Home

Rechtbank Limburg, 24-11-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10063, 03/700374-13

Rechtbank Limburg, 24-11-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10063, 03/700374-13

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
24 november 2014
Datum publicatie
24 november 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2014:10063
Formele relaties
Zaaknummer
03/700374-13

Inhoudsindicatie

12 jaren celstraf wegens doodslag stiefvader en poging tot doodslag stiefbroer

De rechtbank Limburg veroordeelt een 33-jarige verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren voor de doodslag op zijn stiefvader en de poging tot doodslag op zijn stiefbroer.

Het door verdachte gedane beroep op noodweer dan wel noodweerexces wordt door de rechtbank verworpen. Een deel van de gevraagde schadevergoeding door nabestaanden is toegewezen.

Aan de nabestaanden die op de plaats delict aanwezig waren ten tijde van de fatale steekpartij en die het misdrijf direct hebben waargenomen of direct daarna werden geconfronteerd met de ernstige gevolgen ervan, wordt ook een vergoeding voor geleden schokschade toegekend.

Uitspraak

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 03/700374-13

Datum uitspraak : 24 november 2014

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,

in de zaak tegen:

[naam verdachte],

geboren te [Geboortegegevens verdachte],

wonende te [Adresgegevens verdachte].

Raadsvrouw is mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht.

1 Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2014. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: [Slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, dan wel [Slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd;

Feit 2: heeft geprobeerd [Slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd [Slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3. De beoordeling van het bewijs1

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 subsidiair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie betoogd dat er geen sprake is van handelen met voorbedachten rade.

Voor zover de verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces heeft gedaan, heeft de officier van justitie betoogd dat dit verworpen dient te worden. Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich mocht verdedigen. Hij heeft steeds wisselende verklaringen afgelegd en bovendien op meerdere punten aantoonbaar niet de waarheid verklaard. De verklaring van verdachte past ook niet in het aangetroffen sporenbeeld.

Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aanvullend betoogd dat het juist [Slachtoffer 2] was die gehandeld heeft in een noodweersituatie jegens verdachte. Er kan dan ook geen sprake zijn van noodweer aan de zijde van verdachte. Er was geen sprake van een noodzaak tot verdediging, zodat ook het beroep op noodweerexces moet worden verworpen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde, dan wel te ontslaan van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van [Slachtoffer 1], laat staan met voorbedachten rade. Ook had verdachte geen opzet op de dood of het verwonden van [Slachtoffer 2]. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte opzettelijk - al dan niet in voorwaardelijke zin - heeft gehandeld, dan heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. Verdachte werd namelijk door meerdere personen aangevallen.

De raadsvrouw heeft betoogd dat een aantal getuigen op onderdelen leugenachtige verklaringen hebben afgelegd, teneinde hun eigen aandeel in het gebeuren te verkleinen.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 2

Inleiding

Op 8 juni 2013 werd, ter ere van de 51ste verjaardag van [Slachtoffer 1], een verjaardagsfeest gehouden in de woning van [Slachtoffer 1] en zijn partner [benadeelde 1] aan het [adres] te Heerlen. De (stief)kinderen van zowel [Slachtoffer 1] als [benadeelde 1] en hun partners kwamen op bezoek.

Tegen middernacht waren nog aanwezig [Slachtoffer 2], [benadeelde 2], beiden kinderen van [Slachtoffer 1], [benadeelde 2]’s vriend [benadeelde 3], verdachte en [benadeelde 4], laatstgenoemden respectievelijk kind en stiefkind van [benadeelde 1]. Door iedereen werd die avond veel alcohol gedronken, met uitzondering van [benadeelde 1] en [benadeelde 3].

Nadat verdachte een vervelende opmerking maakte richting [benadeelde 4], verliet deze in emotionele toestand de woning. Op verzoek van [benadeelde 1] verliet verdachte even later ook de woning. [benadeelde 3] en [Slachtoffer 2] gingen op zoek naar [benadeelde 4].

