [nummer] en serienummer [nummer]) en/of

29.(aangifte blz. 1065) in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot

en met 10 februari 2010, te Beilen, in de gemeente Midden-Drenthe, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 35], een kipwagen en een veegmachine

en/of

30.(aangifte blz. 1084) in of omstreeks de periode van 26 november 2009 tot

en met 27 januari 2010, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 36], (een) grote hoeveelhe(i)d(en)

brandstof (dieselolie) en/of

31.(aangifte blz. 1117) in of omstreeks de periode van 30 september 2009 tot

en met 11 februari 2010, te Dokkum, in de gemeente Dongeradeel, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 37], (ondermeer) een stofzuiger

en/of een cirkelzaagblad en/of een of meer decoupeerzaagbladen en/of een of

meer verstekscharen en/of

32.(aangifte blz. 1131) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2009 tot

en met 10 maart 2010, te Joure, in de gemeente Skarsterlân, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 38], (ondermeer) een of meer afkortza(a)g(en) (merk

Makita) en/of diverse zaagbladen en/of een stripnagelapparaat en/of (ander)

gereedschap en/of

33.(aangifte blz. 1151) in of omstreeks de periode van 16 november 2009 tot

en met 9 februari 2010, te Huis ter Heide, in de gemeente Noordenveld, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 39], (ondermeer) (een) stekker(s) en/of

bezem(s) en/of een koevoet en/of buis(zen) en/of

34.(aangifte blz. 1166) in of omstreeks de periode van 8 januari 2010 tot

en met 11 februari 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 40], (ondermeer) een of

meer paneelradiator(en) met omkasting (type Compact) en/of

35.(aangifte blz. 1186) in of omstreeks de periode van 30 januari 2010 tot

en met 16 februari 2010, te Noordbroek, in de gemeente Menterwolde, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 41], een hoeveelheid

gereedschap, te weten (ondermeer) (een) ring- en steeksleutelset(s) en/of

doppendo(o)s(zen) en/of

36.(aangifte blz. 1198) in of omstreeks de periode van 23 januari 2009 tot

en met 1 februari 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een

bedrijf genaamd [slachtoffer 42], (een) grote hoeveelhe(i)d(en) goederen, te

weten (ondermeer) een of meer CV-ketel(s) en/of (een) thermosta(a)t(en)

en/of (een) gasbetonza(a)g(en) en/of een haakse slijpmachine en/of een of

meer closet(ten) en/of

37.(aangifte blz. 1262) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2009 tot

en met 10 februari 2010, te Utrecht, in de gemeente Utrecht, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 43], een of meer bokwiel(en) en/of

38.(aangifte blz. 1269) in of omstreeks de periode van 26 januari 2010 tot

en met 18 februari 2010, te Mijdrecht, in de gemeente De Ronde Venen, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 44], (ondermeer) laminaatvloer en/of een

display en/of

39.(aangifte blz. 1298) in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot

en met 11 februari 2010, te Weesp, in de gemeente Weesp, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 45], (ondermeer) een of meer vloer(en)

en/of vloerbenodigheden (te weten lijm en/of wax) en/of

40.(aangifte blz. 1321) in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot

en met 26 januari 2010, te Groningen, in de gemeente Groningen, bij

een bedrijf genaamd [slachtoffer 46], (ondermeer) diverse kabels;

(artikel 326a jo. artikel 47 lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht)

en in de zaak met parketnummer 17/885103-10 dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2009 tot en met 19 februari 2009 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- op of omstreeks 18 februari 2009, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 27], een tafelboormachine en/of een boor- en slagschroefmachine en/of een of meer slijpmachine(s) en/of een of meer veiligheidsbril(len) en/of

- op of omstreeks 19 februari 2009, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 27], een dommekracht en/of een of meer boor- en slagschroefmachine;

(artikel 326a Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op of omstreeks 3 juli 2009, te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen, (meermalen) opzettelijk mishandelend - zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], aan/bij de haren heeft vastgepakt en/of/vervolgens aan de haren heeft getrokken en/of in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt of geslagen (mede) tengevolge

waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, en/of

- een persoon, te weten [slachtoffer 47], in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(art. 300 lid 1 juncto art. 304 aanhef sub 1 Wetboek van Strafrecht)

3.

hij op of omstreeks 3 juli 2009, te of bij Surhuisterveen, (althans) in de gemeente Achtkarspelen en/of (althans) in de gemeente Grootegast, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Groningerstraat, een motorrijtuig, (bedrijfsauto), heeft bestuurd;

(art. 9 lid 1 Wegenverkeerswet 1994).

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:

* vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 3. sub B, onder 4.16 en 4.23 ten laste gelegde en vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 3. ten laste gelegde;

* veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 1., 2. en 3. A., C. en D. en 4. (met uitzondering van 4.16 en 4.23) ten laste gelegde;

* oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;

* tenuitvoerlegging van de op 25 november 2009 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken;

* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 22.269,67, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] tot een bedrag van € 46.101,31, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* hoofdelijk toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] tot een bedrag van 11.438,73, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] tot een bedrag van € 386,75, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] tot een bedrag van € 653,49, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] tot een bedrag van € 1.653,97, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] tot een bedrag van € 7.868,71, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] tot een bedrag van € 598,51, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] tot een bedrag van € 3.340,55, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20] tot een bedrag van € 1.547,66, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] tot een bedrag van € 35.020,15, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25] tot een bedrag van € 1.325,66, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26] tot een bedrag van € 357,00, de vordering ten aanzien van de reiskosten niet-ontvankelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 28] tot een bedrag van € 5.919,01, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

* niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 29];

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 31] tot een bedrag van € 4.873,99, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 32] tot een bedrag van € 5.944,05, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 33] tot een bedrag van € 5.022,75, rest niet-ontvankelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 34] tot een bedrag van € 3.165,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 38] tot een bedrag van € 3.710,14, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 39] tot een bedrag van € 573,47, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 40] tot een bedrag van € 2.532,07 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 41] tot een bedrag van € 600,95, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 44] tot een bedrag van € 937,32, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 45] tot een bedrag van € 1.348,68, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

* niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 46] ;

* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] tot een bedrag van € 1.964,67 als op de factuur van vestiging te Drachten, rest niet-ontvankelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

Beoordeling van het bewijs

In de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 1. en 2. ten laste gelegde

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.

1. De verklaring van verdachte2, inhoudende:

Ik had op 1 februari 2010 in Surhuisterveen ruzie met [slachtoffer 1]. Ik heb haar daarbij ook uitgescholden. Hierna heb ik [slachtoffer 2] beetgepakt. Ik heb hem daarbij tegen het deurkozijn aangedrukt.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 1]3, inhoudende:

Ik ben op 1 februari 2010 in onze woning in Surhuisterveen bedreigd door [verdachte]. [verdachte] was boos en zei tegen mij: 'Als je nog een keer zo'n grote bek hebt dan breek ik al je botten en dan zal ik je bek verbouwen.'. Ik voelde mij hierdoor bedreigd en ik was bang. Ik weet dat [verdachte] er toe in staat is om mij iets aan te doen. Dit heb ik al eerder meegemaakt.

Ik liep weg richting de keuken. Ik zag dat [slachtoffer 2], mijn ex-man, inmiddels ook in de woning was. Ik zag dat [verdachte] de keukenlade open maakte en ik hoorde dat hij vroeg waar het mes was zodat hij de banden lek kon steken. Hij wilde niet dat ik weg zou gaan. Ik voelde dat [verdachte] met zijn vinger in mijn schouder prikte. [verdachte] vroeg aan mij of ik bij hem wilde komen zitten. Ik vertelde [verdachte] dat ik bang voor hem was en dat ik dat niet wilde. Ik zag dat [verdachte] een stoel pakte. Ik zag dat hij die stoel boven zijn hoofd hield. Ik had het idee dat hij deze stoel in mijn richting wilde gooien, omdat de stoel in mijn richting werd gehouden.

[slachtoffer 2] ging tussen mij en [verdachte] staan. [verdachte] pakte [slachtoffer 2] bij zijn jas vast. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] tegen de schoorsteenmantel drukte.

3. De verklaring van aangever [slachtoffer 2]4, inhoudende:

[slachtoffer 1] is mijn ex-vrouw. Op 1 februari 2010 ben ik door [verdachte] mishandeld in Surhuisterveen.

Ik hoorde dat [verdachte] riep dat iemand een grote stinkbek had. Ik zag dat [slachtoffer 1] weg vluchtte. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een stoel bij de keukentafel vandaan pakte en deze met beide handen boven zijn hoofd hief. Ik zag dat [verdachte] zich richtte op [slachtoffer 1]. Ik pakte [verdachte] bij zijn arm beet. Dit deed ik om te voorkomen dat [verdachte] [slachtoffer 1] zou slaan met de stoel. Ik zag dat [verdachte] toen de stoel stuk sloeg.

Hierna richtte [verdachte] zich op mij. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met zijn rechterhand bij mijn trui pakte. Dit was ter hoogte van mijn keel. Vervolgens voelde ik dat [verdachte] mij kennelijk opzettelijk met kracht tegen de schoorsteenmantel drukte. Dit deed [verdachte] met zijn rechteronderarm tegen mijn borst. Doordat [verdachte] mij tegen een houten balk duwde voelde ik een hevige pijn in mijn rug.

4. De verklaring van getuige [slachtoffer 47]5

Op 1 februari 2010 was ik in mijn woning in Surhuisterveen. Mijn moeder, [slachtoffer 1], mijn vader [slachtoffer 2] en [verdachte] waren ook in de woning.

Ik hoorde [verdachte] tegen mijn moeder zeggen dat ze niet zo'n grote bek moest hebben.

Ook hoorde ik [verdachte] zeggen dat hij met een mes de banden van de auto's lek zou prikken. Toen zag ik dat [verdachte] een stoel bij de keukentafel vandaan pakte. Ik zag dat hij deze boven zijn hoofd hield.

