Rechtbank Noord-Nederland, 30-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1908, LEE 18/1378
Rechtbank Noord-Nederland, 30-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1908, LEE 18/1378
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 30 april 2019
- Datum publicatie
- 6 mei 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2019:1908
- Zaaknummer
- LEE 18/1378
Inhoudsindicatie
WIA. Zorgvuldig medisch onderzoek. De belastbaarheid is juist vastgesteld. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres mocht, gelet op de bijzondere voorwaarden waaronder de werkzaamheden werden vervuld, niet worden gebaseerd op de feitelijk verrichte werkzaamheden. Het gaat om een 'witte raven baan'. De functie komt vrijwel niet voor op de arbeidsmarkt en in het CBBS is geen enkele functie voor eiseres te duiden. Het door eiseres genoten loon is niet representatief voor de resterende verdiencapaciteit. De rechtbank oordeelt dat het arbeidskundig onderzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid. Volgt vernietiging van het bestreden besluit. Beroep gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/1378
[eiseres] te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.H. Welter),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: T.R. Vallinga).
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres vanaf 8 mei 2017 minder arbeidsongeschikt geacht dan voorheen en daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 52,64%.
Bij besluit van 21 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij brief van 30 november 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1959, is werkzaam geweest als [naam functie] bij de [werkgever] (hierna: de werkgever) voor 30,34 uur per week. Voor dat werk is zij op 16 december 2011 uitgevallen. Sinds 3 maart 2014 is eiseres gere-integreerd bij de werkgever in passende arbeid in een omvang van 15 uur per week. Haar werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit lichte administratieve taken en hand- en spandiensten ten behoeve van de afdeling Huismeesters te Leeuwarden. Eiseres werkte tegen een loonwaarde overeenkomstig haar maatmanloon. Het betrof een voor eiseres gecreëerde functie. Eiseres ontving met ingang van 6 augustus 2014 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op basis van een arbeidsongeschiktheid van 50,56%. Zij is ongeschikt geacht voor haar maatgevende arbeid, maar geschikt voor het aangepaste werk dat zij verrichtte. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op basis van een praktische schatting. Eiseres heeft bezwaar ingesteld tegen het besluit, dat ongegrond is verklaard. Het besluit op bezwaar is onherroepelijk geworden.
De desbetreffende functie is in de loop van .. komen te vervallen vanwege een reorganisatie.
Op 22 januari 2017 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling van de mate van haar arbeidsongeschiktheid.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft op 3 mei 2017 gerapporteerd. Zij overweegt dat er sprake is van een stabiel toestandsbeeld. Hoewel eiseres aangeeft dat zij een toename van klachten ervaart, zijn de klachten zoals ze omschrijft noch haar dagverhaal in essentie veranderd. Er bestaat dan ook geen aanleiding de eerdere beperkingen te wijzigen. De verzekeringsarts heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Eiseres wordt in staat geacht gemiddeld ongeveer 20 uur per week, respectievelijk ongeveer 4 uur per dag te werken.
Op 6 juni 2017 heeft arbeidsdeskundige J. [arbeidsdeskundige] gerapporteerd. Hij heeft geconcludeerd dat er geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig is, maar dat eiseres wel optimaal in passende arbeid is geplaatst. Eiseres heeft sinds medio 2014 werk gevonden dat zij met de vastgestelde beperkingen kan verrichten. Zij werkt 15 uur per week in de functie van [naam functie] , afdeling Goederen, en verdient hiermee € 16,58 per uur. Dit is 52,64% minder dan in het eigen werk. Daarom is eiseres voor 35-80% arbeidsongeschikt.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres vanaf 8 mei 2017 minder arbeidsongeschikt geacht dan voorheen: verweerder heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 52,64%. Voor de motivering van dit besluit heeft verweerder verwezen naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, zoals samengevat weergegeven onder 1.3 en 1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Ook de werkgever heeft bezwaar gemaakt.
De werkgever heeft een onderzoek laten verrichten door Ergatis. Het rapport van Ergatis dateert van 6 oktober 2017. Ergatis concludeert dat eiseres opnieuw 80-100% WGA moet worden toegekend en dat er tevens sprake is van een recht op IVA. Ergatis heeft een FML opgesteld.