Thuis aangekomen kwam verdachte er achter dat hij de sleutel van zijn appartement was vergeten en hij keerde terug naar de woning van zijn moeder om de reservesleutel te halen. Verdachte werd echter niet binnengelaten. Even later keerden [benadeelde 3] en [Slachtoffer 2] samen met [benadeelde 4] in de auto terug bij het appartementencomplex. Verdachte zag hen aan komen rijden en zocht, na het uitstappen, direct de confrontatie op met [benadeelde 4], waarbij verdachte [benadeelde 4] duwde (verklaring verdachte) dan wel sloeg (verklaring [benadeelde 3], [Slachtoffer 2] en [benadeelde 4]). Verdachte was op dat moment naar eigen zeggen kwaad omdat hij niet meer tot de woning werd toegelaten en hij als de boeman werd gezien. Hij hield [benadeelde 4] daarvoor verantwoordelijk. Na deze confrontatie met [benadeelde 4], sloeg verdachte met zijn vuist een ruit van een bestelbus in. Terwijl iedereen terugliep naar de ingang van het appartementencomplex, kwam [benadeelde 2] ook naar buiten. Zij hoorde van [benadeelde 3] dat verdachte naar [benadeelde 4] had geslagen, waarna zij verdachte uitschold. Verdachte is daarna - volgens zijn eigen verklaring - achter [benadeelde 3] aangerend, omdat hij gelogen had over het slaan naar [benadeelde 4].

[Slachtoffer 1] kwam uiteindelijk ook naar de ingang van het appartementencomplex om polshoogte te nemen. Verdachte is langs hem heen het appartementencomplex binnengegaan en naar de woning gelopen.

Bij de ingang van het appartementencomplex vertelden [benadeelde 3], [Slachtoffer 2] en [benadeelde 2] aan [Slachtoffer 1] dat verdachte [benadeelde 2] had geslagen. Vervolgens ging iedereen, inclusief [benadeelde 4], terug naar de woning.

Bewijsmiddelen

Op 9 juni 2013, omstreeks 02:06 uur, belde [benadeelde 1] het alarmnummer met de mededeling dat er grote ruzie was op het [adres] te Heerlen.3 In de woning vond op dat moment het volgende plaats.

[Slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte op een stoel in de woonkamer zat. [Slachtoffer 1] liep op hem af en trok verdachte van de stoel. Beiden kwamen op de grond terecht. [Slachtoffer 1] pakte verdachte in een houdgreep. [Slachtoffer 2] bevond zich op dat moment bij de deur, welke de woonkamer van de hal scheidt.4

[benadeelde 3] heeft verklaard dat [Slachtoffer 1] in de woning op verdachte afliep en hem vroeg of hij zijn dochter had geslagen. Opeens lagen [Slachtoffer 1] en verdachte op de grond te vechten. [Slachtoffer 1] werd van verdachte afgehaald.5

[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij zag dat [Slachtoffer 1] bovenop verdachte zat en hem met een vuist sloeg. Hij nam ook het hoofd van verdachte in een greep. Samen met [benadeelde 2] trok zij [Slachtoffer 1] van verdachte af. Verdachte kwam uiteindelijk los en vluchtte naar de keuken. Hij pakte een mes uit een lade. [benadeelde 1] probeerde tevergeefs het mes af te pakken. [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] bevonden zich op dat moment in de hal. Zij trokken de woonkamerdeur naar de hal dicht.6 [benadeelde 4] rende naar de galerij. Hij is niet meer teruggekeerd naar de woning.7

[Slachtoffer 2] zag ook dat verdachte opstond en naar de keuken liep. [Slachtoffer 1] kwam naar de hal. Verdachte kwam met een mes hun kant op. [Slachtoffer 2] hield de woonkamerdeur dicht.8 [benadeelde 3] en [Slachtoffer 1] stonden achter hem.9

