Home

Rechtbank Middelburg, 29-09-2010, BO9418, 67416 / HA ZA 09-205

Rechtbank Middelburg, 29-09-2010, BO9418, 67416 / HA ZA 09-205

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
29 september 2010
Datum publicatie
31 december 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2010:BO9418
Formele relaties
Zaaknummer
67416 / HA ZA 09-205
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-07-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-07-2024] art. 941

Inhoudsindicatie

Rechtbank beantwoord de vraag of de verzekeraar een persoonlijk onderzoek heeft kunnen instellen naar verzekerde aan de hand van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek, ingesteld door het Verbond van Verzekeraars. Na bespreking van alle omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het onderzoek terecht is ingesteld. Vordering tot terugbetaling van deel van uitkering toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

" \* MERGEFORMAT

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 67416 / HA ZA 09-205

Vonnis van 29 september 2010

in de zaak van

de naamloze vennootschap

N.V. INTERPOLIS SCHADE,

gevestigd te Tilburg,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. H.J. Arnold te ‘s-Gravenhage,

tegen

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],

wonende te Sint Annaland,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. E.F. Sandijck te Middelburg.

Partijen zullen hierna Interpolis en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 6 januari 2010

- het proces-verbaal van comparitie van 20 mei 2010.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft met Interpolis een arbeidsongeschiktheidsverzekering, ingaande 1 maart 2001, afgesloten. De op deze overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden luiden onder meer:

“art. 9 Verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid

(…)

5. De arbeidsongeschikte verzekerde moet het ons onmiddellijk melden als hij of zij geheel of gedeeltelijk herstelt.

(…)

7. De arbeidsongeschikte verzekerde moet ons of door ons aan te wijzen deskundigen, gevraagd of ongevraagd, alle gegevens verstrekken of laten verstrekken die wij nodig hebben voor het vaststellen van het recht op uitkering. Het kan hierbij ook om inkomensgegevens gaan.

(…)

art. 21 Einde van de uitkering

(…)

4. Als u of de verzekerde zich niet aan de in artikel 9 genoemde verplichtingen houdt, eindigt het recht op uitkering met ingang van de dag waarop u of de verzekerde zich niet aan de verplichtingen houdt.

(…)

art. 27 Einde van deze verzekering

(…)

4. Als wij vaststellen dat u of de verzekerde ons opzettelijk onjuiste gegevens verstrekt of heeft laten verstrekken, eindigt deze verzekering onmiddellijk.”

2.2. Per 8 april 2003 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich arbeidsongeschikt gemeld. Interpolis heeft vervolgens – overeenkomstig de mate van arbeidsongeschiktheid, die in de loop der tijd fluctueerde – aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uitkeringen betaald.

2.3. Op verzoek van Interpolis heeft Onderzoeks- en Adviesbureau Willemse (hierna: Willemse) een persoonlijk onderzoek naar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gedaan. Daarbij is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevraagd een vragenlijst in te vullen, is hij op data in september 2006 geobserveerd en is hem gevraagd gedurende een week een dagboek van zijn activiteiten bij te houden. Willemse heeft op 4 oktober 2006 aan Interpolis gerapporteerd. De “slotconclusie” van het rapport luidt:

“Er is een groot verschil tussen datgene wat is geconstateerd tijdens de observaties in september 2006 en datgene wat de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zegt te doen in

1. Zijn vragenlijst.

2. Bij de arbeidsdeskundige heeft verteld.

3. Opschrijft te hebben gedaan in zijn dagboek.

De heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft derhalve bewust onjuiste informatie aan Interpolis verstrekt.”

2.4. Bij brief van 10 oktober 2006 heeft Interpolis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] medegedeeld dat zij met ingang van 25 september 2006 de arbeidsongeschiktheidsverzekering beëindigt (zulks met verwijzing naar art. 27 van de voorwaarden) en dat zij met ingang van dezelfde datum de uitkering beëindigt (daarvoor verwijzend naar de artt. 9 en 21 van de voorwaarden). Op 28 november 2006 heeft Interpolis [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het aanbod gedaan de uitkering (voorlopig op basis van een arbeidsongeschiktheid van 50%) te hervatten en nader onderzoek te doen naar de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], waarbij Interpolis bij voorbaat een bovengrens bedong van 80%. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft dat aanbod niet aanvaard. Interpolis heeft na 25 september 2006 nog uitkeringen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betaald.