Opeens zag ik mijn vader, [slachtoffer 2]. Ik zag dat mijn vader [verdachte] tegenhield. Het volgende wat ik zag was dat [verdachte] met zijn rechterhand mijn vader bij de trui pakte. Vervolgens zag ik dat [verdachte] mijn vader tegen de balk achter de kachel aan duwde. Het lijkt mij niet anders kunnen dan dat [verdachte] mijn vader toen pijn deed.

De verdediging heeft ter terechtzitting om vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde verzocht, nu verdachte de bedreiging en de mishandeling ontkent en er in aangiftes en de getuigenverklaring nuanceverschillen bestaan.

De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.

Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in getuigenverklaringen op punten verschillen voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties door het delict. Het gaat om de totale indruk die de verklaring maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.

De rechtbank stelt vast dat de twee aangiftes en getuigenverklaring in hoofdlijnen overeenkomen. De rechtbank heeft voorts geen leugens of feitelijke onmogelijkheden kunnen vaststellen.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde stelt de rechtbank vast dat de aangifte niet alleen door de aangifte van [slachtoffer 2] en getuigenverklaring van [slachtoffer 47] wordt ondersteund, maar ook door de verklaring van verdachte, waarin hij zegt dat hij heeft gescholden tegen [slachtoffer 1].

De rechtbank acht op grond van voorstaande het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank stelt vast dat de aangifte van [slachtoffer 2], ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde, wordt ondersteund door de overige bovenstaande bewijsmiddelen zoals hierboven is weergegeven. De stelling van verdachte dat de handelingen geen pijn hebben gedaan wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank acht de handelingen geschikt om pijn toe te brengen.

De rechtbank acht op grond van voorgaande het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

In de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 3. ten laste gelegde

De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 3. B ten laste gelegde, nu zij dit niet bewezen acht.

Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het onder A., C. en D. ten laste gelegde

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen6 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.

1. De verklaring van verdachte7, inhoudende:

Ik heb een bouwvoertuig, een wiellader van merk Giant, gehuurd van [slachtoffer 3], van het bedrijf [slachtoffer 3] Deze wiellader heb ik niet meer in mijn bezit. Ik weet niet waar de wiellader nu is.

Ik heb voorts vijftig hekken met bijbehorende klemmen en voeten en blokken gehuurd van het bedrijf [slachtoffer 5]. Deze hekken zijn op een gegeven moment naar anderen gegaan. Ik weet niet wat er met deze hekken is gebeurd.

Ik heb een Bobcat gehuurd bij het bedrijf [slachtoffer 6]. Ik ben niet meer in het bezit van deze Bobcat: deze is op enig moment verdwenen.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 3]8, inhoudende:

Ik ben werkzaam bij het bedrijf [slachtoffer 3], welke is gevestigd in Vlissingen.

Op 12 oktober 2009 belde [verdachte] mij op voor een bestelling van een wiellader. Op 15 oktober 2009 is de wiellader afgeleverd op het adres [adres] Ik ben erachter gekomen dat de wiellader te koop is aangeboden via een tussenpersoon. Deze koop is niet door gegaan.

3. De verklaring van verdachte [medeverdachte 1]9, inhoudende:

Ik weet dat [verdachte] in het verleden een shovel heeft gehuurd. Dat ging om een gele shovel, model knik-shovel.

Ik wist van [verdachte] dat hij die shovel wel wilde verkopen. Hij belde mij daar op enig moment over. Ik heb hierbij geholpen door hem in contact te brengen met een persoon die in mijn huis was. De koop ging uiteindelijk niet door. Later vernam ik van [verdachte] dat hij die shovel verkocht had aan een ander.

4. De verklaring van aangever [slachtoffer 5]10, inhoudende:

Ik ben werknemer van het bedrijf [slachtoffer 5], gevestigd in Nijehaske. Op 18 januari 2010 is de huurovereenkomst tussen [slachtoffer 5] en de heer [verdachte], getekend voor de huur van 50 bouwhekken met bijbehorende klemmen, voeten en bokken.

De hekken zijn afgeleverd op het adres [adres]

Wij hebben de hekken niet terug gekregen.

5. De verklaring van verdachte [medeverdachte 2]11, inhoudende:

[verdachte] vroeg mij of ik bouwhekken voor hem kon vervoeren. Ik heb een aantal bouwhekken met voetstukken vervoerd voor [verdachte].

6. De verklaring van aangever [slachtoffer 6]12, inhoudende:

Ik ben bij [slachtoffer 6] werkzaam als bedrijfsleider, welke is gevestigd te Groningen. Op 19 oktober 2009 heeft [verdachte], wonende te [adres] een schranklader, een Bobcat 753, bij ons bedrijf gehuurd. Deze schranklader is op enig moment verdwenen.

7. De verklaring van getuige [slachtoffer 2]13, inhoudende:

Ik weet dat [verdachte] een bob-cat had. Hij zei tegen mij dat hij de Bobcat verkocht had.

8. De verklaring van verdachte [medeverdachte 3]14, inhoudende:

[verdachte] riep dat hij een bob-cat te koop had en vroeg mij of ik daar belangstelling voor had. Ik had er geen belang bij. [verdachte] heeft mij later verteld dat hij de Bobcat heeft verkocht.

De verdediging heeft gesteld dat verdachte geen oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van de goederen en derhalve vrijgesproken dient te worden voor het onder 3.A, B. en D. ten last gelegde.

De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat verdachte de huurder was van voornoemde goederen en dat de goederen door zijn toedoen uit de beschikkingsmacht van de verhuurder zijn geraakt. Verdachte heeft daarbij steeds als heer en meester beschikt over de goederen. Dit terwijl verdachte, uit hoofde van zijn huurovereenkomst, gehouden was om op enig moment de goederen te retourneren.

Verdachte heeft ter zitting geen redelijke verklaring kunnen afleggen voor het feit dat hij de goederen niet meer in zijn bezit heeft. De verklaring van verdachte dat de Bobcat is gestolen, legt de rechtbank terzijde nu zij dit onvoldoende aannemelijk vindt op grond van de geschetste omstandigheden door de aangever [slachtoffer 6]. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 5 november 2009 contact met verdachte heeft gehad en dat verdachte toen niets had verteld over de diefstal terwijl verdachte hem later vertelde dat hij op 6 november 2009 aangifte van diefstal heeft gedaan, maar de politie hem vertelde dat dit op 5 november 2009 was geweest.

De rechtbank acht op grond van voorgaande het onder 3. A, C. en D. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

In de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 4. ten laste gelegde

De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder 4.16 en 4.23 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden, nu zij dit niet bewezen acht.

De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4.3, 4.5, 4.20 en 4.40 ten laste gelegde het volgende.

Artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het maken van een beroep of gewoonte van het kopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.

Met de term 'goederen' worden voorwerpen bedoeld en geen diensten.

De rechtbank is van oordeel dat het verkopen van advertenties, als onder 4.3, 4.5 en 4.20, geen koop is als bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht, maar dat er sprake is van dienstverlening. Ditzelfde geldt ten aanzien van het onder 4.40 ten laste gelegde, waar overeen gekomen is dat het bedrijf werkzaamheden voor verdachte zou verrichten.

De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 4.3, 4.5, 4.20 en 4.40 ten laste gelegde.

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen15 toe ten aanzien van het overige onder 4. ten laste gelegde die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.

1. De verklaring van verdachte16, inhoudende:

Ik woonde met [slachtoffer 1] op het adres [adres] Ik had zelf een bedrijf genaamd [bedrijf 1]. Ik heb samen met [slachtoffer 1] het bedrijf [bedrijf 2] opgericht. Het bedrijf [bedrijf 2] is hierna op naam van [slachtoffer 1] gezet omdat het slecht ging met het bedrijf [bedrijf 1]. Ik was bang dat mijn bedrijf zou vallen.

Het bedrijf [bedrijf 1] is toen op het adres [adres 2] ingeschreven door mij.

2. De verklaring van getuige [slachtoffer 1]17, inhoudende:

Ik heb een relatie met [verdachte]. Wij wonen op het adres [adres] [verdachte] heeft maandelijks een uitkering via de WaJong, hij ontvangt per maand een uitkering van ongeveer € 800,00. Zelf heb ik een WW-uitkering van € 1.200,00 per maand.

Ik weet dat [verdachte], voornamelijk op naam van het bedrijf [bedrijf 1], goederen bestelde bij diverse bedrijven, met het vooropgezette doel om deze zo snel mogelijk te verkopen voor een veel lagere prijs dan de kostprijs, om op deze manier vlug aan geld te komen.

Voor een groot aantal bedrijven heb ik inmiddels meerdere facturen en aanmaningen thuis liggen. Er kwamen wel altijd rekeningen binnen op ons adres in [adres].

4.1

1. De verklaring van verdachte18, inhoudende:

Ik heb goederen bij het bedrijf [slachtoffer 7] besteld en geleverd gekregen. Ik heb deze niet allemaal betaald. Ik heb een aantal goederen van [slachtoffer 7] doorverkocht. Ik heb [slachtoffer 7] niet van deze opbrengst betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 7]19, inhoudende:

Ik ben de divisiemanager van [slachtoffer 7]

[verdachte] heeft als particulier in een tijdsbestek van drie weken bij drie verschillende vestigingen van [slachtoffer 7] voor € 41.568,00 aan goederen besteld. Dit betreft de vestigingen in Winkel, Scharsterbrug en Uitgeest.

In de periode tot heden is er, ondanks meerdere beloften van zijn kant, nog steeds niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is (onder meer) een aantal facturen gevoegd met de data 14 september 2009 tot en met 8 oktober 2009 een factuur van het bedrijf.

3. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4]20, inhoudende:

Ik ben op een dag samen met [verdachte] naar het bedrijf [slachtoffer 7] gegaan. Daarna kwamen er twee personen van [slachtoffer 7] bij ons thuis is en is er gesproken over de verkoop van goederen. Het bedrijf heeft de spullen afgeleverd bij onze woning aan het adres [adres]

Ik ben ook een keer met [verdachte] naar het bedrijf gereden zodat [verdachte] spullen kon uitzoeken en meenemen. Ik wist dat [verdachte] geen geld had om de goederen te betalen.

4.2

1. De verklaring van verdachte21, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 8] een blik Renogoot besteld. Ik heb deze nog niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 8] 22, inhoudende:

Ik ben bedrijfsleider bij [slachtoffer 8], gevestigd in Drachten.

[verdachte] heeft bij ons op 27 februari 2009 een blik reparatiemateriaal, renogoot, gekocht ter waarde van € 67,83. Later, op 8 april 2009, heeft [verdachte] nog enkele rollen dakleer ter waarde van € 140,74 besteld. Beide nota's moesten op naam van [bedrijf 1] worden gezet. Deze nota's zijn nog niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen en aanmaningen van het bedrijf [slachtoffer 8].

4.4

1. De verklaring van verdachte23, inhoudende:

Ik heb spullen bij het bedrijf genaamd [slachtoffer 10] besteld.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 10]24, inhoudende:

Ik ben werkzaam als vertegenwoordiger bij het bedrijf [slachtoffer 10] in Oosterwolde.

Begin oktober 2009 belde [verdachte] naar het bedrijf. Ik heb telefonisch een afspraak met hem gemaakt op 18 november 2009 op het adres [adres].

Op 27 november 2009 heeft [verdachte] meerdere goederen opgehaald, nadat er een offerte is opgemaakt en hij een machtiging heeft ondertekend. [verdachte] heeft de goederen meegenomen zonder te betalen.

Er is tot op heden nog niets betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 10].

4.6

1. De verklaring van verdachte25, inhoudende:

Ik ben het bedrijf [slachtoffer 12] nog geld verschuldigd voor de visitekaartjes die ik daar heb besteld.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 12]26, inhoudende:

Ik ben eigenaar van [slachtoffer 12] te Harlingen.

Ik ben op 24 april 2009 bij [verdachte] in Surhuisterveen geweest. Daar heeft [verdachte] een aantal goederen bij mij besteld. [verdachte] heeft bij mij visitekaartjes (voor een bedrag van € 67,53) en een reclamesticker (voor een bedrag van € 208,25) besteld. Hij heeft deze goederen niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 12].

4.7

1. De verklaring van verdachte27, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 13] een schuurmachine besteld.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 13]28, inhoudende:

Ik ben vestigingsmanager van [slachtoffer 13] in Heerenveen.

In juli 2009 nam [verdachte] telefonisch contact op met ons bedrijf. Hij wilde klant van ons worden. Op 6 augustus 2009 is er een bestelling afgeleverd bij [bedrijf 2] aan de [adres] Dit betrof een bestelling ter waarde van € 1.764,94.

Op 13 augustus 2009 is er wederom een bestelling afgeleverd bij [bedrijf 2] aan de [adres] Dit was een bestelling ter waarde van € 98,43.

De betalingstermijn is 30 dagen. Omdat de eerste rekening niet betaald was, is er een herinnering naar [verdachte] van [bedrijf 2] verstuurd. Veertien dagen later is er een tweede aanmaning verstuurd.

De rekeningen zijn nog niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 13].

3. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4], inhoudende:

Van het bedrijf [slachtoffer 13] te Heerenveen staat nog een nieuwe dan wel zo goed als nieuwe parketboen/schuurmachine met stofzuiger bij mij thuis. [verdachte] en ik hebben die machine van dat bedrijf gekocht. Het aankoopbedrag is nog niet volledig voldaan.

4.8

1. De verklaring van verdachte29, inhoudende:

Ik heb het bedrijf [slachtoffer 14] ingeschakeld om het huis van mijn schoonouders te behangen.

2. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 4]30, inhoudende:

Ik ben directeur van het bedrijf [slachtoffer 14], gevestigd te Beverwijk.

Op een datum begin september werd een opdracht gegeven voor werkzaamheden aan ons bedrijf door [bedrijf 1] gevestigd op het adres [adres 2].

Deze werkzaamheden hielden in dat door ons bedrijf op het adres [adres 3] schilder- en behangwerkzaamheden gedaan zouden worden.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 14] d.d. 17 november 2009, inhoudende:

[bedrijf 1], [adres 2].

Omschrijving: extra verf geleverd

Totale prijs: € 98,00

4.9

1. De verklaring van aangever [slachtoffer 15]31, inhoudende:

[verdachte] heeft namens zijn bedrijf [bedrijf 2] voor € 7.868,71 een aantal houten vloeren bij ons besteld. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel, welke [verdachte] heeft overhandigd, is het bedrijf [bedrijf 2] gevestigd op de [adres] Hij heeft deze goederen niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen d.d 8 juli 2009 tot en met 4 september 2009 van het bedrijf [slachtoffer 15], inhoudende:

Klant: [bedrijf 2], [adres]

4.10

1. De verklaring van verdachte32, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 16] een hoeveelheid gereedschap, waaronder ringsteeksleutels en setjes dopsleutels gekocht. Ik heb deze goederen nog niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 16]33, inhoudende:

In november 2009 is er een bestelling bij het bedrijf [slachtoffer 16] te Oldemarkt gedaan. Deze bestelling hebben wij op 3 december 2009 afgeleverd aan [bedrijf 2] op het adres [adres]

Het gaat daarbij om vier ring-steekssleutelsets, een gereedschapswagen en handschoenen ter waarde van € 679,91.

Mijn bedrijf heeft nog geen betaling ontvangen voor de geleverde goederen.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 16]

4.11

1. De verklaring van aangever [slachtoffer 17]34, inhoudende:

Ik ben directeur van het bedrijf [slachtoffer 17], welke is gevestigd te Naarden. Op 10 december 2009 hebben wij een open schaalknijper van het type BOA 60 serienummer [nummer] verkocht en geleverd aan het bedrijf [bedrijf 1] te Drachten. Dit goed kost € 2.195,55.

Wij zijn tot op heden niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer17], inhoudende:

[bedrijf 1], [adres 2].

Offertedatum 10 december 2009.

4.12

1. De verklaring van verdachte35, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf genaamd [slachtoffer 18] een grote hoeveelheid strooizout besteld. Ik heb dit niet betaald.

2. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 18]36, inhoudende:

Ik ben werkzaam bij [slachtoffer 18], dat gelegen is in Moerdijk. Er is op 30 december 2009 een partij zout afgeleverd aan het bedrijf [bedrijf 1] in [adres]. Hierna is er nog een aantal maal een levering van zout geweest aan hetzelfde bedrijf.

De rekeningen zijn niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 18] gevoegd.

4.13

2. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 19]37, inhoudende:

Ik ben werkzaam bij het bedrijf genaamd [slachtoffer 19], gelegen in Barneveld.

[verdachte], werkzaam voor [bedrijf 1] gelegen in Drachten kwam bij ons kijken. In juni 2009 kwam [verdachte] bij ons een bestelling plaatsen. Hij vertelde dat hij voor het bedrijf [bedrijf 2] een voorraad nodig had.

Hij bestelde verschillende soorten vloeren voor een bedrag van € 16.918,63.

Wij hebben deze vloeren op 22 juni 2009 bezorgd aan de [adres] [verdachte] heeft nog niet alles betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 19], inhoudende:

Geadresseerde: [bedrijf 1], [adres].

4.14

1. De verklaring van verdachte38, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 20] spullen besteld voor een housewarming bij mijn schoonouders.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 20]39, inhoudende:

Op 12 december 2009 had mijn bedrijf [slachtoffer 20] een opdracht om voor een housewarming goederen te leveren. Dit betreft een lijst aan drank en eten. Ik heb de lijst bij de aangifte gevoegd. We hebben de goederen afgeleverd in Heemskerk. Vervolgens hebben wij de factuur verzonden naar de heer [verdachte] op het adres [adres].

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 20], inhoudende:

Geadresseerde: De heer [verdachte], [adres].

Nota: hapjesbuffet, tapasbuffet, bier, jenever, wijn, jus d'orange, frisdrank, buffettafel afgerokt, statafels afgerokt, biertap, klapstoeltjes en mastiek.

3. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4], inhoudende:

[verdachte] regelde bij het bedrijf [slachtoffer 20] diverse drink- en etenswaren voor de housewarming van mijn ouders. Ik heb [verdachte] nog gezegd dat wij dit nooit konden betalen. Hij wist mij te overreden om het toch uit te voeren. Ik weet dat de rekening tot nu toe nog niet is betaald.

4.15

1. De verklaring van verdachte40, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 21] goederen besteld.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 21]41, inhoudende:

Ongeveer half december 2009 kwam [verdachte] samen met een vriendin genaamd '[medeverdachte 4] bij ons bedrijf [slachtoffer 21] in Wormerveer.

[verdachte] heeft zeven maal bouwmaterialen en diversen bij ons besteld in de periode van 13 december 2009 tot en met 7 januari 2010. Deze spullen heeft hij zelf meegenomen. Er zijn ook vier vrachtwagens met trailers met spullen naar hem toegegaan. De spullen werden afgeleverd op het adres [adres].

De bouwmaterialen die hij heeft besteld zijn ondermeer garagedeuren, isolatiemateriaal, palletwikkelaar, branddeuren, dakpannen, geluid gedempte unit en snelroldeuren.

[verdachte] wilde de spullen onder consignatie kopen. Ik wilde hier niet aan meewerken.