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een mes pakte. [Slachtoffer 2], [benadeelde 3] en [Slachtoffer 1] renden naar de hal van de woning. [Slachtoffer 2] trok daarna de woonkamerdeur dicht. [Slachtoffer 1] stond achter [Slachtoffer 2]. [benadeelde 3] zag hij niet meer. [benadeelde 2] en [benadeelde 1] bevonden zich op dat moment met verdachte in de woonkamer. Verdachte werd door hen niet bedreigd. Verdachte sloeg vervolgens met de punt van het mes de ruitjes van de woonkamerdeur in.10 [Slachtoffer 2] hield de deur dicht en zag dat verdachte stak en sloeg met het mes door de raampjes van de deur. Met zijn hand door het raam, stak verdachte met het mes. Op dat moment liet [Slachtoffer 2] de deur los.11 [Slachtoffer 1] zei tegen [Slachtoffer 2] dat hij weg moest rennen.12 [benadeelde 1] probeerde op dat moment verdachte tegen te houden door van achteren aan zijn trui te trekken en te roepen “niet doen”. Verdachte was echter - aldus [benadeelde 1] - net een pitbull en rende achter [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] aan.13

[Slachtoffer 2] rende via de voordeur naar buiten, de galerij op.14 Ook [benadeelde 3] rende naar buiten door de voordeur. Hij is op de galerij gaan staan. [Slachtoffer 1] kwam als laatste naar buiten. Hij probeerde de voordeur dicht te houden, maar verdachte wist deze open te trekken. Verdachte kwam naar buiten en stond toen tegenover [Slachtoffer 1]. Verdachte maakte vervolgens een zwaaiende beweging met het mes. Hij raakte [Slachtoffer 1] in de linkerzijkant van zijn lichaam. [benadeelde 3] zag dat het mes daarbij volledig in het lichaam van [Slachtoffer 1] verdween. Na het steken rende verdachte met het mes de woning weer in. [Slachtoffer 1] rende ook naar binnen.15

[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij vanuit de woonkamer de hal inliep en dat zij [Slachtoffer 1] op de grond zag liggen. Verdachte stond gebukt over [Slachtoffer 1] heen en stak met de punt van het mes in de buik van [Slachtoffer 1]. Hierbij kwam de punt van het mes in de buik terecht, maar verdachte kwam er niet doorheen. [benadeelde 1] probeerde verdachte weg te duwen.16

[Slachtoffer 2] hoorde, toen hij wegrende vanaf de voordeur, [benadeelde 3] roepen dat [Slachtoffer 1] was neergestoken. [Slachtoffer 2] rende daarop terug naar de woning. Hij zag [Slachtoffer 1] bewegingloos links tegen de muur in de hal liggen. Verdachte zat op handen en knieën op de grond en hield het mes in zijn rechterhand. [Slachtoffer 2] liep naar verdachte toe, zette een knie in zijn rug en sloeg verdachte vervolgens met een vuist op zijn hoofd. Verdachte verzette zich hiertegen.17

[benadeelde 3] heeft verklaard dat [Slachtoffer 2] langs hem heen de woning in rende. [Slachtoffer 2] probeerde het mes van verdachte af te pakken. Zij kwamen in gevecht. Het lukte [Slachtoffer 2] niet om verdachte het mes afhandig te maken.18 Verdachte lag plat op zijn buik op de grond en [Slachtoffer 2] zat bovenop hem. Verdachte was wild en stak vanuit liggende positie met het mes alle kanten op. Verdachte prikte met het mes nog op [Slachtoffer 1].19 [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat [benadeelde 3] één of twee keer naar verdachte heeft getrapt. Ook [Slachtoffer 2] zelf heeft verdachte geschopt en hem mogelijk geraakt. 20 Verdachte stak met het mes in [Slachtoffer 2] richting, waarbij hij in zijn linker bovenarm en linker oksel werd geraakt.21 [Slachtoffer 2] rende daarna via de woonkamer naar het balkon en vluchtte via het balkon naar een lager gelegen dak.22 Verdachte verliet de woning via de voordeur.23 Hij werd kort daarna aangehouden met een groot mes in zijn handen.24