2.5. Bij brief van 28 april 2008 heeft Interpolis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] terugbetaling van tot dan toe betaalde uitkeringen (van in totaal € 56.198,34) en vergoeding van de gemaakte kosten (van in totaal € 18.090,97) verzocht en hem daartoe gesommeerd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet betaald.

2.6. Bij brief van 2 april 2009 heeft Interpolis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] – met verwijzing naar een bijgevoegd royementsbewijs – bericht dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van 1 maart 2009 is beëindigd. Bij brief van 27 april 2009 heeft Interpolis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bericht dat zij twee andere verzekeringen, de “Alles in één Polis” en de “Interpolis Bedrijven Compact Polis”, met ingang van respectievelijk 5 januari 2010 en 23 juni 2010 opzegt.

Het geschil

in conventie

Interpolis vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 56.189,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling van de betrokken uitkeringen en een bedrag van € 18.090,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2006, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure.

3.2. Interpolis stelt daartoe het navolgende. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft onrechtmatig gehandeld door fraude te plegen en voorts is van arbeidsongeschiktheid in de periode waarin hij de uitkeringen ontving niet gebleken.

Vanaf 2003 werd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een uitkering uitbetaald. Bij Interpolis rezen er twijfels over de juistheid en volledigheid van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verstrekte gegevens. Toen is het onder 2.3 genoemde onderzoek ingesteld. Interpolis was tot dat onderzoek gerechtigd: de klachten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren niet objectiveerbaar en gebleken was dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegenstrijdige of onjuiste informatie verstrekte. De Gedragscode Persoonlijk Onderzoek en de Privacygedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus zijn bij het onderzoek gerespecteerd. De resultaten van het onderzoek zijn niet te beschouwen als onrechtmatig verkregen bewijs. Het rapport van Willemse toont door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gepleegde fraude aan, nu daaruit een significante discrepantie blijkt tussen de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf opgegeven beperkingen en zijn geschetste dagindeling en de bevindingen van de onderzoeker. Het dagboek en de vragenlijst zijn onjuist ingevuld, terwijl [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voorts onjuiste informatie heeft gegeven over de ontwikkeling van zijn bedrijf. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, geconfronteerd met het onderzoeksresultaat, erkend onware gegevens te hebben verstrekt. Het is niet aannemelijk dat het onjuiste invullen te maken heeft met concentratiestoornissen en medicijngebruik. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het medicijngebruik niet eerder genoemd en het syndroom van Sjögren leidt niet tot geheugen- en concentratiestoornissen. Gelet op de resultaten van Willemse staat ook onvoldoende vast dat sprake was van arbeidsongeschiktheid.

Interpolis heeft de uitkering en de verzekering per 25 september 2006 beëindigd en toen een alleszins redelijke minnelijke regeling aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voorgesteld. Dat is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] afgewezen. De in de onder 2.6 genoemde brief van 2 april 2009 genoemde datum van 1 maart 2009 is onjuist; de beëindiging vond plaats per 25 september 2006. Interpolis stelt zorgvuldig te hebben gehandeld en op goede gronden de uitkering en de verzekering te hebben beëindigd. Zij maakt – met verwijzing naar art. 7:941 BW – aanspraak op terugbetaling van de gedane uitkeringen in de jaren 2003 tot en met 2008, met wettelijke rente vanaf de data van de betalingen. Voorts vordert Interpolis vergoeding van de voor het onderzoek door Willemse gemaakte kosten. De door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na 25 september 2006 (de datum waarop de verzekering is opgeschort) nog betaalde premie (in totaal € 1.565,67) dient op de vorderingen in mindering te worden gebracht.

3.3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt vanaf april 2003 en nog steeds fysieke klachten (het syndroom van Sjögren, met onder meer gewrichtsklachten en geheugen- en concentratiestoornissen) te hebben, die hem beperken en die (in wisselende mate) tot arbeidsongeschiktheid hebben geleid en nog steeds leiden. Het handelen van Interpolis na het onderzoek van Willemse (het voeren van overleg, het – hoewel anders aangekondigd – blijven betalen van uitkeringen) wijst erop dat ook zij van die arbeidsongeschiktheid overtuigd was en is, en de nu als grond voor de vordering opgevoerde fraude niet reëel acht(te). Gelet op dat handelen kan Interpolis zich nu niet (meer) op beëindiging van de verzekering beroepen en uitkeringen terugvorderen.