Hij is toen akkoord gegaan met de door mij gestelde voorwaarden. Hij heeft elke keer het koopcontract ondertekend. We zijn een prijs overeengekmen die hij wekelijks aan mij zou betalen. De totale waarde van de afgenomen goederen is € 35.420,35. Hij heeft hiervan slechts € 400,00 betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 21], welke zijn gericht aan [bedrijf 1], t.a.v. de heer [verdachte], [adres]

4.17

1. De verklaring van verdachte42, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 23] een aantal parketvloeren besteld en geleverd gekregen.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 23] 43, inhoudende:

[verdachte] heeft namens het bedrijf [bedrijf 1] bij ons bedrijf [slachtoffer 23], te Zoeterwoude, parketvloeren en benodigdheden besteld voor een bedrag van € 4.528,80. Wij hebben op 6 en 7 april 2009 de goederen geleverd op het adres [adres] Dit is het bedrijfsadres van [bedrijf 1], het bedrijf van [verdachte]. Er zijn verschillende aanmaningen naar het bedrijf gegaan. De openstaande schuld van € 4.009,57 is tot op heden niet betaald.

4.18

1. De verklaring van verdachte44, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 24] werkkleding en strooizout gekocht. Ik heb deze goederen niet betaald.

2. De verklaring van verdachte45, inhoudende:

Ik ging met [medeverdachte 1] naar het bedrijf [slachtoffer 24]. Ik wist toen al dat ik de goederen niet kon betalen. Ik nam de kleding af, wetende dat ik dit niet kon betalen.

3. De verklaring van aangever [slachtoffer 24]46, inhoudende:

Op 18 december 2009 kwam [verdachte] bij ons bedrijf, [slachtoffer 24], in Heerenveen.Hij deed een bestelling van bijna € 3.000,00. De afspraak in het bedrijf is dat nieuwe klanten bj aanschaf een voorschot betalen. Dit heb ik [verdachte] uitgelegd en die gaf te kennen dat hij de volgende morgen een aanbetaling zou doen. De volgende morgen had [verdachte] echter geen geld. Hierna ben ik nog een aantal malen met hem in contact getreden, echter dit heeft tot niets geleid.

4. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 24]47, inhoudende:

[verdachte] heeft bij ons bedrijf, [slachtoffer 24], goederen, waaronder werkbroeken, overalls en strooizout, gekocht zonder deze te betalen.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 24].

4.19

1. De verklaring van verdachte48, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 25] twee kantelcontainers gekocht. Ik heb deze containers niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 25]49, inhoudende:

Op 27 januari 2010 belde [verdachte] mij op de bedrijfstelefoon van ons bedrijf genaamd [slachtoffer 25]

De order voor twee kantelcontainers is dezelfde dag gemaakt. Op 28 janauri 2010 zijn de twee containers afgeleverd op het volgende adres: [bedrijf 1], [adres] Op dezelfde dag is er een factuur naar ditzelfde adres verzonden. De betaling zou binnen 14 dagen geschieden. Dit is tot op heden niet gebeurd.

4.21

1. De verklaring van verdachte50, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 27] een lasmachine gekocht.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 27] 51, inhoudende:

Door [bedrijf 1] is op 26 februari 2009 bij [slachtoffer 27], gevestigd te Sneek, een lasmachine van het merk ESAB besteld en ook geleverd aan het desbetreffende bedrijf op het adres [adres] Daarvan heeft [bedrijf 1] ook een factuur gekregen voor een bedrag van € 2.901,31. Tot op heden heeft het bedrijf deze betaling nog niet ontvangen. Tevens heeft [slachtoffer 27] een incassobureau naar [bedrijf 1] gestuurd, maar dit was zonder enig resultaat.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 27] d.d. 26 februari 2009, alsmede een incasso d.d. 11 februari 2010, beiden gericht aan [bedrijf 1], [adres].

4.22

1. De verklaring van verdachte52, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 28] vlaggenmasten besteld en geleverd gekregen. Ik heb deze nog niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 28] 53, inhoudende:

Ik ben directeur/eigenaar van [slachtoffer 28]. Het bedrijf is gevestigd in Bodegraven.

Rond oktober 2009 werd ik benaderd door [verdachte]. Hij bestelde op naam van zijn bedrijf [bedrijf 1] vier vlaggenmasten en 11 banieren, vlaggen. Deze goederen zijn niet betaald. De rekening bedraagt € 5.740,51.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 28].

4.24

1. De verklaring van verdachte54, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 30] gereedschap gekocht. Ik heb de goederen nog niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 30]55, inhoudende:

Op 17 maart 2009 kwam [verdachte] ons bedrijf in Drachten, genaamd [slachtoffer 30], binnen. Hij legitimeerde zich en liet een inschrijving van de Kamer van Koophandel zien onder de naam van [bedrijf 1], gevestigd in [adres]. Hij kocht diverse goederen. Hij heeft nooit voor deze goederen betaald. De totale waarde van alle goederen die hij in zestien keer heeft gekocht is € 7.137,07.

Na elke keer dat de heer [verdachte] goederen bestelde kreeg hij een bon mee en stuurden wij een factuur op naar de [adres] Wij hebben ook meerdere malen herinneringen verstuurd.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 30].

4.25

1. De verklaring van verdachte56, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 31] spullen besteld. Ik heb de factuur nog niet helemaal voldaan.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 31]57, inhoudende:

Op 6 augustus 2009 kreeg het bedrijf [slachtoffer 31] telefonisch een bestelling van de heer [verdachte]. Voor € 946,05 bestelde hij vijftien magazijnrekken, een rek met plastic stapelbakken en twee maal stanley gereedschap.

Deze bestelling is op 7 augustus 2009 geleverd op de [adres] De order is op rekening uitgeleverd aan [verdachte] met zijn bedrijf [bedrijf 1].

Op 11 augustus kregen wij een tweede bestelling, ter waarde van € 3.099,53. Deze bestelling werd op 12, 24 en 26 augustus 2009 afgeleverd op voornoemd adres.

De facturen zijn niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal factuur van het bedrijf [slachtoffer 31].

4.26

1. De verklaring van verdachte58, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 32] goederen besteld. Ik heb deze goederen niet betaaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 32]59, inhoudende:

Ik ben directeur van het bedrijf [slachtoffer 32] in Groningen.

Tussen 1 december 2009 en 8 februari 2010 heeft [verdachte] goederen bij ons besteld. [verdachte] heeft deze goederen niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur d.d. 3 februari 2010 van het bedrijf [slachtoffer 32], inhoudende:

Gericht aan: [bedrijf 1], [adres]

Omschrijving: Leveren en plaatsen CV installatie en radiator.

4.27

1. De verklaring van aangever [slachtoffer 33]60, inhoudende:

Ik werk bij het bedrijf [slachtoffer 33] te Wijk bij Duurstede.

Een bedrijf, genaamd [bedrijf 2], heeft vanaf de maand juli 2009 tot aan augustus 2009 goederen bij ons bedrijf besteld. Deze goederen hebben wij geleverd op het adres [adres] Echter hebben wij geen betaling mogen ontvangen van het bedrijf waaraan wij de goederen hebben geleverd.

Ons contactpersoon was [verdachte]. Deze [verdachte] heeft alle goederen bij ons besteld. Hij heeft een Doorlopende machtiging bedrijven ondertekend. Nadat wij de verschuldigde bedragen hebben geïnd, kregen wij een terugboeking.

In totaal is het bedrijf [bedrijf 2] ons € 4.356,08 verschuldigd.

Als bijlage bij deze aangifte zijn (onder meer) gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 33] en de Doorlopende machtiging bedrijven.

4.28

1. De verklaring van verdachte61, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 34] kipwagens besteld en opgehaald bij hun vestiging.

2. De verklaring van verdachte62, inhoudende:

Ik kon die kiepkarren niet betalen.

3. De verklaring van aangever [slachtoffer 34]63, inhoudende:

Ik ben eigenaar van het bedrijf [slachtoffer 34], gevestigd in De Lier.

Op 30 november 2009 heb ik een telefonsiche bestelling binnengekregen van [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 2], gevestigd aan de [adres]

Hij deed bij mij een bestelling van een Deves Kipwagen, model 23, serienummer [nummer], en de prijs was € 2.100,35. Deze kipwagen is afgeleverd bij het bedrijf in [adres].

Binnen een week is een tweede machine besteld. Het ging hierbij om een bestellling van een Deves Kipwagen, model 23, serienummer [nummer] en de prijs was € 1.666,00. [verdachte] heeft deze kipwagen zelf opgehaald.

De beide facturen zijn niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 34].

4. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4]64, inhoudende:

Ik heb samen met [verdachte] een aanhangwagen met kiepbak weggehaald.

4.29

1. De verklaring van verdachte65, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 35] een kipwagen en een veegmachine gekocht en afgehaald. Ik heb deze goederen nog niet betaald.

[medeverdachte 4] is met mij mee gegaan om de goederen op te halen.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 35]66, inhoudende:

Op 12 december 2009 kwam [verdachte] met een vrouw bij ons op het bedrijf [slachtoffer 35] in Beilen. Hij kwam een kipwagentje en een veegmachine ophalen. We zijn een prijs van € 4.400,00 overeengekomen. De factuur is nog niet betaald.

3. De verklaring van [medeverdachte 4]67, inhoudende:

Wij hebben een kipwagentje in de buurt van Beilen opgehaald. Dat was een wagentje met een veegmachine. We haalden deze op met een VW Golf en daarachter een gekoppelde aanhangwagen.

4.30

1. De verklaring van verdachte68, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 36] grote hoeveelheden brandstof, dieselolie, besteld en afgenomen. Deze olie is nog niet betaald.

2. De verklaring van verdachte69, inhoudende:

Toen ik de dieselolie bestelde had ik de middelen niet om te betalen. Ik had wel direct geld nodig en dit leek mij een snelle manier om dat te krijgen. De € 200,00 van [naam 1] heb ik voor privé-doeleinden gebruikt, onder andere voor boodschappen.

3. De verklaring van aangever [slachtoffer 36]70, inhoudende:

Op 26 november 2009 werd ons bedrijf, [slachtoffer 36], telefonisch benaderd door [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 1] te [adres]. Hij plaatste een bestelling voor het leveren van brandstof. Deze brandstof is op 27 november 2009 door ons geleverd op het adres [adres], waar het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd is. Daarna heeft [verdachte] nog drie maal een bestelling geplaatst.