Het mes dat verdachte bij zijn aanhouding in handen had, is in beslag genomen.25 Onderzoek aan het mes wees uit dat het een vleesmes betrof met een totale lengte van ongeveer 35 cm. Het gehele mes was bebloed. Het lemmet had een lengte van ongeveer 20 cm.26

Verdachte was tijdens zijn aanhouding onder invloed van alcohol. Onderzoek in het ziekenhuis wees uit dat het alcoholpercentage in het bloed van verdachte 2,0 promille betrof.27

Aantreffen van slachtoffers en vaststellen overlijden [Slachtoffer 1]

Op 9 juni 2013, omstreeks 02:10 uur, kregen verbalisanten de melding om te rijden naar het [adres] te Heerlen. Bij de woning aangekomen zagen zij [Slachtoffer 2] staan op een dak en hoorden zij hem schreeuwen. Hij had bloed aan de linkerzijde van zijn lichaam.

In de woning [adres] troffen verbalisanten [Slachtoffer 1] aan. Hij lag in de opening van de voordeur op de grond in een grote plas bloed. Hij was lijkbleek en vertoonde geen teken van leven.28 Om 02:15 uur werd de dood van [Slachtoffer 1] vastgesteld.29

Sporenonderzoek plaats delict

Op de plaats delict werd forensisch onderzoek verricht naar bloedsporen. Voor de deur van de woning op de galerij, ter hoogte van de deur van de berging van nummer [huisnummer], werden een groot aantal kleine (nagenoeg) rechtstandig terecht gekomen bloeddruppels aangetroffen. Een andere bloedvlek voor de deur van de woning is vermoedelijk ontstaan doordat er in een keer een grotere hoeveelheid bloed op de vloer terecht is gekomen. Op de vloer voor de deur werden ook afgeworpen bloeddruppels aangetroffen, welke afkomstig zijn van een bebloed voorwerp of lichaamsdeel in beweging.30

Letsels bij [Slachtoffer 1]

Het stoffelijk overschot van [Slachtoffer 1] is onder meer aan een pathologisch onderzoek onderworpen.

De patholoog, [naam patholoog], constateerde bij sectie op het lichaam van [Slachtoffer 1] dat links aan de borstkas een scherprandig huiddefect was van ongeveer 2,5 bij 0,7 cm met omgevend enige oppervlakkige huidbeschadiging met indroging. Aansluitend aan dit huiddefect was een steekkanaal, door bloeduitstorting omgeven, verlopend door de huid, het onderhuids weefsel en spierweefsel, door de borstkaswand links (met schade aan de onderzijde van de 6de rib aan de linkerzijde), door de linkerborstholte (met een doorsteek door de onderkwab van de linkerlong), door de weefsels achter het hart (met doorsteek door de lichaamsslagader) tot in de rechterborstholte. Het steekkanaal verliep vrijwel uitsluitend van links naar rechts en had een maximale lengte van circa 17,5 cm.

In de linker- en rechterborstholte was bloed aanwezig.

Hoog en centraal aan de borst, links aan de onderbuik en aan de achterzijde van de linkerschouder waren drie scherprandige huiddefecten, deels met een aspect met aan een zijde een vlakke basis, met aansluitend steekkanalen, vrijwel uitsluitend in onderhuids weefsel en spierweefsel gelegen. Hierbij waren geen vitale organen geraakt.

Centraal aan de borst, aan de buitenzijde van de rechterpols en aan de binnenzijde van de linkerknie waren enkele streepvormige oppervlakkige huidbeschadigingen, dan wel oppervlakkige huiddefecten met korte steekkanalen in het onderhuids vetweefsel.

De patholoog interpreteerde de resultaten als volgt.

