Home

Rechtbank Middelburg, 15-12-2011, ECLI:NL:RBMID:2011:4232 BU8216, Awb 09/583

Rechtbank Middelburg, 15-12-2011, ECLI:NL:RBMID:2011:4232 BU8216, Awb 09/583

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
15 december 2011
Datum publicatie
15 december 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2011:BU8216
Zaaknummer
Awb 09/583

Inhoudsindicatie

- 49 WRO

- planschadevergoeding

- recreatiewoning

- windturbine/windmolen

- geluidhinder

- advisering

- activiteitenbesluit

- visuele hinder

- derde-belanghebbende/belang a.b.i. art. 1:2 Awb

- verkeerslawaai

- achtergrondgeluid

- slagschaduw

- deskundigenbericht StAB

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht

AWB nummer: 09/583

Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht

inzake

[naam 1] en [naam 2],

wonende te [woonplaats],

eisers,

gemachtigde mr. O.V. Wilkens, werkzaam bij Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht,

tegen

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland,

verweerder.

I. Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen een door verweerder op zijn bezwaar genomen besluit van 11 juni 2009 (hierna: het bestreden besluit).

Het beroep is op 16 november 2010 behandeld ter zitting, gelijktijdig met de beroepszaken met procedurenummers 09/624 en 09/649. Eiseres [naam 2] is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. D. van Tilborg, advocaat te Breda en kantoorgenoot van mr. B.P.M. van Ravels, en I.N. van Hoorn - de Lange, ambtenaar der gemeente. Voorts zijn voor Windpark Zeeland I BV verschenen mr. M.J. Scholten, werkzaam bij PS Legal te Nijmegen, en [naam 3].

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op 1 december 2010 besloten tot heropening, teneinde de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) om advies te vragen.

Hangende de procedure heeft Camperwind BV te Goes aan de rechtbank gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld als partij aan het geding deel te nemen.

Mr. ir. J.L. Mieras, werkzaam bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), is opgetreden als gemachtigde van Camperwind BV.

Partijen hebben desgevraagd schriftelijk gereageerd op de deskundigenberichten van de StAB van 16 mei 2011.

De StAB heeft hierop vervolgens op verzoek van de rechtbank bij advies van 14 september 2011 haar reactie gegeven.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank een hernieuwd onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Het onderzoek is vervolgens gesloten.

II. Overwegingen

1. Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang, kennen burgemeester en wethouders een belanghebbende op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, voor zover blijkt dat hij ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd.

2. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologische regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de beweerdelijk schade-veroorzakende planologische maatregel en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat het oude planologische regime betreft niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht het antwoord op de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

3. Eisers zijn sinds 29 januari 1998 eigenaar van het kadastrale perceel Wissenkerke, sectie [kadastrale aanduiding], gelegen binnen het recreatiepark Noordzee Residence De Banjaard, thans [adres]. Op 8 december 2006 hebben eisers een verzoek ingediend om schadevergoeding, zoals bedoeld in artikel 49 van de WRO. Eisers stellen schade te hebben geleden als gevolg van de 1e herziening van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’, waarbij het mogelijk is gemaakt vijf windturbines aan de rand van de Jacobahaven te vervangen door drie windturbines met een grotere hoogte, eigendom van Windpark Zeeland I BV). Tevens stellen eisers als gevolg van de 8e wijziging van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’, waarbij de oprichting van vijf windturbines in de Jabobapolder/ Rippolder werd toegestaan.

4. Verweerder heeft het verzoek om planschadevergoeding bij besluit van 3 juni 2008 geweigerd, zich daarbij baserend op het advies van Adviesbureau Van Montfoort (hierna: Van Montfoort) van 9 april 2008.

5.1. Van Montfoort geeft in zijn advies ten aanzien van de Jacobahaven het volgende aan.

In de eerste plaats dienen de drie windturbines van 82 meter in de Jacobahaven ter vervanging van vijf windturbines met een hoogte van 36 meter. Bezien moet worden in hoeverre, naar het waardepeil van 23 augustus 2004 (de datum van inwerkintreding van de 1e herziening van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’), deze wijziging invloed kan hebben gehad op de objectieve waarde van de recreatiewoning [adres].