[verdachte] heeft in totaal voor een bedrag van € 8.946,73 brandstof bij ons besteld en niet betaald.

4.31

1. De verklaring van aangever [slachtoffer 37]71, inhoudende:

Op 30 september 2009 verscheen [verdachte] in de winkel van [slachtoffer 37] te Dokkum. Hij heeft zich bij ons ingeschreven met de volgende gegevens: [bedrijf 1], [adres]

[verdachte] heeft een stofzuiger van het merk Makita ter waarde van € 235,38 meegenomen. Hij heeft een aantal dagen later een werkbroek ter waarde van € 66,47 meegenomen.

De goederen zijn nog niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 37].

4.32

1. De verklaring van verdachte72, inhoudende:

Mijn mobiele telefoonnummer is: 06-[nummer].

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 38]73, inhoudende:

In de maand september 2009 kwam een man, welke opgaf te zijn [verdachte] met als postadres [adres], bij [slachtoffer 38] te Joure. Hij gaf op namens het bedrijf [bedrijf 2] hier te zijn en tevens contactpersoon was.

Het bedrijf [bedrijf 2] is gelegen aan de [adres]

Het telefoonnummer 06-[nummer].

[verdachte] kocht deze dag voor een bedrag van € 1.466,35, een bedrag van € 27,31 en een bedrag van € 42,48. Deze bedragen zijn overgemaakt. In september 2009 bleek dat deze bedragen zijn teruggeboekt.

[verdachte] heeft nogmaals voor een bedrag van € 47,85 en € 2.126,15 goederen bij ons gekocht. Deze bedragen hebben wij niet ontvangen.

Ik heb op 5 oktober 2009 telefonisch contact gehad met [verdachte] op het nummer 06-[nummer].

Er zijn verschillende aanmaningen naar het opgegeven adres versturd.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal factuur van het bedrijf [slachtoffer 38].

4.33

1. De verklaring van aangever [slachtoffer 39]74, inhoudende:

Op 17 november 2009 kwam [verdachte], wonende aan de [adres], in mijn bedrijf [slachtoffer 39], gevestigd te Huis ter Heide.

[verdachte] deelde mij mee dat hij een constructiebedrijf had en toonde mij een uittreksel van de Kamer van Koophandel. [verdachte] kocht voor in totaal € 573,47 aan verschillende materialen. Ik heb de rekening naar zijn adres verstuurd. Er volgende geen betaling. Hierop heb ik nog een herinnering verstuurd. Ook hierop heb ik geen betaling ontvangen.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 39].

4.34

1. De verklaring van verdachte75, inhoudende:

Ik heb het bedrijf [slachtoffer 40]. opdracht gegeven om werk te verrichten in onze woning in [adres].

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 40]76, inhoudende:

Ik ben eigenaar van [slachtoffer 40].. Op 8 januari 2010 werd ik door [verdachte] gebeld. Hij wilde dat wij de verwarming in zijn woning gingen aanleggen. Op 18 januari 2010 belde [verdachte] dat ik de radiatoren moest plaatsen. Op 20 januari 2010 zijn monteurs van [slachtoffer 40]. begonnen om de radiatoren te installeren in de woning van [verdachte] op de [adres]

[verdachte] heeft de facturen ter hoogte van € 2.532,07 niet betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 40]..

4.35

1. De verklaring van verdachte77, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 41] een hoeveelheid gereedschap gekocht. Ik heb de setjes niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 41]78, inhoudende:

[verdachte] heeft bij het bedrijf genaamd [slachtoffer 41], gevestigd in Noordbroek, een grote hoeveelheid gereedschap besteld op naam van het bedrijf [bedrijf 2].

Dit was ter waarde van € 708,05.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 41] d.d. 30 januari 2010.

4.36

1. De verklaring van verdachte79, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 42] een hoeveelheid goederen besteld en afgehaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 42]80, inhoudende:

Ik ben bedrijfsleider bij de [slachtoffer 42] gevestigd in Drachten. In april 2009 heeft [verdachte] negen maal goederen bij ons opgehaald, in mei 21 keer en in juni één keer. Hij heeft de facturen niet betaald. Hij heeft ook niet gereageerd op aanmaningen.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 42]

3. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4]81, inhoudende:

Vanaf begin 2009 deed [verdachte] zowel op naam van zijn bedrijf [bedrijf 1] als ook op [bedrijf 2] bestellingen bij vele bedrijven. Vanaf begin af aan waren we niet in staat te betalen. Ik wist vanaf het begin van de praktijken van [verdachte] af. Ik heb [verdachte] er ook meerdere malen op gewezen dat wij dingen niet konden betalen. Hij bestelde onder andere goederen bij [slachtoffer 42].

Ik heb daar ook wel goederen opgehaald en ook wel samen met [verdachte].

Vaak werden de goederen bij ons thuis afgeleverd. Niets betaald. Geld gekregen van ene [naam 2] uit Assen om [slachtoffer 42] te betalen. Daarvan hebben wij drugs en huishoudelijke kosten betaald.

4.37

1. De verklaring van verdachte82, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf [slachtoffer 43] een aantal goederen afgenomen. Ik heb deze goederen niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 43] 83, inhoudende:

[verdachte] heeft op 15 oktober 2009 bij het bedrijf [slachtoffer 43], te Utrecht, acht bokwielen besteld. Deze zijn op 22 oktober 2009 afgeleverd op het adres [bedrijf 1], [adres]

Ik heb tot op de dag van vandaag nog steeds geen geld van [verdachte] ontvangen.

Ik heb wel regelmatig met hem gebeld.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 43]

4.38

1. De verklaring van verdachte84, inhoudende:

Ik ben wel eens bij het bedrijf [slachtoffer 44] geweest.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 44] 85, inhoudende:

Op 26 januari 2010 werd er telefonisch een bestelling gedaan door [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 2], gevestigd [adres], bij ons bedrijf [slachtoffer 44], gevestigd te Mijdracht.

De bestelling betrof een laminaatvloer, display en vrachtkosten, een totaal bedrag van € 937,32.

Op 27 januari 2010 werd de bestelling afgeleverd bij het vestigingsadres van [bedrijf 2]. Daar heeft de heer [verdachte] de machtiging ingevuld en getekend.

Op 3 februari 2010 heeft [slachtoffer 44] de machtiging gebruikt. Het bedrag is op 10 februari 2010 gestorneerd.

Als bijlage bij deze aangifte is (onder meer) gevoegd een factuur van het bedrijf [slachtoffer 44], alsmede een zakelijke machtiging

4.39

1. De verklaring van verdachte86, inhoudende:

Ik heb bij het bedrijf genaamd [slachtoffer 45] olie en een kast besteld en afgehaald. Deze heb ik niet betaald.

2. De verklaring van aangever [slachtoffer 45] 87, inhoudende:

Ons bedrijf [slachtoffer 45], gevestigd te Weesp, heeft diverse goederen geleverd aan een bedrijf genaamd [bedrijf 2]. De facturen konden op enig moment niet meer automatisch geïncaseerd worden.

Bij ons was de heer [verdachte] enige contactpersoon van dit bedrijf, en naar ons weten is hij de directeur van het bedrijf [bedrijf 2]. Hij heeft toegezegd de facturen te betalen, maar dit heeft hij nooit gedaan. Tot aan 17 december 2009 heeft [bedrijf 2] nog diverse goederen bij ons besteld. Deze zijn echter nooit betaald.

Als bijlage bij deze aangifte is gevoegd een aantal facturen van het bedrijf [slachtoffer 45]

Overweging rechtbank

De raadsman van verdachte heeft het volgende aangevoerd. Ten aanzien van een aantal aangiftes heeft verdachte erkend dat hij de bestelling heeft geplaatst, maar hij ontkent ook een aantal aankopen. Bij deze laatste zaken is onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de aankoop heeft gedaan. Verdachte dient tengevolge hiervan van deze feiten te worden vrijgesproken.

Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij, nu hij steeds de bedoeling heeft gehad om de rekeningen te betalen. Tevens heeft verdachte aangegeven dat hij een aantal goederen van verschillende bedrijven in consignatie had en aldus niet was gehouden om die goederen te betalen.

De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.

Aankoop door verdachte

De rechtbank stelt op grond van onderstaande bewijsmiddelen vast dat er steeds naast de aangifte een aanvullend bewijsmiddel is dat het verdachte was die de bestelling heeft geplaatst. Wanneer verdachte heeft aangegeven dat hij de koop niet heeft gedaan, dan is er een nota of aanmaning waar alle specifieke gegevens van verdachte op staan, zoals zijn naam, zijn woonadres en de naam van zijn bedrijf [bedrijf 1] of het bedrijf [bedrijf 2].

De rechtbank acht het onaannemelijk dat er een ander is geweest die de bestellingen heeft geplaatst en de goederen heeft ontvangen zonder deze te betalen.

De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat deze goederen steeds door verdachte zijn besteld en afgenomen.

Oogmerk van niet- of niet-volledige betaling

De stelling van verdachte dat hij verschillende goederen van verschillende bedrijven in consignatie had, wordt niet bevestigd door enig ander stuk of enige andere verklaring. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte de bedrijven ook niet betaalde van de opbrengst van de verkoop van een aantal goederen. Voorts strookt zijn verklaring niet met de omstandigheid dat de goederen aan verdachte gefactureerd zijn. De rechtbank stelt aldus vast dat er telkens geen sprake was van consignatie, maar steeds van een koopovereenkomst.

De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij steeds voornemens was om de rekeningen te betalen ongeloofwaardig. Er zijn meerdere personen die aangeven dat hij veel goederen bestelde terwijl hij wist dat hij deze niet kon betalen. Verdachte heeft ook meermalen verklaard dat hij moest leven van een uitkering en het niet goed ging met zijn bedrijf [bedrijf 1] en het bedrijf [bedrijf 2].

