Home

Rechtbank Noord-Nederland, 05-07-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3519, LEE 13/3577 en LEE 14/2527

Rechtbank Noord-Nederland, 05-07-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3519, LEE 13/3577 en LEE 14/2527

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
5 juli 2016
Datum publicatie
25 juli 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2016:3519
Formele relaties
Zaaknummer
LEE 13/3577 en LEE 14/2527

Inhoudsindicatie

Handhavingsprocedure en procedure tot opleggen van maatwerkvoorschriften betreffende de windturbine op het perceel Brongersmaweg 2 te Kollum. Niet in geschil is dat de geluidsvoorschriften uit de milieuvergunning van 20 januari 1998 in de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2014 als maatwerkvoorschriften voor de windturbine dienden te worden aangemerkt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat verweerder beleidsvrijheid toekomt bij de beantwoording van de vraag of hij gebruik zal maken van de bevoegdheid uit artikel 3.14a, derde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer om maatwerkvoorschriften te stellen en dient hij daarbij een belangenafweging te maken. Voorts komt verweerder beoordelingsvrijheid toe bij de beantwoording van de vraag of sprake is van bijzondere lokale omstandigheden als bedoeld in dat artikel. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in dit geval in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich bijzondere lokale omstandigheden voordoen die nopen tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om na 1 januari 2014 de in 1998 opgelegde geluidsvoorschriften (in de vorm van dB(A)-normen) als maatwerkvoorschriften vast te stellen. Uit de Nota van Toelichting tot wijziging van het Activiteitenbesluit (Staatsblad 2010, 749) volgt dat de systematiek van het Activiteitenbesluit met zich mee brengt dat verweerder in geval van bijzondere lokale omstandigheden verdergaande bescherming kan bieden via maatwerkvoorschriften, dan de bescherming die is opgenomen in artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Hoewel in de Nota van Toelichting veel is opgenomen over de (aanleiding voor) wijziging van de normsystematiek (van de dB(A)-normsystematiek naar de normsystematiek van dB Lden en dB Lnight), dwingen het Activiteitenbesluit en die Nota verweerder niet om maatwerkvoorschriften in de normsystematiek van dB Lden en dB Lnight vast te stellen. In het licht van de bijzondere lokale omstandigheden heeft verweerder gedegen gemotiveerd waarom hij in dit specifieke geval afwijking van de in het Activiteitenbesluit opgenomen algemene normen gerechtvaardigd heeft geacht. Uit bestreden besluit 2 bleek echter onvoldoende duidelijk hoe moet worden gemeten en berekend of aan de maatwerkvoorschriften wordt voldaan. Dat onderdeel van bestreden besluit 2 is geheel middels bestreden besluit 3 vervangen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat voldoende aanleiding bestaat de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak te volgen in zijn conclusies betreffende het handhavingsaspect van het onderhavige geval. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen aanleiding bestaat om handhavend op te treden tegen het gebruik van de windturbine. De beroepen zijn gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 13/3577 en LEE 14/2527

(gemachtigde: mr. F. Postma),

en

(gemachtigde: ing. J. Geleijns),

en

(gemachtigden: mr. J.A. Ponsen, W.J. Osinga en G. Baatje).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2011 (hierna: primair besluit 1) heeft verweerder het verzoek van [eisers] om handhavend op te treden tegen de windturbine op het perceel plaatselijk bekend Brongersmaweg 2 te Kollum (hierna: het perceel) afgewezen.

Bij besluit van 19 juni 2013 (hierna: primair besluit 2) heeft verweerder het verzoek van [eisers] tot het opleggen van maatwerkvoorschriften voor de windturbine op het perceel afgewezen.

Bij besluit van 18 november 2013 (hierna: bestreden besluit 1) heeft verweerder de bezwaarschriften van [eisers] gegrond verklaard, de primaire besluiten 1 en 2 herroepen en aangekondigd dat procedures zijn gestart tot handhavend optreden en het opleggen van maatwerkvoorschriften.

[eisers] hebben tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Dat beroep is bekend onder zaaknummer LEE 13/3577.

Bij besluit van 7 mei 2014 (hierna: bestreden besluit 2) heeft verweerder bestreden besluit 1 ingetrokken, het bezwaarschrift van [eisers] tegen primair besluit 2 gegrond verklaard, primair besluit 2 herroepen, middels een aparte brief maatwerkvoorschriften aan eiseres Lucky Mill opgelegd, het bezwaarschrift van [eisers] tegen primair besluit 1 ongegrond verklaard en primair besluit 1 in stand gelaten.