Voorts ontkent [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onware gegevens te hebben verstrekt dan wel fraude te hebben gepleegd. Er was geen redelijke grond voor het instellen van een persoonlijk onderzoek; Interpolis onderbouwt dat ook niet. Voorts zijn bij het onderzoek van Willemse de daarvoor geldende normen en regels onvoldoende in acht genomen; het rapport moet als onrechtmatig verkregen bewijs buiten beschouwing blijven. Het onderzoeksresultaat noch de erkenning door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kunnen tot de conclusie leiden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met opzet tot misleiding onjuiste gegevens heeft verstrekt. Hij heeft de van hem gevraagde invulling van een dagboek achteraf gedaan, impulsief, met weinig concentratie, terwijl hij zware medicijnen gebruikte. Het dagboek bevat daardoor qua tijdstippen en locaties onjuistheden, maar daaruit afleiden dat sprake is van fraude gaat veel te ver. Het onderzoek toont voorts slechts aanwezigheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op zijn bedrijf aan, en niet dat hij daar ook werkte.

Uit het onderzoek van Willemse is niets af te leiden over de vraag of er sprake was van arbeidsongeschiktheid en in welke mate.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het onder 2.4 genoemde aanbod van Interpolis afgewezen. Een medewerker van Interpolis had gezegd dat Interpolis met dat voorstel onjuist handelde. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat hij zich ondanks zijn afwijzing nog op de uit het aanbod blijkende opstelling van Interpolis mag beroepen.

Er was geen grond voor Interpolis om de verzekering en de uitkering te beëindigen; zij is gehouden tot het onverkort voortzetten ervan. Gelet op art. 21 van de voorwaarden kan Interpolis de uitkeringen, gedaan in de periode vóór het onderzoek in ieder geval niet terug vorderen.

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wijst er tenslotte nog op dat Interpolis de verzekering, blijkens de onder 2.6 weergegeven brief, eerst met ingang van 1 maart 2009 heeft beëindigd.

in reconventie

3.4. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Interpolis veroordeelt om over te gaan tot reguliere voortzetting van de overeenkomst en afhandeling van zijn uitkeringsclaim wegens achterstallige en verder hem in de toekomst nog toekomende uitkeringen, alles op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voorts tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 576,86, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van het vonnis, tot herstel van ten onrechte beëindigde andere verzekeringen, tot rectificatie van mogelijk aan derden/instanties gedane meldingen omtrent fraude door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en tot vergoeding van mogelijke gevolgschade, alles met veroordeling van Interpolis in de kosten van dit geding.

3.5. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onderbouwt zijn vorderingen met verwijzing naar hetgeen hij in conventie heeft gesteld. Hij stelt nog dat de beëindiging van andere verzekeringen – zoals die uit de onder 2.6 weergegeven brief van 27 april 2009 blijkt – onrechtmatig is en dient te worden herzien. Interpolis zal zich moeten uitlaten over de vraag of zij derden over de gestelde fraude van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft geïnformeerd. Zo dat zo is, dient ook dat te worden gecorrigeerd.

3.6. Interpolis voert verweer. Zij handhaaft haar stellingen dat geen sprake is (geweest) van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden en dat sprake is geweest van fraude. Interpolis beschouwt dat als ernstig en heeft nimmer de indruk gewekt de zij de fraude niet reëel achtte. Wel is met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bezien wat de gevolgen moesten zijn. Aan het overleg, de door Interpolis gedane voorstellen en het feit dat Interpolis nog uitkeringen heeft gedaan kan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen rechten ontlenen. De fraude rechtvaardigt het verval van het recht op dekking en de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst.