Voorts heeft verdachte meermalen aangegeven dat hij wel eens goederen bestelde terwijl hij wist dat hij deze niet kon betalen.

De rechtbank leidt uit voorgaande af dat verdachte gedurende een langere periode, van 1 januari 2009 tot en met 19 april 2010, op verschillende tijdstippen vierendertig aankopen heeft gedaan, zonder dat hij deze heeft betaald en kon betalen. Het ging bij deze aankopen om niet geringe bedragen. Aldus bleef verdachte aankopen doen, terwijl hij eerdere aankopen niet had betaald. Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte het oogmerk had van niet- of niet-volledige betaling van voornoemde aankopen.

De rechtbank is aldus -met de officier van justitie- van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4. ten laste gelegde, zoals is opgenomen in de bewezenverklaring.

In de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 1. ten laste gelegde

De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is ten aanzien van de koop op 19 februari 2009 bij het bedrijf [slachtoffer 27] in Heerenveen.

De rechtbank is van oordeel dat de enkele koop op 18 februari 2009, bij de vestiging van datzelfde bedrijf in Drachten, onvoldoende is om te kunnen spreken van het maken van een beroep of gewoonte van het kopen van goederen met het oogmerk om deze zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren in de ten laste gelegde periode van 18 tot en met 19 februari 2009.

De rechtbank zal verdachte derhalve vrij spreken van het hem onder 1. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 17/885103-10.

In de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 2. ten laste gelegde

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen88 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.

1. De verklaring van verdachte89, inhoudende:

Ik had op 3 juli 2009 ruzie met mijn vriendin [slachtoffer 1]. Ik heb haar toen een klap gegeven.

[slachtoffer 47] was op dat moment ook in onze woning in [adres].

2. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 47]90, inhoudende:

Ik bevond mij op 3 juli 2009 in onze woning aan de [adres] Ik woon hier met mijn moeder [slachtoffer 1] en haar vriend [verdachte].

Ik zag en hoorde dat mijn moeder ruzie kreeg met [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] mijn moeder met zijn linkerhand bij haar haar vastpakte en er hard aan trok. Ik zag dat hij met zijn rechterhand, met zijn vuist, mijn moeder met kracht tegen haar hoofd sloeg. Ik zag later dat mijn moeder bloed aan haar lip had en dat [verdachte] een grote pluk haar uit haar hoofd had getrokken.

Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en een draaibeweging maakte met zijn linkerarm en vuist.

Ik zag en voelde vervolgens dat [verdachte] met zijn linkervuist mij met kracht raakte tegen mijn kaak. Ik voelde hierdoor hevige pijn aan mijn kaak.

3. De verklaring van getuige [slachtoffer 1]91, inhoudende:

Ik heb nu ongeveer vijf jaar een relatie met [verdachte]. We wonen samen in [adres]. Op 3 juli 2009 was ik in onze woning. [verdachte] werd ontzettend kwaad en pakte me met kracht bij mijn haren en sloeg mij met zijn vuist vol op het gezicht. Ten gevolge van de vuistslag kreeg ik een losse boventand, een tand door de lip en een lichte hersenschudding. [verdachte] trok mij met zoveel kracht aan de haren dat er over een oppervlakte van tien bij tien centimeter op mijn achterhoofd vele haren werden uitgetrokken.

Tengevolge van dit geweld kwam ik ook te vallen en kreeg ik een gekneusde dikke linkerteen en bloeduitstortingen op mijn onderbeen.

[verdachte] heeft mij veel pijn veroorzaakt.

4. De verklaring van getuige [getuige 2]92, inhoudende:

Op 3 juli 2009 zag ik in de woning van [slachtoffer 1] en [verdachte] dat [verdachte] [slachtoffer 1] aan haar haren trok en haar op het gezicht sloeg. Ik zag ook dat [verdachte] [slachtoffer 47] tegen het hoofd sloeg. Dit ging met heel veel kracht.

De rechtbank acht op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 juli 2009 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 47] heeft mishandeld, zoals onder 2. is ten laste gelegd.

In de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 3. ten laste gelegde

De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 3. ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

in de zaak met parketnummer 17/880044-10 dat:

1.

hij op 1 februari 2010 te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen,

[slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling,

immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stoel boven zijn hoofd gehouden en deze dreigend de woorden toegevoegd : "als je nog een keer zo'n grote bek hebt dan breek ik al je botten en dan zal ik je bek verbouwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.

hij op 1 februari 2010 te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2],

- met kracht bij de kleding, ter hoogte van de keel, heeft vastgepakt en

- vervolgens met kracht die [slachtoffer 2] tegen de schoorsteenmantel en/of een houten balk heeft geduwd,

waardoor deze pijn heeft ondervonden;

3.

hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 19 april 2010 te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen meermalen opzettelijk

A. een bouwvoertuig, te weten een wiellader (merk Giant, type D262s))

en/of,

C. 50 bouwhekken met bijbehorende klemmen en/of voeten en/of bokken,

D. een schranklader (Bobcat 753),

toebehorende aan

A. het bedrijf [slachtoffer 3], gevestigd te

Vlissingen en

C. het bedrijf [slachtoffer 5] gevestigd te Nijehaske en

D. het bedrijf [slachtoffer 6] gevestigd te Groningen,

welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

4.

hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 19 april 2010, op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een anderen de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en zijn mededaders, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

1.

in de periode van 15 september 2009 tot en met 27 november 2009, te Winkel, in de gemeente Niedorp en te Uitgeest, in de gemeente Uitgeest en te Scharsterburg, in de gemeente Skarsterlân, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 7], een grote hoeveelheiden goederen, te weten ondermeer tuingereedschap en houten palen en schuttingen en loungesets en picknicktafel en een kruiwagen en stenen, ter waarde van ongeveer 45.000 euro en

7.

in de periode van 6 augustus 2009 tot en met 18 februari 2010, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 13], laminaat en een schuurmachine en schuurvellen en

14.

in de periode van 12 december 2009 tot en met 10 februari 2010, te Beverwijk, in de gemeente Beverwijk, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 20], een grote hoeveelheid etens- en drinkwaren en statafels en stoelen

28.

in de periode van 30 november 2009 tot en met 8 februari 2010, te Lier, in de gemeente Westland, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 34], Deves kipwagens, Model 23, serienummer [nummer] en serienummer [nummer] en

29.

in de periode van 1 december 2009 tot en met 10 februari 2010, te Beilen, in de gemeente Midden-Drenthe, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 35], een kipwagen en een veegmachine en

36.

in de periode van 23 januari 2009 tot en met 1 februari 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 42], grote hoeveelheden goederen, te

weten CV-ketels en thermostaten en gasbetonzagen en een haakse slijpmachine en

closetten;

en

hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 19 april 2010, op na te noemen plaatsen, in een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een anderen de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

2.

in of omstreeks de periode van 27 februari 2009 tot en met 1 maart 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 8], ondermeer dakleer en een blik Renogoot en

4.

in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 november 2009, te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 10], een hoeveelheid etens- en drinkwaren en rookwaar ondermeer frisdrank en alcoholhoudende drank en snacks en shag en

6. in de periode van 24 april 2009 tot en met 15 februari 2010, te Harlingen, in de gemeente Harlingen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 12], een reclamesticker en visitekaartjes en

8.

in de periode van 1 september 2009 tot en met 5 februari 2010, te Beverwijk, in de gemeente Beverwijk, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 14], verf en

9.

in de periode van 1 juli 2009 tot en met 24 februari 2010, te Oss, in de gemeente Oss, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 15], houten vloeren en

10

in de periode van 1 november 2009 tot en met 15 februari 2010, te Oldemarkt, in de gemeente Steenwijkerland, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 16], een hoeveelheiden gereedschap, te weten ring-steeksleutelsets en een gereedschapswagen en een latex handschoenen en

11.

in de periode van 10 december 2009 tot en met 23 februari 2010, te Naarden, in de gemeente Naarden, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer17], een Open Schaalgrijper,type BOA 60, serienummer [nummer] en

12.

in de periode van 30 december 2009 tot en met 17 februari 2010, te Moerdijk, in de gemeente Moerdijk, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 18], grote hoeveelheden strooizout en

13.

in de periode van 1 februari 2009 tot en met 16 februari 2010, te Barneveld, in de gemeente Barneveld, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 19], vloeren en

15.

in de periode van 15 december 2009 tot en met 19 februari 2010, te Wormerveer, in de gemeente Zaanstad, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 21], een grote hoeveelheid bouwmaterialen, te weten ondermeer garagedeuren en isolatiemateriaal en branddeuren en dakpannen en terraskachels en pallet wikkelaars en vloer- en wandtegels en

17.

in de periode van 6 april 2009 tot en met 1 maart 2010, te Zoeterwoude, in de gemeente Zoeterwoude, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 23], parketvloeren en

18.

in de periode van 18 december 2009 tot en met 4 februari 2010, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 24], werkkleding ondermeer broeken en jassen en strooizout en

19.

in de periode van 27 januari 2010 tot en met 3 februari 2010, te Staphorst, in de gemeente Staphorst, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 25], twee kantelcontainers en

21.

in de periode van 26 februari 2009 tot en met 12 februari 2010, te Sneek, in de gemeente Sneek, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 27], een lasmachine van het merk ESAB en

22.

in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 3 februari 2010, te Bodegraven, in de gemeente Bodegraven, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 28], vlaggenmasten en banieren, vlaggen, en

24.

in de periode van 17 maart 2009 tot en met 25 februari 2010, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 30], een grote hoeveelheid goederen, te weten ondermeer hout en gipsplaten en gereedschap en

25.

in de periode van 6 augustus 2009 tot en met 11 maart 2010, te Zeist, in de gemeente Zeist, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 31], magazijnrekken en een rek met stapelbakken en gereedschap en

26.

