Home

Rechtbank Middelburg, 15-01-2009, BH3149, Awb 08/352

Rechtbank Middelburg, 15-01-2009, BH3149, Awb 08/352

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
15 januari 2009
Datum publicatie
17 februari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2009:BH3149
Zaaknummer
Awb 08/352

Inhoudsindicatie

"voorlopige aanslag forensenbelasting; belang bij toetsing voorlopige aanslag ondanks onherroepelijke definitieve aanslag; beroep ontvankelijk; beroep gegrond; geen sprake van recreatief gebruik, maar uitsluitend voor onderhoud en reparaties".

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht, enkelvoudige

belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/352

Uitspraakdatum:

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

(naam), wonende te (woonplaats) (Duitsland), eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een voorlopige aanslag (aanslagnummer [nummer]) forensenbelasting opgelegd. De aanslag heeft dagtekening 30 april 2007.

Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2008 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 15 april 2008 beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2008 te Middelburg. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Verweerder is niet verschenen met voorafgaand bericht.

2. Feiten

De aanslag heeft betrekking op de gemeubileerde vakantiewoning (adres) 46 te (naam) (hierna: de woning) en bedraagt € 680,80. Eiser is eigenaar van de woning. Eiser heeft zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Veere. De woning is in verhuurbemiddeling bij (naam) BV (hierna: [naam]). Tot 1 mei 2007 was in de bemiddelingsovereenkomst tussen eiser en (naam) geregeld dat de woning zonder beperking voor eigen gebruik mocht worden aangewend wanneer deze niet was verhuurd. Met ingang van 1 mei 2007 is contractueel het eigen gebruik beperkt tot een maximum van 90 dagen per kalenderjaar.

Uit het verhuuroverzicht blijkt dat de woning tot 1 mei 2007 10 dagen door eiser zelf is gebruikt en gedurende 65 dagen niet verhuurd is geweest. Na 1 mei 2007 is de woning 14 dagen voor eigen gebruik door eiser gereserveerd en gedurende 82 dagen niet verhuurd geweest. Het eigen gebruik door eiser staat genoteerd als “eigenarenonderhoud”.

3. Geschil

In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd.

Eiser heeft de aanslag betwist. Hij stelt zich op het standpunt dat in 2007 de woning contractueel niet meer dan 90 dagen gebruikt kon worden voor eigen gebruik. De periodes dat hij het huis heeft gebruikt waren bestemd voor onderhoud aan de woning. Eiser doet vrijwel al het onderhoud aan de woning zelf, waaronder grote schoonmaak, schilderen van buitenmuren, deuren en kozijnen, anti-mosbehandeling, reparaties aan het rieten dak, herstel bestrating en terrassen, winterklaar maken van de tuin. Alleen het maaien van het gras en het wassen van de ramen wordt uitbesteed. Eiser beroept zich voorts op een uitspraak van het gerechtshof te ’s-Gravenhage (LJN AE6124).

Verweerder bepleit handhaving van de aanslag. Tot 1 mei 2007 had eiser 75 dagen de beschikking over de woning (65 dagen onverhuurd en 10 dagen eigen gebruik) en na 1 mei 96 dagen (82 dagen onverhuurd en 14 dagen eigen gebruik). Eiser had in het jaar 2007 derhalve meer dan 90 dagen de beschikking over de woning. Niet is gebleken dat eiser de intentie had om de woning uitsluitend voor de verhuur aan te wenden.

Voorts heeft verweerder aangevoerd dat er inmiddels een definitieve aanslag ten bedrage van € 680,80 is verzonden, gedagtekend 30 april 2008, waarmee de voorlopige aanslag geheel is verrekend. Tegen deze definitieve aanslag heeft eiser geen bezwaar gemaakt zodat deze onherroepelijk is geworden.

Ter zitting heeft eiser meegedeeld dat hij de definitieve aanslag wel heeft ontvangen, maar niet heeft begrepen dat hij daar opnieuw bezwaar tegen moest maken. Pas ter zitting bij het gerechtshof op 29 augustus 2008, bij gelegenheid van de behandeling van het hoger beroep inzake de forensenbelasting 2006, is hem dit duidelijk geworden.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 met betrekking tot de ontvankelijkheid van eiser in het beroep

Volgens vaste jurisprudentie, onlangs bijvoorbeeld nog Hoge Raad 21 december 2007, 41.928 (LJN BC0563, vindplaats www.rechtspraak.nl ), komt het belang aan de zaak te ontvallen wanneer hangende het beroep bij de rechtbank tegen een voorlopige aanslag een definitieve aanslag onherroepelijk wordt en met die definitieve aanslag de voorlopige aanslag geheel is verrekend. Ingevolge die rechtspraak zou de rechtbank eiser in zijn beroep tegen de voorlopige aanslag niet-ontvankelijk moeten verklaren.