Het stoffelijk overschot van [Slachtoffer 1] vertoonde tekenen van fors bloedverlies dan wel verbloeding. Verspreid over het lichaam waren meerdere letsels door inwerking bij leven van uitwendig mechanisch scherprandig geweld, zowel perforerend (steekletsel) als eerder snijdend (oppervlakkige krassen) van aard, als een combinatie van beide, zoals door steken en snijden met bijvoorbeeld één of meer messen.

Door het steekletsel links aan de borstkas is schade ontstaan aan ondermeer de linkerlong en de lichaamsslagader, hetgeen het forse bloedverlies (onder meer in de borstholten) verklaart.

Fors bloedverlies dan wel verbloeding (en de gevolgen hiervan op het hart) door steekletsel kan het overlijden zondermeer verklaren.

De patholoog constateerde dat het intreden van de dood zonder meer verklaard werd door fors bloedverlies dan wel verbloeding (en de gevolgen hiervan op het hart) door steekletsel.31

Letsels bij [Slachtoffer 2]

had aan de buitenzijde van zijn linker bovenarm een streepvormige huidverwonding van ongeveer 3 cm. Aan de binnenzijde van zijn linker bovenarm had hij een streepvormige huidverwonding van ongeveer 2 cm, met daaromheen een forse hematoom. Aan de buitenzijde van zijn linker thorax bevond zich een streepvormige huidverwonding. Voornoemde verwondingen waren in één lijn te trekken en pasten zeer waarschijnlijk bij een steekverwonding waarbij een scherp voorwerp (zoals bijvoorbeeld een mes) vanaf de buitenzijde van de arm, geheel de arm heeft gepenetreerd, en vervolgens nog een steekverwonding veroorzaakt in de thorax.

Op basis van een röntgenfoto werd een kleine klaplong vastgesteld in combinatie met een longkneuzing.32

Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs

Voor de beoordeling van het tenlastegelegde heeft de rechtbank grotendeels aansluiting gezocht bij de eerste verklaringen van [benadeelde 3], [benadeelde 1] en [Slachtoffer 2] ten overstaan van de politie. Deze verklaringen van 9 juni 2013 werden kort na het gebeuren afgelegd. Alle betrokkenen werden in eerste instantie als verdachten aangemerkt, aangehouden en van elkaar gescheiden. Na hun aanhouding en voorafgaand aan deze verhoren heeft er dan ook geen contact meer plaatsgevonden tussen de betrokkenen. Niet is gebleken dat betrokkenen voorafgaand aan hun aanhouding wederzijdse afspraken hebben gemaakt of hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, zoals door de raadsvrouw is betoogd. Het komt de rechtbank ook buitengewoon onaannemelijk voor dat [benadeelde 3], [Slachtoffer 2] en [benadeelde 1], die zojuist voor hun eigen ogen hun (schoon)vader resp. levenspartner hadden zien sterven, in de korte tijd dat zij alleen in de woning waren totdat de politie ter plaatse kwam, afspraken zouden hebben gemaakt over de inhoud van een door hun af te leggen verklaring. De rechtbank acht hun verklaringen die ze direct dezelfde ochtend hebben afgelegd dan ook het meest authentiek. De verklaringen van [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [Slachtoffer 2] ondersteunen elkaar bovendien op essentiële punten. Zij hebben vanuit verschillende posities waargenomen hoe een en ander achtereenvolgens heeft plaatsgevonden. De verklaringen sluiten ook aan op onderdelen van de verklaring van verdachte, namelijk over het intikken van de ruitjes van de woonkamerdeur. De verklaringen vinden bovendien steun in het aangetroffen sporenbeeld, te weten bloedsporen op de galerij, vlak voor de voordeur, en de letselbeschrijvingen van [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1]. Zo heeft [benadeelde 3] direct verklaard dat hij zag dat verdachte het mes geheel in de linkerzijkant van het lichaam van [Slachtoffer 1] stak. Uit onderzoek op het lichaam van [Slachtoffer 1] blijkt ook dat hij een diepe steekwond heeft aan de linkerzijkant van zijn lichaam. De steekwond was ongeveer 17,5 cm diep. De lengte van het lemmet van het mes bleek na onderzoek 20 cm te zijn. Bovendien heeft [benadeelde 3] verklaard dat dit steken plaats vond op de galerij, nabij de voordeur van de woning, alwaar volgens het forensisch onderzoek ook een bij die verklaring passende bloedvlek is aangetroffen als ook een afwerpspoor, dat zou kunnen passen bij een bebloed voorwerp in beweging, zoals het uit het lichaam trekken van een bebloed mes.