in de periode van 1 december 2009 tot en met 8 februari 2010, te Groningen, in de gemeente Groningen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 32], een radiator met bijbehorende leidingen en kraan en

27.

in de periode van 1 juli 2009 tot en met 16 februari 2010, te Wijk bij Duurstede, in de gemeente Wijk bij Duurstede, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 33], een grote hoeveelheid goederen, te weten ondermeer laminaatvloeren en hardwaxolie en gaasschijven en lijm en

30.

in de periode van 26 november 2009 tot en met 27 januari 2010, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 36], een grote hoeveelheden brandstof, dieselolie, en

31.

in de periode van 30 september 2009 tot en met 11 februari 2010, te Dokkum, in de gemeente Dongeradeel, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 37], een stofzuiger en een cirkelzaagblad en decoupeerzaagbladen en verstekscharen en

32.

in de periode van 20 augustus 2009 tot en met 10 maart 2010, te Joure, in de gemeente Skarsterlân, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 38], ondermeer afkortzagen, merk Makita, en diverse zaagbladen eneen stripnagelapparaat en ander gereedschap en

33.

in de periode van 16 november 2009 tot en met 9 februari 2010, te Huis ter Heide, in de gemeente Noordenveld, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 39], ondermeer stekkers en bezems en een koevoet en buizen en

34.

in de periode van 8 januari 2010 tot en met 11 februari 2010, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 40], paneelradiatoren met omkasting, type Compact, en

35.

in de periode van 30 januari 2010 tot en met 16 februari 2010, te Noordbroek, in de gemeente Menterwolde, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 41], een hoeveelheid gereedschap, te weten ondermeer ring- en steeksleutelsets en doppendozen en

37.

in de periode van 15 oktober 2009 tot en met 10 februari 2010, te Utrecht, in de gemeente Utrecht, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 43], bokwielen en

38.

in de periode van 26 januari 2010 tot en met 18 februari 2010, te Mijdrecht, in de gemeente De Ronde Venen, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 44], ondermeer een laminaatvloer en een display en

39.

in de periode van 30 oktober 2009 tot en met 11 februari 2010, te Weesp, in de gemeente Weesp, bij een bedrijf genaamd [slachtoffer 45], vloeren en vloerbenodighede, te weten lijm en wax;

en in de zaak met parketnummer 17/885103-10 dat:

2.

hij op 3 juli 2009, te Surhuisterveen, in de gemeente Achtkarspelen, meermalen opzettelijk mishandelend

- zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1], aan/bij de haren heeft vastgepakt en vervolgens aan de haren heeft getrokken en in het gezicht, heeft gestompt, mede tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden,

en

- een persoon, te weten [slachtoffer 47], in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

in de zaak met parketnummer 17/880044-10 dat:

1. bedreiging met zware mishandeling;

2. mishandeling;

3. verduistering, meermalen gepleegd;

4. medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren

en een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;

en in de zaak met parketnummer 17/885103-10 dat:

2. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel

en mishandeling.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:

- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;

- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;

- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d 5 februari 2010, het trajectconsult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie d.d. 22 februari 2010;

- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;

- de vordering van de officier van justitie;

- het pleidooi van de raadsman.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - flessentrekkerij door bij een groot aantal bedrijven goederen te bestellen en zich toe te eigenen zonder deze te betalen. Daarnaast heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan verduistering door van bedrijven goederen te huren zonder deze terug te brengen. Verdachte heeft puur gehandeld uit een oogpunt van financieel gewin. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen en omvangrijke financiële schade toegebracht aan de gedupeerde bedrijven.

Bovendien heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal mishandelingen en een bedreiging. Met deze feiten, die gepleegd werden in de huiselijke kring, heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast en in het geval van de bedreiging het slachtoffer vrees aangejaagd.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister al vele malen eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. In het bijzonder wijst de rechtbank er daarbij op dat aan verdachte eerder langdurige gevangenisstraffen zijn opgelegd in verband met vermogensdelicten.

De rechtbank houdt voorts rekening met een omtrent verdachte opgemaakt reclasseringsadvies opgemaakt door Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN), alsmede met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.

Uit voormeld advies blijkt dat verdachte al vele reclasseringscontacten heeft gehad, waarbij geen resultaten geboekt werden. Ook nu geeft verdachte aan dat hij openstaat voor hulp. Dit verzoek kan, naar het oordeel van VNN, vanuit reclasseringsoogpunt nauwelijks serieus genomen worden, aangezien alle eerdere pogingen om hulp te verlenen jammerlijk zijn gestrand, door toedoen van verdachte zelf. Gelet op de lage ontvankelijkheid ten aanzien van begeleiding wordt reclasseringstoezicht door VNN als geenszins wenselijk gezien.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst en hoeveelheid van de strafbare feiten, alsmede gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf, als door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is.

Benadeelde partijen

De raadsman heeft met betrekking tot de hieronder weergegeven vorderingen van de benadeelde partijen gesteld dat de eveneens gevorderde BTW niet toewijsbaar is nu verdachte failliet is verklaard zodat de benadeelden de reeds betaalde BTW terug kunnen vorderen van de belastingdienst.

De rechtbank verwerpt dit verweer. De enkele omstandigheid dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade ook op andere wijze en van een andere partij vergoed kan krijgen, tast niet het recht van de benadeelde aan dit bedrag te vorderen van verdachte door middel van het indienen van een civiele vordering binnen het strafgeding.

De raadsman heeft bij diverse vorderingen aangegeven dat, ofwel door het ontbreken van het (juiste) uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet kan worden vastgesteld wie bevoegd is de betreffende vordering namens de rechtspersoon in te dienen, ofwel dat geconstateerd kan worden dat de vordering is ingediend door een daartoe niet-bevoegd persoon.

De rechtbank heeft kort voor het onderzoek ter terechtzitting nog diverse uittreksels uit het handelsregister ontvangen en in een enkel geval ([slachtoffer 3]) bevond het uittreksel zich reeds in het procesdossier. De rechtbank zal bij iedere vordering toetsen of deze door een daartoe bevoegd persoon is ingediend.

De hieronder genoemde vorderingen hebben, met uitzondering van de laatste, betrekking op de zaak met parketnummer 17/880044-10.

1. [slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3.A. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

De vordering wordt niet hoofdelijk toegewezen nu op basis van de processtukken niet vastgesteld kan worden dat een ander dan verdachte medeaansprakelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van de gevorderde schade.

2. [slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor (hoofdelijke) toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

3. [slachtoffer 8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de ten laste gelegde en bewezenverklaarde levering van dakleer en blikken Renogoot, tot een bedrag van in totaal € 208,57 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder b van het Wetboek van Strafvordering dient de benadeelde ten aanzien van het meer-gevorderde niet ontvankelijk te worden verklaard.

De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen.

4. [slachtoffer 9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.3 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Nu verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

5. [slachtoffer 12] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.6 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de stukken blijkt dat de indiener van de vordering eigenaar is van de eenmanszaak [slachtoffer 12] zodat de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend.

De benadeelde is met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 45,22 niet ontvankelijk nu de werkzaamheden waarop deze vordering betrekking heeft, niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. De gestelde schade is voor het overige voldoende aannemelijk geworden en staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.

De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen.

6. [slachtoffer 13] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.7 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor (hoofdelijke) toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

7. [slachtoffer 15] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.9 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

8. [slachtoffer 16] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.10 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Bij de stukken bevindt zich geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zodat niet vastgesteld kan worden of de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 598,51.

9. [slachtoffer 18] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.12 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De heer [naam 3] heeft de indiener van de vordering, de heer [naam 4], gemachtigd namens de benadeelde partij in rechte op te treden. Uit de stukken blijkt echter niet dat de heer [naam 3] bevoegd was deze machtiging te verstrekken zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.

Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 3.340, 55.

10. [slachtoffer 20] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.14 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor (hoofdelijke) toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

11. [slachtoffer 21] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.15 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank acht de indiener van de vordering daartoe bevoegd nu de heren [namen 5 en 6] ter zitting aanwezig waren en verklaard hebben dat de heer [naam 5] eigenaar is van de benadeelde partij.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

12. [slachtoffer 25] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.19 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de stukken blijkt niet dat de indiener van de vordering bevoegd is in rechte op te treden namens de benadeelde partij zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.

Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 1.325,66.

13. [slachtoffer 26] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.20 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Nu verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

14. [slachtoffer 28] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.21 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de aangifte blijkt dat de indiener van de vordering directeur/eigenaar van de benadeelde partij is zodat de rechtbank de benadeelde kan ontvangen in haar vordering.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

15. [slachtoffer 29] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.23 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Nu verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

16. [slachtoffer 31] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.25 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de stukken blijkt niet dat de indiener van de vordering bevoegd is de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen zodat de benadeelde niet kan worden ontvangen in haar vordering. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 4.873,99.

17. [slachtoffer 32] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.26 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de stukken blijkt niet dat de indiener van de vordering bevoegd is de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen zodat de benadeelde niet kan worden ontvangen in haar vordering. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 5.944,05.

18. [slachtoffer 33] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.27 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor (hoofdelijke) toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

19. [slachtoffer 34] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.28 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de stukken blijkt niet dat de indiener van de vordering bevoegd is de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen zodat de benadeelde niet kan worden ontvangen in haar vordering. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 3.165,00.

20. [slachtoffer 38] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.32 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt niet dat de indiener van het voegingsformulier zelfstandig bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Nu er evenmin een door de daartoe wel bevoegde persoon ondertekende machtiging bij de stukken aanwezig is, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 3.710,14.

21. [slachtoffer 39] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.33 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

22. [slachtoffer 40] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.34 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

23. [slachtoffer 41] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.35 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.

De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

24. [slachtoffer 44] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.38 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit de stukken blijkt niet dat de indiener van de vordering bevoegd is de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen zodat de benadeelde niet kan worden ontvangen in haar vordering. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 937,32.