Van Montfoort onderscheidt wat de mogelijke invloed van de windturbines op de waarde van onroerende zaken betreft enerzijds visuele effecten van de te realiseren windturbines en anderzijds de (geluids)effecten van het gebruik daarvan.

Van Montfoort merkt allereerst op dat de N57 een forse geluidsbelasting met zich mee brengt, zoals ook bij hogere windsnelheden de wind zelf en de Noordzee ten opzichte van het recreatiepark geen stilteniveau kunnen garanderen. Daarnaast is van belang dat de recreatiewoning wordt gebruikt in een periode dat ook andere woningen van het park gebruikt zullen worden, inclusief de daarbij behorende buitenruimten. Dat betekent dat van een rustige woonomgeving geen sprake is.

Uit onderzoek is volgens Van Montfoort gebleken dat in de bestaande situatie de meest nabije recreatiewoning op het recreatiepark rekening dient te houden met een geluids-belasting van 40,2 dB(A), terwijl in de nieuwe situatie bij een windsnelheid van 4 meter per seconde op 10 meter hoogte op dezelfde plaats een immissie valt te verwachten van 39,3 dB(A). Bij een maximale geluidsproductie (dat is bij een windsnelheid van 8 meter per seconde en hoger, overeenkomende met 5 op de schaal van Beaufort) wordt een immissie van 51,6 dB(A) op deze plaats berekend. Dit valt echter weg tegen het gesommeerde achtergrondgeluid van het verkeerslawaai van de N57 in combinatie met het wind- en watergeruis bij een windsnelheid van 8 meter per seconde.

Van Montfoort acht dan ook onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor de conclusie dat de nieuwe windturbines aan de Jacobahaven tot een objectief waarneembare verslechtering van het geluidsklimaat ter plaatse van de recreatiewoning hebben geleid.

Voor wat betreft het zicht merkt Van Montfoort op dat vanaf het perceel [adres] de bovendelen van tenminste de twee windturbines aan de westzijde van de Jacobahaven zichtbaar zijn. De kortste afstand van het perceel tot de dichtstbij staande windturbine bedraagt circa 750 meter. Niet te ontkennen valt dat de windturbines bij de Jacobahaven meer zichtbaar zijn dan de windturbines met een hoogte van 36 meter. In aanmerking nemende dat vanaf deze positie niet gesproken kan worden van een lijnopstelling van windturbines, is sprake van elementen die weliswaar mede deel uitmaken van de horizon, doch die naar de mening van Van Montfoort niet als bepalend voor het uitzicht in de noordoostelijke richting kunnen worden aangemerkt. De waterpartij (met recreatiewoningen aan de andere kant ervan) blijft daarbij de hoofdrol spelen. Van Montfoort stelt dat niet kan worden gesproken van een zodanige invloed op het recreatieve woonklimaat en op de verhuurbaarheid dat de vervanging van de vijf middelhoge windturbines door drie hogere windturbines negatieve gevolgen gehad heeft voor de objectief vaststelbare waarde.

5.2. Ten aanzien van de Jacobapolder/Rippolder merkt Van Montfoort het volgende op.

De afstand van de dichtstbij mogelijke windturbine (die aan de Baas Huisweg) tot de Vredenhofweg bedraagt ruim 300 meter. Dat betekent dat het gehele recreatiepark buiten de 44 dB(A)-contour valt, terwijl bij het hanteren van een 40 dB(A)-grens het oostelijk deel daar nog binnen zou vallen. Ook voor wat betreft de Jacobapolder/Rippolder komt Van Montfoort, gelet op het geluid van de N57 en de wind, tot de conclusie dat er geen merkbare geluidhinder als gevolg van de daar te plaatsen windturbines zal zijn.