Eiseres Lucky Mill heeft tegen bestreden besluit 2 beroep ingesteld. Dat beroep is bekend onder zaaknummer LEE 14/2527.

Verweerder heeft een verweerschrift betreffende beide beroepen ingediend.

Het onderzoek ter zitting bij de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 12 november 2014. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eiseres Lucky Mill heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Ter zitting heeft de enkelvoudige kamer van de rechtbank het onderzoek in beide beroepsprocedures geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een gewijzigd besluit te nemen.

Bij besluit van 2 december 2014 (hierna: bestreden besluit 3) heeft verweerder het aan eiseres Lucky Mill opgelegde maatwerkvoorschrift 1.3. gewijzigd.

[eisers] en eiseres Lucky Mill hebben reacties op bestreden besluit 3 ingediend.

Op 4 februari 2015 heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: de StAB) benoemd als deskundige en verzocht om schriftelijk verslag uit te brengen.

Op 10 april 2015 heeft de StAB een schriftelijk verslag uitgebracht. Nadien hebben alle partijen een reactie ingediend.

Op 20 oktober 2015 heeft de StAB een nader schriftelijk verslag uitgebracht. Nadien hebben alle partijen een reactie ingediend.

De rechtbank heeft de behandeling van beide beroepen vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer.

Het onderzoek ter zitting bij de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 10 december 2015. [eisers] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en twee mede-gemachtigden (prof. dr. A. Koers en dr. J.H.F. Jansen). Eiseres Lucky Mill heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Feiten

1. Bij de beoordeling van beide beroepen neemt de rechtbank de volgende feiten als vaststaand aan.

[eisers] zijn woonachtig op het perceel [perceel] te [plaats]. Hun woning is gelegen op ongeveer 160 meter van het perceel. Het perceel is eigendom van eiseres Lucky Mill.

Bij besluit van 20 januari 1998 (hierna: de milieuvergunning) heeft verweerder aan eiseres Lucky Mill een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (hierna: de Wm) verleend voor het oprichten en in werking hebben van een windturbine (met een ashoogte van 40 meter) op het perceel.

In dat besluit is onder meer het voorschrift opgenomen dat het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer mag bedragen dan 50-45-40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Op 3 mei 2011 hebben [eisers] verweerder verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik van de windturbine.

Bij primair besluit 1 van 21 juli 2011 heeft verweerder dat handhavingsverzoek afgewezen.

Hiertegen hebben [eisers] op 1 augustus 2011 bezwaar gemaakt.

Op advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) heeft verweerder op 1 november 2011 besloten aanvullend akoestisch onderzoek te laten uitvoeren.

Op 15 maart 2013 heeft het Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV (hierna: het NAA) een akoestisch rapport uitgebracht.

Bij brief van 18 maart 2013 hebben [eisers] verweerder verzocht maatwerkvoorschriften vast te stellen.

Op 9 april 2013 heeft de Milieuadviesdienst (hierna: de MAD) een onderzoeksrapport aan verweerder uitgebracht.

Bij primair besluit 2 van 19 juni 2013 heeft verweerder het verzoek van 18 maart 2013 afgewezen.

Hiertegen hebben [eisers] bezwaar gemaakt.

Bij advies van 18 oktober 2013 heeft de commissie verweerder geadviseerd om de bezwaarschriften van [eisers] gegrond te verklaren, om gebruik te maken van de bevoegdheid tot handhavend optreden en om zorgvuldig af te wegen welke maatregelen er genomen kunnen worden om overlast voor [eisers] te beperken.

Voorts heeft verweerder de drie onder ‘Procesverloop’ genoemde bestreden besluiten genomen.

Omvang van het geding

2. De rechtbank stelt vast dat uit (de redactie van) bestreden besluit 2 volgt dat verweerder bestreden besluit 1 geheel heeft ingetrokken en vervangen. Voorts constateert de rechtbank dat het beroep van [eisers] van rechtswege mede betrekking heeft op bestreden besluit 2. Beide beroepen hebben tevens van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 3.

Beoordeling van beide beroepen

Beslissing

De rechtbank:

Rechtsmiddel