De beoordeling

in conventie

De vraag of Interpolis naar het doen en laten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een persoonlijk onderzoek heeft kunnen instellen, dient te worden beantwoord aan de hand van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek, door het Verbond van Verzekeraars opgesteld. De rechtbank is met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van oordeel, dat de resultaten van het persoonlijk onderzoek alleen dan bij de beoordeling van de vordering van Interpolis kunnen worden betrokken, wanneer in overeenstemming met die Gedragscode tot dat onderzoek is beslist. Een persoonlijk onderzoek kan – naast of als onderdeel van een zgn. feitenonderzoek, dat plaatsvindt om een beslissing over een recht op uitkering te kunnen nemen – worden ingesteld wanneer (kort gezegd) het feitenonderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft voor een verantwoorde beslissing over de aanspraak op een uitkering of de hoogte van een schadevergoeding of wanneer de verzekeraar zodanig twijfelt over de juistheid van de resultaten van het feitenonderzoek, dat een redelijk vermoeden bestaat van fraude. Interpolis beroept zich ter rechtvaardiging van het persoonlijk onderzoek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] primair op die laatste grond. De ter rechtvaardiging van dat onderzoek door Interpolis aangevoerde omstandigheden worden door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist.

4.2. De rechtbank zal die omstandigheden bespreken.

4.2.1. Interpolis voert aan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn claim indiende kort nadat de verzekering was ingegaan en dat de klachten al veel langer moeten hebben bestaan. Interpolis is niet ingegaan op hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daartegen heeft ingebracht, namelijk dat hij eerder lange tijd bij een andere verzekeraar een arbeidsongeschiktheidsverzekering had, die hij op aanwijzen van zijn tussenpersoon in 2001 heeft ondergebracht bij Interpolis. In het licht van die onbetwiste stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan de omstandigheid dat hij relatief kort na het aangaan van de verzekering een claim heeft ingediend niet bijdragen aan een redelijk vermoeden van fraude. De niet met een (medische) toelichting onderbouwde stelling van Interpolis dat de klachten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], gelet op de aard en ernst ervan, al veel langer moeten hebben bestaan rechtvaardigt evenmin een dergelijk vermoeden.

4.2.2. Ter comparitie heeft Interpolis aangegeven dat in 2005 en 2006 medische onderzoeken (door respectievelijk een reumatoloog en door een orthopedisch chirurg) zijn gedaan, dat op grond daarvan door haar medische adviseur een beperkingenprofiel is opgesteld en dat vervolgens de mate van arbeidsongeschiktheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is vastgesteld. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft destijds – zo verklaarde hij ter zitting – ingestemd met het aldus vastgestelde percentage van arbeidsongeschiktheid. In dat licht is de stelling van Interpolis, dat er geen helder beeld was van de klachten, dat deze niet berustten op objectiveerbare afwijkingen en dat uit die omstandigheden een redelijk vermoeden van fraude moet worden afgeleid, zonder nadere toelichting – die Interpolis niet heeft gegeven – niet begrijpelijk.

4.2.3. Dan resteert de door Interpolis gestelde – als resultaat in het feitenonderzoek te beschouwen – tegenstrijdige en onjuiste informatie, die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verstrekt over de aard van zijn werkzaamheden en over hem opgelegde leefregels (hij zou tot eind maart 2006 “plat” moeten liggen) na een rugoperatie in december 2005. Dat hij over de aard van zijn werkzaamheden verschillende mededelingen – het zou voornamelijk (zittend) kantoorwerk zijn en op een nader moment voornamelijk inmeten van kozijnen – heeft gedaan, wordt door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet betwist. Wel heeft hij aangegeven dat die verschillende mededelingen in het licht van de ontwikkeling van zijn bedrijf niet tegenstrijdig waren. Dat is zonder nadere toelichting – die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet heeft gegeven – niet begrijpelijk. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft voorts (anders dan hij in de conclusie van antwoord stelt) onvoldoende betwist dat hij over de hem opgelegde beperkingen na de operatie in december 2005 onjuiste mededelingen heeft gedaan. In de brieven waarnaar hij verwijst, is een gemotiveerde betwisting niet te vinden. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aldus aan Interpolis of aan door Interpolis ingeschakelde personen diverse mededelingen heeft gedaan die niet met elkaar, dan wel met de waarheid strookten. Aldus kon er in redelijkheid bij Interpolis een vermoeden van fraude ontstaan, zodanig dat dat haar het recht gaf een persoonlijk onderzoek in te stellen.

4.3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt voorts dat in de uitvoering van het persoonlijk onderzoek door Willemse de daarvoor geldende normen (neergelegd in de Privacygedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus) niet zijn nageleefd. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst hij slechts naar hetgeen hij hierover in een tiental alinea’s in een brief aan Interpolis heeft geschreven; hij gaat vervolgens niet in op hetgeen Interpolis – eveneens in een brief – ter verwerping van die stelling naar voren heeft gebracht. Aldus maakt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet helder welk verweer hij nu precies aan de rechtbank voorlegt. De rechtbank kan niet anders dan het verweer – nu Interpolis voorts bij dagvaarding uitdrukkelijk heeft gesteld dat genoemde Privacygedragscode is gerespecteerd – bij gebrek aan voldoende duidelijkheid passeren.