Voor wat betreft de visuele aspecten van de in de Jacobapolder/Rippolder te plaatsen windturbines merkt Van Montfoort op dat, evenmin als in de noordoostelijke richting, in de oostelijke of zuidoostelijke richting kan worden gesproken van een zichtas vanaf het perceel van eisers, nu dit temidden van andere recreatiewoningen is gelegen op een recreatiepark dat aan de noord- en oostzijde wordt afgeschermd van het omringende gebied door een wal. Vanuit de zijgevel zal men op verdiepingshoogte kunnen uitzien, op een afstand van circa 500 meter, op de bovenzijde van de windturbine ten noorden van de Oost West weg. Bovendien is het onmogelijk in dezelfde zichtradius de ten zuidwesten van de Baas Huisweg gesitueerde windturbine mee te nemen. Van Montfoort concludeert dat er sprake is van elementen die mede deel uitmaken van de horizon, maar die niet als bepalend voor het uitzicht in oostelijke en zuidoostelijke richting kunnen worden aangemerkt, zo daaraan al enige betekenis zou toekomen voor de waarde van deze recreatiewoning. Ook als gevolg van de 8e wijziging van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ is er volgens Van Montfoort geen planschade vast te stellen.

6. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers, in afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, na nader onderzoek ongegrond verklaard. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat in dit geval akoestisch onderzoek niet is vereist en dat in het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (thans: het Activiteitenbesluit) geen normen voor verblijfsrecreatieve bestemmingen zijn opgenomen. Volgens jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) dienen recreatiewoningen gevrijwaard te worden van ‘bovenmatige geluidhinder’. In dit geval is wel aansluiting gezocht bij de afstandsnormen uit het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer. In voormeld Besluit wordt ten aanzien van permanent bewoonde woningen een minimum afstand van vier maal de ashoogte gesteld, in dit geval 320 meter. De afstand van de woning van eisers tot de Jacobahaven en de Jacobapolder/Rippolder is respectievelijk 815 en 480 meter. Verweerder acht dan ook geen bovenmatige geluidhinder aanwezig, zodat geen sprake is van nadeel uit oogpunt van geluidhinder.

Voor wat betreft eventueel nadeel ten gevolge van slagschaduw stelt verweerder dat de windturbines zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening wanneer er slagschaduw optreedt ter plaatse van woningen indien dat meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag optreedt.

Wat de visuele hinder betreft worden over het algemeen windturbines op een afstand van vier keer de ashoogte maatschappelijk aanvaardbaar geacht. Verweerder acht in dit geval geen nadeel vast te stellen vanwege wijziging van het uitzicht of de omgevingskarakteristiek. Visuele hinder in de vorm van reflecties door schittering van zonlicht op de rotorbladen is grotendeels voorkomen door het toepassen van antireflectiecoating of lichtabsorberende materialen.

Aan de hand van vergelijkingsobjecten en marktgegevens is door verweerder bezien of er naar het waardepeil van 23 augustus 2004 (inwerkingtreding 1e herziening bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’) sprake is van (markt)waardevermindering. Daarbij is ook gekeken naar het waardeverloop van de recreatiewoningen op park De Banjaard vanaf 18 oktober 2006 (ingebruikneming windturbines Jacobahaven) en 12 december 2007 (ingebruikneming windpark Jacobapolder/Rippolder). Blijkens dit onderzoek hebben deze ontwikkelingen niet geresulteerd in lagere gerealiseerde verkoopprijzen van recreatiewoningen die van hetzelfde type zijn als de woning van eisers. Ook ten aanzien van de verhuurbaarheid is niet gebleken van een vermindering, aldus verweerder.

7. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en voeren daartoe onder meer het volgende aan.

Eisers menen gezien de hoogte van de nieuwe windturbines aan de Jacobahaven en de realisatie van de vijf windturbines in de Jacobapolder/Rippolder schade te hebben geleden.

Door verweerder is niet onderbouwd dat een afstand van vier maal de ashoogte maatschappelijk aanvaardbaar is. De windturbines zijn vanaf de woning van eisers goed zichtbaar, hetgeen het uitzicht sterk negatief beïnvloedt. Tevens valt volgens eisers niet uit te sluiten dat het geluid van de nieuwe turbines meer van invloed is op hun woonomgeving.

De rechtbank overweegt als volgt.