[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte met de punt van het mes in de buik van [Slachtoffer 1] stak, maar dat verdachte er niet door heen kwam. Ook [benadeelde 3] heeft verklaard dat verdachte op het lichaam van [Slachtoffer 1] prikte. Ook deze verklaringen passen bij het later bij sectie aangetroffen letsel van [Slachtoffer 1]. Op het lichaam van [Slachtoffer 1] werden immers hoog aan de borst, links aan de onderbuik en aan de achterzijde van de linkerschouder scherprandige huiddefecten gezien. De steekkanalen waren vrijwel uitsluitend in onderhuids weefsel en spierweefsel gelegen. Deze verwondingen passen bij de verklaring van [benadeelde 1] over het steken met de punt van het mes in de buik (en er niet doorheen komen) en het ‘prikken’ waar [benadeelde 3] over spreekt.

Uit het voorgaande blijkt derhalve dat [Slachtoffer 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 1] direct op 9 juni 2013 hebben verklaard over gebeurtenissen, waarvan later - na hun verhoor - is gebleken dat deze overeenkomen met de objectieve bevindingen uit het forensisch onderzoek.

De raadsvrouw heeft betoogd dat betrokkenen op onderdelen leugenachtige verklaringen hebben afgelegd. Zo heeft zij gewezen op een aantal discrepanties in de verklaringen van [benadeelde 3] en [Slachtoffer 2] bij de politie enerzijds en bij de rechter-commissaris anderszijds. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen weliswaar op details verschillen, maar dat ze in essentie niet van elkaar afwijken.

Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat er door betrokkenen geen verklaring wordt gegeven voor het letsel dat bij verdachte is geconstateerd, overweegt de rechtbank dat uit de verklaringen van [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [Slachtoffer 2] blijkt dat er ook tegen verdachte geweld is gebruikt. In eerste instantie (in de woonkamer) door [Slachtoffer 1] en later (na het steken van [Slachtoffer 1] in de hal van de woning) door [Slachtoffer 2] en [benadeelde 3]. Het door verdachte hierbij opgelopen letsel, kan door dit geweld verklaard worden.

Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat [benadeelde 3] in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij het daadwerkelijk steken door verdachte naar [Slachtoffer 1] heeft gezien, overweegt de rechtbank dat deze verklaring, zoals hiervoor reeds overwogen, wordt ondersteund door zowel het bloedsporenonderzoek als de bevindingen van de patholoog. Er is dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 3]. Dat [benadeelde 4] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niet weet of [benadeelde 3] iets heeft kunnen zien van wat er gebeurd is met [Slachtoffer 1], maar dat dat volgens hem niet zo is, maakt dat niet anders.

Ten aanzien van de verklaring van [benadeelde 1] overweegt de rechtbank nog als volgt. [benadeelde 1] werd op 9 juni 2013 kort na het gebeuren als verdachte gehoord door de politie en ruim een jaar na het gebeuren, op 28 augustus 2014, als getuige bij de rechter-commissaris. Haar verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris wijkt diametraal af van haar eerdere verklaring bij de politie. Daar waar haar eerste verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van andere getuigen, door het sporenbeeld en de letselbeschrijvingen, vindt haar tweede verklaring - anders dan in de verklaring van verdachte - geen steun in ander bewijsmateriaal. [benadeelde 1] heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom zij, anderhalf jaar na dato, een wezenlijk andere verklaring aflegt. Het lijkt erop dat [benadeelde 1] met haar tweede verklaring heeft geprobeerd een - voor haar zoon - zo gunstig mogelijk beeld te schetsen. De rechtbank acht deze verklaring daarom niet geloofwaardig.