De rechtbank acht deze gevolgtrekking niet juist. Eiser heeft wel degelijk belang bij een materiële toetsing van zijn bezwaren tegen de voorlopige aanslag. Indien zou blijken dat eiser in zijn bezwaren moet worden gevolgd, dan moet de voorlopige aanslag worden vernietigd en dienovereenkomstig verminderd. Het resultaat van de definitieve aanslag verandert hierdoor voor eiser niet, die definitieve aanslag was immers op nul gesteld en de nadien lager vastgestelde voorlopige aanslag kan daarmee geacht worden geheel te zijn verrekend. Bij het achterwege blijven van een materiële toetsing van de voorlopige aanslag zou de uitkomst kunnen zijn een onjuiste, want te hoge, materiële heffing, ondanks dat eiser tegen de hoogte van de aanslag rechtsmiddelen heeft aangewend.

Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen gerechtvaardigde uitkomst. Dit zou alleen dan gerechtvaardigd kunnen zijn, wanneer eiser op correcte en volledige wijze zou zijn geïnformeerd over de door hem aan te wenden rechtsmiddelen tegen zowel de voorlopige alsook de definitieve aanslag. Daarvan is hier geen sprake geweest. Verweerder hanteert bij beide aanslagen eenzelfde gestandaardiseerde algemene rechtsmiddelenclausule. Er wordt niet op gewezen dat bij een lopende procedure tegen een voorlopige aanslag opnieuw bezwaar moet worden gemaakt tegen de definitieve aanslag, zelfs wanneer de beide aanslagen inhoudelijk volkomen identiek zijn. Daarbij komt nog dat op de kopie van de voorlopige aanslag niet staat vermeld dat het hier een voorlopige aanslag betreft.

De rechtbank is van oordeel dat eiser onder deze omstandigheden in redelijkheid niet heeft hoeven te begrijpen dat van hem wordt verwacht dat hij zijn – gelijkluidende – bezwaren, tegen een inhoudelijk identiek vervolgbesluit in de vorm van een definitieve aanslag, moet herhalen om zijn beroepsrecht tegen de voorlopige aanslag niet te verliezen. De rechtbank acht dit niet in overeenstemming met de strekking van de Algemene wet bestuursrecht waarin mede het beginsel is neergelegd dat ter waarborging van de rechtsbescherming een belanghebbende niet steeds gedwongen moet worden opnieuw bezwaar te maken.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser in zijn beroep tegen de voorlopige aanslag forensenbelasting 2007 kan worden ontvangen

4.2 met betrekking tot het materiële geschil

Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven.

Artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting 2007 van de gemeente Veere (verder: de Verordening) luidt: “Onder de naam “forensenbelasting”wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden”.

Volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad 24 juli 1995, LJN AA1657, vindplaats: www.rechtspraak.nl) moet worden aangenomen dat indien een gemeubileerde woning weliswaar bestemd is voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.

Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat het gebruik dat hij in 2007 van de woning heeft gemaakt noodzakelijk is geweest om de woning voor de verhuur gereed te maken en te houden. Eiser heeft de woning gebruikt gedurende drie dagen in de winter, zeven dagen in het vroege voorjaar, zeven dagen in de zomer en zeven dagen in het late najaar. Eiser verricht bijna al het onderhoud aan de woning zelf. Hij heeft een uitgebreide lijst van door hemzelf verrichte schoonmaak-, reparatie- en verbeterings-werkzaamheden opgevoerd. Verweerder heeft deze werkzaamheden niet betwist en de rechtbank ziet ook geen reden om hieraan geen geloof te hechten. Van recreatief gebruik van de woning door eiser kan onder deze omstandigheden in redelijkheid dan ook niet worden gesproken.

Eiser voldoet derhalve niet aan het criterium van de Verordening om aan forensenbelasting onderhevig te kunnen zijn. Het beroep is gegrond. De aanslag is ten onrechte opgelegd en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd wegens strijd met de wet. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aanslag over 2007 te herroepen waarmee de aanslag geacht is te zijn vernietigd.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank Middelburg

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de uitspraak op bezwaar van 28 maart 2008 met kenmerk (nummer);

herroept de aanslag forensenbelasting met nummer (nummer);

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

gelast dat de gemeente Veere het door eiser betaalde griffierecht van € 39,-- (negenendertig euro) aan eiser vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 15 januari 2009.

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.M. Reinarz, in tegenwoordigheid van F.L. Blok, griffier.

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op: 15 januari 2009.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.