Derde-belanghebbenden:

8.1. In eerste instantie heeft de rechtbank zich op het voorlopig standpunt gesteld dat Windpark Zeeland I BV (hierna: Windpark) als derde-belanghebbende in de gelegenheid moest worden gesteld aan dit geding deel te nemen. Windpark heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

8.2. Ter zitting heeft de rechtbank aan Windpark nadere vragen gesteld over haar belang bij het bestreden besluit. Windpark heeft daarbij aangegeven dat haar belang bij onderhavige procedure is gelegen in het behouden van een goede verstandhouding met de omwonenden.

Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter niet een belang, zoals bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank kan Windpark dan ook niet als belanghebbende worden aangemerkt. De rechtbank betrekt hetgeen Windpark heeft aangevoerd en heeft ingebracht derhalve niet bij de beoordeling van onderhavig geschil.

9.1. Hangende de procedure heeft Camperwind BV (hierna: Camperwind) verzocht om als belanghebbende te mogen deelnemen aan het geding.

9.2. Naar aanleiding van vragen van de zijde van de rechtbank over het belang van Camperwind bij het bestreden besluit heeft zij aangegeven dat zij enig aandeelhouder is van Windturbinepark Jacoba Rippolder BV die de windmolens in de Jacobapolder/Rippolder exploiteert. Daarnaast heeft Camperwind met verweerder een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Gelet op het vorenstaande en met name vanwege het met de verhaalsovereenkomst samenhangende financiële belang is de rechtbank van oordeel dat Camperwind als derde-belanghebbende moet worden beschouwd.

Inhoudelijke beoordeling:

10.1. In het door eisers aangevoerde en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank, na heropening van het onderzoek, besloten de StAB om advies te vragen.

10.2. De StAB heeft op 16 mei 2011 in deze beroepszaak advies uitgebracht aan de rechtbank. De StAB komt in dat advies, na vergelijking van de planologische regimes, tot de conclusie dat als gevolg van de 1e herziening van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’ en de 8e wijziging van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’ voor wat betreft de aspecten uitzicht, slagschaduw en zonlichtweerkaatsing voor eisers geen sprake is van een planologisch nadeel. Voor wat betreft het aspect geluid stelt de StAB in ieder geval vraagtekens bij de door verweerder gehanteerde onderzoeksresultaten. De StAB acht onvoldoende inzichtelijk hoe de onderzoeksresultaten hebben geleid tot de gebruikte gegevens ten aanzien van het achtergrondgeluid van wind en water. Voor wat betreft het achtergrondgeluid van het wegverkeerslawaai (met name de N57) is slechts een schatting gemaakt. Volgens de StAB had op zijn minst aan de gevel van de recreatiewoning die het dichtst bij de windturbine ligt, het achtergrondgeluidniveau gemeten moeten worden. Voorts acht de StAB de aan de oostzijde van De Banjaard aangelegde aarden wal van belang. Deze wal leidt ertoe dat het geluid van de N57 in het recreatiepark een lager niveau heeft dan daarbuiten, terwijl deze wal voor het geluid dat de windturbines produceren niet van belang is. Dit is niet in de resultaten van verweerder betrokken. De StAB concludeert dat er voor wat betreft het geluid te weinig aanknopingspunten zijn om daarover een conclusie te trekken. De StAB meent dan ook dat op dat punt nader onderzoek dient te worden verricht. Voor een goede beantwoording van de vraag of voor eisers sprake is van geluidsoverlast als gevolg van de realisering van de windturbines, is het nodig dat metingen worden verricht op de gevel van de recreatiewoning van eisers, aldus de StAB.

11. Partijen hebben op dit rapport van de StAB gereageerd. De rechtbank heeft deze reacties voorgelegd aan de StAB. Dit heeft geleid tot een nader advies van 14 september 2011 in de voorliggende drie beroepszaken.