Tussenconclusie

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte eerst [Slachtoffer 1] heeft gestoken en vervolgens [Slachtoffer 2]. [Slachtoffer 1] is als gevolg van zijn verwondingen ter plaatse overleden.

Opzet op de dood van [Slachtoffer 1]

Verdachte heeft ontkend [Slachtoffer 1] opzettelijk te hebben gedood. Uit de verklaring van verdachte kan dan ook geen opzet op de dood worden afgeleid. Ter beoordeling van het opzet heeft de rechtbank daarom de gang van zaken voorafgaand aan, ten tijde van en kort na het steekincident in beschouwing genomen.

Zoals eerder vastgesteld werd verdachte in eerste instantie in de woonkamer door [Slachtoffer 1] aangevallen en in een wurggreep vastgehouden. Nadat verdachte was losgekomen en een mes ter hand had genomen, zijn [Slachtoffer 1], [Slachtoffer 2] en [benadeelde 3] uit de woonkamer gevlucht. [Slachtoffer 2] heeft de woonkamerdeur gesloten en deze dichtgehouden. Verdachte heeft op dat moment een andere rol aangenomen. Niet langer was hij degene die werd aangevallen, maar heeft hij de rol van agressor aangenomen. Terwijl [Slachtoffer 2], [Slachtoffer 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] vluchten voor verdachte die een mes in zijn hand heeft, gaat verdachte achter hen aan. Verdachte is op dat moment dronken en in opgefokte toestand. Hij steekt door de ruitjes van de woonkamerdeur. Degenen die verdachte verantwoordelijk houdt voor het beëindigen van het feestje, het wegsturen van verdachte en het vervolgens jegens hem gepleegde geweld, staan op dat moment allen in de hal, achter de woonkamerdeur en proberen deze deur dicht te houden. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] bevonden zich bij verdachte en waren voor hem niet bedreigend. [benadeelde 1] heeft tevergeefs geprobeerd verdachte tegen te houden. Ondanks het trekken aan de kleding van verdachte en haar aanroepen dat verdachte het niet moet doen, weet verdachte de deur open te krijgen en gaat hij achter de vluchtende personen aan. [benadeelde 4], [Slachtoffer 2], [benadeelde 3] en als laatste [Slachtoffer 1] vluchten naar de galerij voor de woning en [Slachtoffer 1] trekt de voordeur dicht, naar de rechtbank begrijpt: om zichzelf en zijn zoon [Slachtoffer 2] en schoonzoon [benadeelde 3] de vlucht mogelijk te maken althans te beschermen tegen mogelijk geweld van de zijde van verdachte. Opnieuw bevindt verdachte zich in een situatie waarin hij wordt gescheiden van degenen die hij verantwoordelijk houdt voor de hele situatie. Verdachte trekt echter de voordeur open. Vervolgens heeft verdachte de eerste persoon die hij tegenkwam gestoken. Dit bleek [Slachtoffer 1] te zijn.

Gelet op het door verdachte gehanteerde mes (lemmet van 20 cm) en de lengte van de steekverwonding (ongeveer 17,5 cm), heeft hij het lemmet van het mes nagenoeg geheel in het lichaam van [Slachtoffer 1] gestoken. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte met kracht heeft gestoken. Bovendien hebben [benadeelde 1] en [benadeelde 3] verklaard dat verdachte nog op [Slachtoffer 1] heeft ingestoken nadat hij in de hal was gevallen. Die verklaringen sluiten aan op de bevindingen van de patholoog die - naast een diepe steekwond - oppervlakkig steekletsel en snijletsel vaststelde. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, te weten de dood van [Slachtoffer 1], dat er sprake is van opzet. Dat verdachte daarnaast heeft gehandeld met voorbedachten rade acht de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, bij gebrek aan aanwijzingen daartoe niet bewezen.