4.4. Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank zal uitgaan van een terecht ingesteld en op de juiste wijze uitgevoerd persoonlijk onderzoek. Het resultaat – het rapport van 4 oktober 2006 – zal bij de beoordeling van de vordering van Interpolis worden betrokken.

4.5. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist niet de feitelijke conclusies uit het onderzoek, zoals weergegeven onder 2.3. Hij bestrijdt wel dat daaruit kan worden afgeleid dat hij bewust onjuiste informatie heeft verstrekt. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de vragenlijst en het dagboek vrij gedetailleerd heeft ingevuld en daarbij ervaringen beschrijft als “kwam vandaag moeilijk op gang” en “vandaag niets gedaan, vannacht geen oog dicht gedaan”. Een dergelijke invulling strookt niet met de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde impulsiviteit en gebrekkige geconcentreerdheid die bij de invulling een rol zouden hebben gespeeld. De stelligheid van het ingevulde verhoudt zich ook niet met de gestelde vergeetachtigheid. Daarbij komt dat onvoldoende is gebleken (a) dat het (bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] naar hij stelt geconstateerde) syndroom van Sjögren geheugen- en concentratiestoornissen met zich brengt en (b) dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] destijds daadwerkelijk last had van dergelijke stoornissen. Dat de invulling onder invloed van medicijnen zou hebben plaatsgevonden is pas voor het eerst ter comparitie naar voren gebracht en niet onderbouwd, zodat de rechtbank ook daaraan voorbij gaat. Aldus ziet de rechtbank geen grond [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet aan de door hem destijds schriftelijk afgelegde verklaringen te houden. Dan moet worden vastgesteld dat Willemse terecht een grote discrepantie constateert tussen hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaarde en hetgeen bij observatie is geconstateerd. Daarbij gaat het vooral om onjuiste verklaringen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over waar hij was; waar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaarde dat hij thuis of bij familie in Sint-Annaland was, bleek uit observatie dat hij in zijn bedrijf in Halsteren was. Met deze aan hem toe te rekenen onjuiste verklaringen heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bewust zijn aanwezigheid op zijn bedrijf voor Willemse en aldus ook voor Interpolis, verborgen. Deze handelwijze beschouwt de rechtbank als het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie. Gelet op het vorenstaande is het niet meer noodzakelijk na te gaan of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook – zoals Interpolis stelt – onjuiste mededelingen heeft gedaan over de ontwikkelingen van zijn bedrijf. Voldoende staat immers al vast dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt.

4.6. De rechtbank deelt niet de opvatting van Interpolis dat de resultaten van het onderzoek van Willemse ook aantonen dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid. In het licht van de door Interpolis genoemde vaststelling van de arbeidsongeschiktheid, na onderzoek door medische deskundigen en beoordeling door haar medisch adviseur, kort voor het onderzoek van Willemse en gelet op het feit dat in het onderzoek van Willemse over daadwerkelijk aan het werk zijn van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niets wordt gezegd, kan die conclusie niet uit de resultaten van het onderzoek van Willemse worden getrokken.

4.7 Interpolis heeft nadat de onjuiste informatieverstrekking was vastgesteld, gehandeld als onder 2.4 en 2.6 is vermeld. Ter comparitie is aangegeven dat de in de brief van 2 april 2009 genoemde datum van beëindiging (1 maart 2009) een vergissing is en dat dat 25 september 2006 moet zijn.