12. In dit nadere advies van 14 september 2011 geeft de StAB aan dat voormelde reacties geen aanleiding vormen om het advies van 16 (opmerking rechtbank: door de StAB abusievelijk vermeld 13) mei 2011 te wijzigen. De StAB blijft zich op het standpunt stellen dat de vraag of er voor de eisende partijen als gevolg van de 8e wijziging van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’ sprake is van geluidsoverlast en deze planmutatie op dat punt tot planologisch nadeel heeft geleid, op basis van de huidige informatie niet is te beantwoorden. Verweerder heeft met betrekking tot de oprichting van de vijf windturbines in de Jacobapolder/Rippolder immers alleen het rapport ‘Referentiemetingen in de omgeving van windturbinepark Rippolder situatie juli 2009’ van 15 juli 2009 overgelegd. Uit dat rapport blijkt dat slechts op twee punten het geluid is gemeten, te weten nabij de woningen aan de Krommeweg 2-3 en de receptie van camping Anna (lees: Anne) -Friso. Er is geen sprake van een meting in de nabijheid van het recreatiepark De Banjaard of op de gevels van de recreatiewoning van de eisers. De StAB heeft ten aanzien van de geluidsbelasting ter plaatse van de recreatiewoningen als gevolg van de windturbines in de Jacoba/Rippolder vastgesteld, dat de onderzoeksresultaten uit genoemd rapport in de onderhavige zaak niet kunnen worden betrokken en dat verdere concrete aanknopingspunten met betrekking tot de geluidsbelasting als gevolg van de realisering van deze windturbines niet bekend zijn. Dat de meetlocaties uit het rapport op een kortere afstand staan ten opzichte van de windturbines in de Jacobapolder/Rippolder dan de recreatiewoningen doet daar niet aan af. Immers, de omstandigheden van die meetlocaties zijn anders dan die van de recreatiewoningen. Daaraan wordt nog toegevoegd dat de omstandigheid dat voldaan wordt aan de wettelijke normen en dat de recreatiewoningen niet zijn aan te merken als geluidsgevoelige objecten, niet betekent dat geen sprake kan zijn van (een toename van de) geluidsoverlast.

Dat de gegevens uit de ‘Toelichting vergunningaanvrage vervanging windturbines Jacobahaven’ gebruikt kunnen worden bij de beoordeling omdat het in beide gevallen gaat om eenzelfde type windturbine, komt de StAB niet redelijk voor. De toelichting ziet immers op de oprichting van de windturbines aan de Jacobahaven, waar de omstandigheden anders zijn. Bovendien zijn in het rapport gegevens gebruikt op basis waarvan de geluidsbelasting als gevolg van die windturbines voor de recreatiewoning van eisers niet voldoende concreet bepaald kan worden.

13. Het is vaste jurisprudentie van de ABRvS dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke - door de bestuursrechter ingeschakelde - deskundige in beginsel mag volgen, tenzij zich een bijzondere omstandigheid voordoet die aanleiding vormt een uitzondering op die hoofdregel aan te nemen. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening is een onpartijdige en onafhankelijke deskundige, die de bestuursrechter desgevraagd adviseert over geschillen die samenhangen met het fysieke leefmilieu/het omgevingsrecht. De rechtbank mag dan ook in beginsel de uitgebrachte deskundigenberichten aan haar oordeelsvorming ten grondslag leggen.

14. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in dit geschil uitgebrachte deskundigen-berichten zorgvuldig tot stand gekomen en is ook anderszins niet gebleken dat zij gebreken vertonen. De rechtbank volgt dan ook de adviezen van de StAB.

Gelet op de door de StAB geconstateerde tekortkomingen acht de rechtbank het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Zij verklaart het beroep dan ook gegrond en vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.

15. Van finale geschillenbeslissing als bedoeld in artikel 8:72 van de Awb kan in dit geval geen sprake zijn. Van gemeentewege zal eerst nader onderzoek moeten worden uitgevoerd als door de StAB aangegeven.

16. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.092,50, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van drie proceshandelingen (beroepschrift, verschijnen zitting en schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek).

III. Uitspraak

De Rechtbank Middelburg

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen vier maanden na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,- (honderdvijftig euro) vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers begroot op

€ 1.092,50,- (duizend tweeënnegentig euro en vijftig eurocent), te betalen door verweerder aan eisers.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, en op 15 december 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen

Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.

Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Afschrift verzonden op: 15 december 2011