Opzet op de dood van [Slachtoffer 2]

Ook ten aanzien van feit 2 heeft verdachte ontkend opzet te hebben gehad op de dood van [Slachtoffer 2]. Uit de verklaring van verdachte kan dan ook geen opzet op de dood worden afgeleid. Ter beoordeling van het opzet heeft de rechtbank wederom de gang van zaken ten tijde van het steekincident in ogenschouw genomen.

Nadat verdachte [Slachtoffer 1] heeft neergestoken, is hij niet weggegaan, terwijl hij zich op dat moment al buiten op de galerij bij de woning bevond, maar is hij opnieuw de hal van de woning ingelopen. Zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 3] hebben verklaard dat verdachte, nadat [Slachtoffer 1] in de hal ten val was gekomen, nog op hem instak. [Slachtoffer 2], die [benadeelde 3] hoorde roepen dat zijn vader was neergestoken, is teruggekomen naar de woning en zag zijn vader bebloed in de gang liggen, terwijl verdachte nog met het mes in de handen in de hal was en over [Slachtoffer 1] heen boog. Ook [benadeelde 1] was op dat moment in de hal, zij was gevallen en lag naast [Slachtoffer 1] op de grond. Vervolgens heeft [Slachtoffer 2] geweld gebruikt tegen verdachte met het doel verdachte het mes afhandig te maken. De rechtbank is van oordeel dat er voor [Slachtoffer 2] op dat moment een noodzaak was om in te grijpen. In de kleine ruimte van de hal moest hij zijn vader en [benadeelde 1] beschermen tegen verdere steken van het mes. Aangezien verdachte het mes

- ondanks het door [Slachtoffer 2] toegepaste geweld - niet losliet, heeft ook [benadeelde 3] zich met de worsteling bemoeid door verdachte een of twee trappen te geven. [Slachtoffer 2] en [benadeelde 3] hebben naar het oordeel van de rechtbank op dat moment gerechtvaardigd en proportioneel geweld gebruikt. Verdachte heeft hierbij het nodige letsel opgelopen.

Bij tevergeefse pogingen om verdachte het mes afhandig te maken, heeft verdachte wild om zich heen gestoken en daarbij [Slachtoffer 2] in zijn bovenarm geraakt. Uit de letselbeschrijving blijkt dat het mes door de gehele bovenarm werd gestoken en vervolgens nog in de borstkas terecht is gekomen en een kleine klaplong heeft veroorzaakt. Verdachte moet dan ook met kracht hebben gestoken. Dit deed hij terwijl hij in gevecht was met [Slachtoffer 2], hetgeen betekent dat zowel verdachte als [Slachtoffer 2] in beweging waren. Verdachte wist op dat moment dan ook niet waar het mes terecht zou komen. De kans dat verdachte met dit grote mes (een lemmet van 20 centimeter) vitale lichaamsdelen zou raken, was aanmerkelijk. Uit dit samenstel van gebeurtenissen leidt de rechtbank af dat verdachte willens en weten de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [Slachtoffer 2] dodelijk zou verwonden.

Conclusie

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Slachtoffer 1] opzettelijk met een mes heeft doodgestoken (feit 1 subsidiair) en dat hij geprobeerd heeft [Slachtoffer 2] dodelijk te verwonden, door ook hem met een mes te steken (feit 2 primair).

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1 Subsidiair

op 9 juni 2013 in gemeente Heerlen opzettelijk [Slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam van die [Slachtoffer 1] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer 1] is overleden;

2 Primair

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5 De strafbaarheid van het feit en van verdachte

6 De oplegging van straf

7 De benadeelde partijen

8 Het beslag

9 De wettelijke voorschriften

10 De beslissing