25. [slachtoffer 45] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.39 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt niet dat de indiener van het voegingsformulier zelfstandig bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Nu er evenmin een door de daartoe wel bevoegde persoon ondertekende machtiging bij de stukken aanwezig is, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. Nu wel vaststaat dat de gevorderde schade door verdachte is veroorzaakt, zal de rechtbank ten behoeve van deze benadeelde een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 1.348,68.

26. [slachtoffer 46] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4.40 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Nu verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

27. [slachtoffer 27] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 1. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Nu verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden arrest van 25 november 2009, gewezen door het Gerechtshof te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 november 2009. Bij vordering d.d. 28 juni 2010 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.

De hiervoor onder de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 1., 2., 3. en 4. bewezenverklaarde feiten en het in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 2. bewezenverklaarde feit zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd arrest van 25 november 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 47, 57, 285, 300, 304, 321 en 326a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 4.3, 4.5, 4.16, 4.20, 4.23 en 4.40 en in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 1. en 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/880044-10 onder 1., 2., 3. en 4. overigens ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/885103-10 onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte te dier zake tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

1. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], gevestigd [adres 3], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 22.269,67 (zegge: tweeëntwintigduizend tweehonderd negenenzestig euro en zevenenzestig eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 22.269,67 (zegge: tweeëntwintigduizend tweehonderd negenenzestig euro en zevenenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 41 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

2. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7], gevestigd [adres 7], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 46.101.31 (zesenveertigduizend eenhonderd een euro en eenendertig eurocent) in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], te betalen een som geld ten bedrage van € 46.101,31 (zesenveertigduizend eenhonderd een euro en eenendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 76 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

3. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8], gevestigd [adres 8], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 208,57 (zegge: tweehonderd acht euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2010.

Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], te betalen een som geld ten bedrage van € 208,57 (zegge: tweehonderd acht euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2010, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

4. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 9] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht..

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

5. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12], gevestigd [adres 12], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 608,27 (zeshonderd acht euro en zevenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2010.

Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12], te betalen een som geld ten bedrage van € 608,27 (zeshonderd acht euro en zevenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2010, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

6. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13], gevestigd [adres 13], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.653,97 (zegge: eenduizend zeshonderd drieënvijftig euro en zevenennegentig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.653,97 (zegge: eenduizend zeshonderd drieënvijftig euro en zevenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

7. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15], [adres 15], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 7.868,71 (zegge: zevenduizend achthonderd achtenzestig euro en eenenzeventig eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15], te betalen een som geld ten bedrage van € 7.868,71 (zegge: zevenduizend achthonderd achtenzestig euro en eenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

8. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 16] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 16], te betalen een som geld ten bedrage van € 598,51 (zegge: vijfhonderd achtennegentig euro en eenenvijftig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

9. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 18] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 18], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.340,55 (zegge: drieduizend driehonderd en veertig euro en vijfenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

10. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20], gevestigd [adres 20], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.547,66 (zegge: eenduizend vijfhonderd zevenenveertig euro en zesenzestig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 20], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.547,66 (zegge: eenduizend vijfhonderd zevenenveertig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 20], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

11. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21], gevestigd J[adres 21], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 35.020,35 (zegge: vijfendertig duizend twintig euro en vijfendertig eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 21], te betalen een som geld ten bedrage van € 35.020,35 (zegge: vijfendertig duizend twintig euro en vijfendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 21], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

12. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 25] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 25], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.325,66 (zegge: éénduizend driehonderd vijfentwintig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

13. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 26] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

14. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 28], gevestigd [adres 28], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.919,01 (zegge: vijfduizend negenhonderd negentien euro en een eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 28], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.919,01 (zegge: vijfduizend negenhonderd negentien euro en een eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 28], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

15. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 29] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

16. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 31] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 31], te betalen een som geld ten bedrage van € 4.873,99 (zegge: vierduizend achthonderd drieënzeventig euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

17. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 32] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 32], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.944,05 (zegge: vijfduizend negenhonderd vierenveertig euro en vijf eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

18. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 33], [adres 33] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.247,13 (zegge: vijfduizend tweehonderd zevenenveertig euro en dertien eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 33], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.247,13 (zegge: vijfduizend tweehonderd zevenenveertig euro en dertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 33], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

19. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 34] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 34], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.165,00 (zegge: drieduizend eenhonderd vijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

20. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 38] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 38], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.710,14 (zegge: drieduizend zevenhonderd tien euro en veertien eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

21. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 39]., gevestigd [adres 39] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 573,47 (zegge: vijfhonderd drieënzeventig euro en zevenenveertig eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 39]., te betalen een som geld ten bedrage van € 573,47 (zegge: vijfhonderd drieënzeventig euro en zevenenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 39]., daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

22. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 40], gevestigd [adres 40], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.532,07 (zegge: tweeduizend vijfhonderd tweeëndertig euro en zeven eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 40], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.532,07 (zegge: tweeduizend vijfhonderd tweeëndertig euro en zeven eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 40], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

23. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 41], gevestigd [adres 41], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 600,95 (zegge: zeshonderd euro en vijfennegentig eurocent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 41], te betalen een som geld ten bedrage van € 600,95 (zegge: zeshonderd euro en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 41], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

24. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 44] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 44], te betalen een som geld ten bedrage van € 937,32 (zegge: negenhonderd zevenendertig euro en tweeëndertig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

25. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 45] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 45], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.348,68 (zegge: eenduizend driehonderd achtenveertig euro en achtenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

26. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 46] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

27. Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 27] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

24/001402-09:

Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden d.d. 25 november 2009, te weten:

een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. W. S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2010.

Mr. Severein en Sikkema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

--------------------------------------------------------------------------------

1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2010020344, gesloten op 19 april 2009.

2 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2010.

3 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 1 februari 2010, pagina 144.

4 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], d.d. 1 februari 2010, pagina 147.

5 Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 47], d.d. 1 februari 2010, pagina 149 en 150.

6 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2010020344, gesloten op 19 april 2010.

7 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

8 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 30 november 2009, pagina 155 en 156.

9 Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 8 maart 2010, pagina 179, 180 en 181.

10 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5], d.d.10 februari 2010, pagina 581 en 590.

11 Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 7 april 2010, pagina 596 en 597.

12 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6], d.d. 12 november 2009, pagina 958.

13 Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2], d.d. 2 februari 2010, pagina 966.

14 Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 3], d.d. 20 april 2010, pagina 973 en 974.

15 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2010020344, gesloten op 19 april 2009.

16 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 juli 2010

17 De verklaring van getuige [slachtoffer 1], d.d. 1 februari 2010, hetwelk door de officier van justitie is toegevoegd aan het dossier.

18 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

19 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7], d.d. 27 november 2009, pagina 196.

20 De verklaring van verhoor verdachte [medeverdachte 4], d.d. 24 februari 2010, pagina 288.

21 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 juli 2010.

22 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], d.d. 1 maart 2010, pagina 317.

23 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

24 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10], d.d. 4 februari 2010, pagina 389.

25 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

26 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12], d.d. 15 februari 2010, pagina 435.

27 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

28 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13], d.d. 18 februari 2010, pagina 470.

29 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

30 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], d.d. 5 februari 2010, pagina 482.

31 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15], d.d. 24 februari 2010, pagina 503.

32 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

33 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16], d.d. 15 februari 2010, pagina 528.

34 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17], d.d. 23 februari 2010, pagina 540.

35 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

36 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18], d.d. 17 februari 2010, pagina 555.

37 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , d.d. 16 februari 2010, pagina 603.

38 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

39 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20], d.d. 10 februari 2010, pagina 650.

40 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

41 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21], d.d. 19 februari 2010, pagina 661.

42 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

43 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 23], d.d. 1 maart 2010, pagina 720.

44 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

45 Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 10 februari 2010, pagina 777.

46 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 24], d.d. 4 februari 2010, pagina 746

47 Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 24], d.d. 11 februari 2010, pagina 750.

48 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

49 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 25], d.d. 3 februari 2010, pagina 781.

50 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

51 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 27], d.d. 12 februari 2010, pagina 851.

52 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

53 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 28] , d.d. 3 februari 2010, pagina 864.

54 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

55 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 30], d.d. 25 februari 2010, pagina 895.

56 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

57 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 31], d.d. 11 maart 2010, pagina 917.

58 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

59 Het proces-verbaal van aangifte door [naam 7], d.d. 8 februari 2010, pagina 946.

60 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 33], d.d. 16 februari 2010, pagina 1014.

61 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

62 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 februari 2010, pagina 1061.

63 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 34], d.d. 8 februari 2010, pagina 1045.

64 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], d.d. 25 februari 2010, pagina 1057.

65 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

66 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 35], d.d. 10 februari 2010, pagina 1065.

67 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], d.d. 25 februari 2010, 1076.

68 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

69 Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 3 februari 2010, pagina 1113.

70 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 36], d.d. 27 januari 2010, pagina 1084.

71 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 37], d.d. 11 februari 2010, pagina 1117.

72 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

73 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 38], d.d. 10 maart 2010, pagina 1131.

74 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 39], d.d. 9 februari 2010, pagina 1151.

75 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

76 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 40], d.d. 11 februari 2010, pagina 1166.

77 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

78 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 41], d.d. 16 februari 2010, pagina 1186.

79 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

80 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 42], d.d. 1 februari 2010, pagina 1198.

81 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], d.d. 24 februari 2010, pagina 1251.

82 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

83 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 43], d.d. 10 februari 2010, pagina 1262.

84 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

85 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 44] , d.d. 18 februari 2010, pagina 1262.

86 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2010.

87 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 45], d.d. 11 februari 2010, pagina 1298.

88 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2009070135, gesloten op 29 juli 2009.

89 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2010.

90 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 47], d.d. 4 juli 2009, pagina 21.

91 De verklaring van getuige [slachtoffer 1], d.d.4 juli 2009, pagina 24.

92 De verklaring van getuige [getuige 2], d.d.4 juli 2009, pagina 31.