4.7.1. Bij brief van 10 oktober 2006 beëindigde Interpolis de verzekering en het recht op uitkering met ingang van 25 september 2006. Die datum was – kennelijk – gekozen omdat de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in het onderzoek van Willemse zelf verstrekte informatie (de vragenlijst en het dagboek) op die datum aanvangen; Interpolis gaat er aldus van uit dat de onjuiste informatieverstrekking op die dag aanving. Interpolis beroept zich op art. 21, vierde lid van de voorwaarden. Ingevolge dat artikel eindigt het recht op uitkering op de dag dat de verplichting juiste informatie te geven, niet is nageleefd, volgens Interpolis in dit geval 25 september 2005. Interpolis vordert thans ook de uitkeringen, gedaan voor die datum, terug. Daartoe beroept zij zich op art. 7:941, vierde lid BW. Voor toepassing van dat artikel is nodig dat de onjuiste verstrekking van informatie heeft plaatsgevonden “met het opzet de verzekeraar te misleiden”. Over een dergelijk opzet bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft Interpolis niets gesteld. Aan het beroep op art. 7:941 BW wordt voorbijgegaan. Op de vragen of art. 21 van de voorwaarden strijdig is met dit artikel en zo ja welke gevolgen dat moet hebben behoeft dus niet te worden ingegaan. Interpolis is aldus niet gerechtigd om de uitkeringen gedaan voor 25 september 2006 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] terug te vorderen. In zoverre zal de vordering worden afgewezen.

4.7.2. De rechtbank is van oordeel dat Interpolis de verzekeringsovereenkomst en de uitkeringen naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek van Willemse per 26 september 2006 heeft kunnen beëindigen. De gronden voor de keuze van juist 26 september 2005 (en niet een nadere datum) zijn door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet betwist; hij stelt wel dat hij uit de handelwijze van Interpolis daarna mocht afleiden dat uitkeringen ziet zouden worden teruggevorderd. Uit hetgeen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter comparitie is verklaard blijkt echter dat voor hem in oktober 2006 duidelijk was dat Interpolis – ook al stelde zij een minnelijke regeling voor, waarin een uitkering betaald zou blijven worden – van opvatting was dat in beginsel de uitkering zou moeten worden gestopt. Gelet daarop kan hij zich er niet op beroepen dat Interpolis de indruk heeft gewekt dat zij de onjuiste verstrekking van informatie niet zo zwaar opnam en dat de verzekering zou worden voortgezet. In dat licht kan het feit dat Interpolis lopende de onderhandelingen met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uitkeringen aan hem is blijven betalen, niet leiden tot het oordeel dat zij die uitkeringen – toen de onderhandelingen niet tot een overeenstemming leidde omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niets anders wilde dan alleen ongeclausuleerde voortzetting van de verzekering – niet zou kunnen terugvorderen.

4.8. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering tot terugbetaling van Interpolis moet worden toegewezen, echter slechts voor het bedrag dat door haar na 25 september 2006 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is uitgekeerd. Uit de door Interpolis verschafte gegevens is dat bedrag niet af te leiden; zij zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte dat bedrag (toegelicht) op te geven.

4.9. Nu vast staat dat Interpolis gerechtigd was het persoonlijk onderzoek in te stellen en uit dat onderzoek is gebleken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onjuiste informatie verstrekte, vordert zij terecht vergoeding van de kosten, die zij voor de uitvoering van het persoonlijk onderzoek heeft moeten maken. Nu de hoogte van die kosten niet zijn betwist, zal de rechtbank in haar eindvonnis het door Interpolis genoemde bedrag van € 18.090,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2006, toewijzen.

4.10. Thans zal – in afwachting van de onder 4.9 genoemde aktewisseling – iedere verdere beslissing worden aangehouden.

in reconventie

4.11. Aangezien de vordering in conventie niet wordt afgewezen, zal de rechtbank – zonder dat nog van repliek en dupliek wordt gediend – de vorderingen in reconventie kunnen beoordelen. Immers, alleen voor het geval de vordering in conventie zou worden afgewezen is ter comparitie afgesproken dat nog nader zou worden geconcludeerd. De vorderingen in reconventie zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat Interpolis ten onrechte de verzekeringen en het recht op uitkering heeft beëindigd. Zoals hiervoor overwogen is dat uitgangspunt naar het oordeel van de rechtbank niet juist. De vorderingen dienen om die reden te worden afgewezen.

4.11 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Interpolis worden begroot op:

- salaris advocaat € 452,-- (1 x tarief II, € 452,--).

De beslissing

De rechtbank

in conventie

verwijst de zaak naar de rol van woensdag 20 oktober 2010 voor het nemen van een akte aan de zijde van Interpolis, zoals onder 4.8 bedoeld;

houdt iedere verdere beslissing aan;

in reconventie

wijst de vorderingen af;

veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Interpolis begroot op € 452,--.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.