Rechtbank Midden-Nederland, 18-04-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1493, 16/993500-13 (P)
Rechtbank Midden-Nederland, 18-04-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1493, 16/993500-13 (P)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 18 april 2014
- Datum publicatie
- 18 april 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2014:1493
- Zaaknummer
- 16/993500-13 (P)
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte fraude heeft gepleegd met persoonsgebonden budgetten. De rechtbank achtte de vrouw daarnaast schuldig aan het doen van onjuiste belastingaangifte, uitkeringsfraude en witwassen van het gefraudeerde geld, een bedrag van bijna 674.000 euro. Een aanzienlijk deel van het geld werd besteed aan gokken. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
Uitspraak
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/993500-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967]te [geboorteplaats]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats].
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2014 en 4 april 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 september 2008 tot en met 28 februari 2013 in Almere en/of Amersfoort, al dan niet samen met anderen, valsheid in geschrift heeft gepleegd in het kader van de verantwoording van Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB) door op meer dan
10 verantwoordingsformulieren in strijd met de waarheid meer verleende zorg te verantwoorden dan er in werkelijkheid aan zorg in verleend;
feit 2: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 juli 2011 in Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn, al dan niet samen met een ander, onjuiste aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan over jaren 2008 en 2009 door een te laag bedrag aan inkomsten op te geven;
feit 3: in de periode van 28 februari 2011 tot en met 20 maart 2013, al dan niet samen met een ander, in Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan over de jaren 2010 en 2011;
feit 4: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013, al dan niet samen met een ander, in Almere uitkeringsfraude heeft gepleegd door niet te voldoen aan haar informatieverplichting en niet te melden aan het UWV dat zij inkomsten uit arbeid ontving, terwijl zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving.
feit 5: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013 in Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn, al dan niet samen met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan (primair) gewoontewitwassen of (subsidiair) schuldwitwassen.
3 Voorvragen
Voordat de rechtbank kan oordelen over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen zijn, moet de rechtbank eerst beoordelen of de dagvaarding geldig is, deze rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat -kort gezegd- het strafrechtelijk onderzoek en het dossier onvolledig zijn. De verdediging heeft hiertoe onder meer het volgende aangevoerd.
- De verklaringen van [A] en [B] zijn de aanleiding geweest van het strafrechtelijk onderzoek. Bij deze verklaringen moeten echter kanttekeningen worden geplaatst ten aanzien van de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid.
- Er heeft een selectie plaatsgevonden in de tapgesprekken. Dit geeft een onvolledig beeld van het dossier. Tapgesprekken zijn niet woordelijk en slechts gedeeltelijk weergegeven.
- Er is sprake van een schaduwdossier. De bedrijfsadministratie (30 dozen met bonnen en ordners) is buiten het dossier gehouden.
- Het onderzoek naar het gokken is onvolledig geweest. Boekingen naar goksites vonden niet rechtstreeks plaats, maar via tussenstations. Deze tussenstations bedienen echter niet alleen goksites, maar ook bijvoorbeeld een site als Bol.com of de site van de Bijenkorf, zodat niet is uit te sluiten dat een aanzienlijk deel van deze gelden besteed is aan reguliere uitgaven, die verband houden met verleende zorg.
- Ten slotte is er geen onderzoek gedaan naar ontlastend materiaal voor verdachte, zoals het horen van de getuige [getuige 1] of de medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Deze getuigen kunnen het verhaal van verdachte over de wijze van verantwoording van PGB-geld en het schuiven met PGB-geld verifiëren.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie is niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet aan de orde. Zij heeft in reactie op het verweer het volgende naar voren gebracht.
- Het boekenonderzoek door de belastingdienst was de aanleiding voor het onderzoek en de verklaringen van [A] en [B] waren in deze niet doorslaggevend.
-Er is een selectie aan tapgesprekken gemaakt. De selectie van de tapgesprekken is naar eer en geweten gebeurd en is gebaseerd op hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. De verdediging heeft ruim de gelegenheid gehad om aan te geven welke tapgesprekken zij aan het dossier toegevoegd wilde hebben. Nu dit zonder nadere motivering niet is verzocht, kan dit niet worden tegengeworpen.
- Het staat verdachte vrij een beroep te doen op stukken uit haar bedrijfsadministratie en deze te overleggen.
- Het onderzoek naar het gokken is volledig geweest. De verbalisanten hebben enkel de bedragen opgenomen die te linken waren aan gokken. De officier van justitie verwijst naar pagina 1740 tot en met 1754 van het dossier.
- Het verzoek tot het horen van de getuigen die de verdediging noemt, is afgewezen door de rechtbank.
Het gestelde kan niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie leiden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer dat er sprake is van een aantal tekortkomingen, in het onderzoek en het dossier, die moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Voor zover de raadsvrouw heeft gewezen op belangen aan de zijde van de getuigen [A] en [B], acht de rechtbank van belang dat dit de ontvankelijkheid van de officier van justitie niet raakt. Dit behoeft dan ook in dit kader geen verdere bespreking.
Voor zover de verdediging erop wijst dat niet alle afgeluisterde telecommunicatie aan het dossier is toegevoegd, merkt de rechtbank op dat aan de verdediging moet worden toegegeven dat het er de schijn van heeft dat de officier van justitie zich grotendeels heeft beperkt tot gesprekken met budgethouders die met name zijn genoemd in de tenlastelegging. De officier van justitie heeft in dat verband echter terecht naar voren gebracht dat het voor de beoordeling in deze strafzaak niet van belang is of verdachte het geld dat met de budgethouders werd verdeeld, heeft aangewend voor zorg aan andere kinderen. In zoverre hecht de verdediging belang aan gesprekken die naar het oordeel van de rechtbank voor de beoordeling van de tenlastelegging niet relevant zijn. Wat daarvan ook zij, de rechtbank stelt vast dat het hier niet gaat om een onherstelbaar verzuim. De verdediging heeft de rechtbank niet verzocht om toevoeging van alle uitgeluisterde gesprekken. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de afgeluisterde gesprekken niet letterlijk zijn uitgewerkt, stelt de rechtbank vast dat dit kenbaar is in het dossier en er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat deze gesprekken - voor zover deze van belang zijn - daardoor een andere strekking hebben gekregen dan het gesprek daadwerkelijk had.
De verdediging heeft ook aangevoerd dat een groot deel van de administratie wel beschikbaar is, maar ten onrechte niet betrokken is bij het onderzoek. De rechtbank stelt echter met de officier van justitie vast dat voor de beoordeling van de tenlastelegging - niet zonder meer - van belang is op welke wijze verdachte overgebleven PGB heeft besteed. Nu naar deze mogelijkheid in het opsporingsonderzoek geen grondig onderzoek is gedaan moet de rechtbank voor mogelijk houden dat overgebleven PGB door verdachte (deels) is besteed aan zorg voor andere kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging naar voren gebrachte onvolkomenheden, ook in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot de conclusie dat verzuimen hebben plaatsgevonden waarmee ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan
De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.