AD-BV heeft op 4 januari 2018 onderzoek verricht. Geconcludeerd wordt dat eiseres ongeschikt is voor het aangepaste werk bij de werkgever. Binnen de eigen organisatie is ander passend werk niet structureel en duurzaam beschikbaar. Op de vrije arbeidsmarkt (spoor 2) bestaan voor eiseres onvoldoende arbeidsmogelijkheden.
Op 20 februari 2018 heeft de hoorzitting naar aanleiding van de bezwaren van eiseres en werkgever plaatsgevonden.
Op 7 maart 2018 heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [vabb] gerapporteerd. Zij concludeert dat er sprake is van een ongewijzigd medisch ziektebeeld, waarbij de toegenomen klachten en beperkingen niet als een verergering van een medisch toestandsbeeld zijn te duiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat bij eigen observatie tijdens de hoorzitting geen enkel teken van duizeligheid of instabiliteit werd geobserveerd. Er is geen medische reden om het niet meer kunnen functioneren in het passend werk te kunnen onderbouwen. Eiseres is reeds eerder door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezien in een bezwaarprocedure. Er is geen enkel verschil in het medisch toestandsbeeld, zodat de destijds opgestelde FML ongewijzigd kan worden overgenomen.
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [adbb] heeft op 20 maart 2018 gerapporteerd. Hij komt tot dezelfde conclusie als arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] .
Hij heeft het volgende overwogen. Na haar uitval op 16 december 2011 is eiseres in het kader van de Wet verbetering Poortwachter gere-integreerd in aangepast werk bij de eigen werkgever in een omvang van 15 uur per week. Dit werk is bij de WIA-beoordeling per 6 augustus 2014 beoordeeld als gangbare arbeid, dat wil zeggen algemeen geaccepteerde arbeid die in overeenstemming is met de krachten en bekwaamheden. Aan de WIA-beoordeling per 6 augustus 2014 is daarom geheel terecht een praktische schatting op basis van de toen feitelijk verrichte arbeid ten grondslag gelegd. Dit is in bezwaar bevestigd. Bij de beoordeling per 8 mei 2017 is de eerdere praktische schatting gehandhaafd. Het enkele feit dat deze arbeid tussentijds is komen te vervallen, is geen reden om de schatting niet meer op die arbeid te baseren. Alleen als bij een herbeoordeling blijkt dat de beperkingen van de betrokkene inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat hij/zij niet langer geschikt kan worden geacht voor de eerder verrichte arbeid, dan wordt die arbeid niet meer bij de schatting betrokken. Bij een ongewijzigde belastbaarheid wordt echter aan die voorwaarden niet voldaan.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3. Eiseres heeft dit besluit gemotiveerd bestreden. Zij voert aan, onder meer, dat haar beperkingen zijn toegenomen en zij geen enkele functie meer kan vervullen. Daarnaast heeft verweerder, aldus eiseres, een onjuiste loonwaarde gehanteerd. In het CBBS-systeem zijn geen passende functies voor haar te duiden en de loonwaarde kan niet worden gebaseerd op de tijdelijke werkzaamheden van eiseres bij de werkgever. Eiseres verwijst in dit verband naar de rapportage van AD-BV, waarin de werkzaamheden als een 'witte raven baan' worden geduid. Ook het feit dat de werkzaamheden inmiddels niet meer bestaan verzet zich ertegen dat deze ten grondslag worden gelegd aan de loonwaarde.
4. Verweerder stelt in beroep dat niet kan worden aangenomen dat eiseres meer beperkt is dan is vastgesteld door de verzekeringsartsen. Daarnaast is terecht een praktische schatting toegepast: er is sprake van gangbare arbeid waartoe eiseres met haar krachten en bekwaamheden in staat is. Van een 'witte raven baan' is geen sprake. Voor zover het geen gangbare arbeid zou betreffen, volgt uit de wet dat die arbeid na een jaar alsnog als gangbaar moet worden aangemerkt.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of er een zorgvuldig medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op basis waarvan verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres vanaf 8 mei 2017 minder arbeidsongeschikt is dan voorheen, waarbij verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 52,64%.
Wat betreft de medische grondslag van het besluit is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht en dat de medische belastbaarheid van eiseres op de datum in geding op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de primaire verzekeringsarts het dossier heeft bestudeerd en eiseres heeft gezien op het spreekuur van 20 april 2017, waar eiseres een anamnese is afgenomen. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier bestudeerd en heeft zij eiseres gezien en geobserveerd tijdens de hoorzitting op 20 februari 2018. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist. De verzekeringsartsen onderkennen dat eiseres forse beperkingen heeft. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn begrijpelijk en inzichtelijk gemotiveerd. Eiseres heeft geen objectief medisch onderbouwde informatie overgelegd op grond waarvan de juistheid van de FML in twijfel zou moeten worden getrokken en verdergaande beperkingen zouden moeten worden aangenomen op de datum hier in geding. De enkele stelling van eiseres dat zij meer beperkt is dan is aangenomen, en dat zij haar functie nooit volledig heeft vervuld, is daarvoor onvoldoende.
De rechtbank concludeert dan ook dat de FML een reële weergave kan worden geacht van de bij eiseres bestaande beperkingen.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag stelt de rechtbank vast dat de arbeidsdeskundigen eiseres aan de hand van de FML niet geschikt achten voor haar eigen maatgevende werk en dat er voor eiseres in het CBBS-systeem geen passende functies te duiden zijn. Dat is niet in geschil. Wel is in geschil of de mate van arbeidsongeschiktheid mocht worden vastgesteld op basis van een praktische schatting, dat wil zeggen op basis van het feitelijk door eiseres verdiende loon, in een functie die inmiddels niet meer bestaat.
Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat de voor haar aangepaste werkzaamheden onder meer bestonden uit het openen van de deur, het ontvangen van de leverancier of interne klant, het aannemen van goederen en het registreren van goederen in het systeem, zoals omschreven door AD-BV in haar rapportage van 4 januari 2018. Het ging om een deeltaak van de functie van [functienaam] In de rapportage van AD-BV is weergegeven onder welke voorwaarden de functie werd vervuld:
“-1 x per week wordt werknemer met een taxi gehaald en gebracht van station Leeuwarden naar haar werkplek;
-2 x per week wordt werknemer van en naar het station gebracht door een collega;
-werknemer verricht hoofdzakelijk administratieve werkzaamheden omdat de overige werkzaamheden fysiek te zwaar zijn;
-werknemer kan de hulp inroepen van een collega wanneer zij bepaalde werkzaamheden niet kan verrichten;
-werknemer kan haar eigen werktempo bepalen;
-werknemer kan zich terug trekken wanneer haar fysieke klachten toenemen. Dit komt regelmatig voor;
-werkgever dient een extra collega in te zetten omdat werknemer niet alle werkzaamheden kan verrichten, zodat toch alle werkzaamheden af komen;
-werkgever biedt de werkzaamheden voor 12 uur per week aan. Werknemer is niet 12 uur productief. Zij is vermoeid van het reizen, raakt duizelig en vermoeid van het beeldscherm werk, last pauzes in wanneer zij dat nodig etc.) Hierdoor kan gesteld worden dat werknemer geen 12 uur per week loonvormende arbeid verricht;
-proefondervindelijk is gebleken dat werknemer de werkzaamheden niet langer kan volhouden. Het reizen, ook met hulp, levert onnodig veel extra vermoeidheid op. Er is geen locatie waar administratieve werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd bij haar woonplaats.”
Gelet op met name de bijzondere voorwaarden waaronder de werkzaamheden werden vervuld, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij de bestreden besluitvorming de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres niet had mogen baseren op de door haar feitelijk verrichte werkzaamheden. Er is sprake van wat een 'witte raven baan' wordt genoemd. De functie is zo bijzonder en op de persoon van eiseres toegesneden dat kan worden gezegd dat ze op de arbeidsmarkt niet of vrijwel niet voorkomt. De rechtbank betrekt hierbij ook het feit dat in het CBBS-systeem geen enkele functie voor eiseres is te duiden, hetgeen indicatief is voor het uitzonderlijke karakter van de functie. Dat eiseres voor haar werk een regulier loon ontving, doet hier niet aan af, nu dit door haar genoten loon niet als representatief voor haar resterende verdiencapaciteit kan worden aangemerkt.
Het standpunt van verweerder dat uit de wet volgt dat niet-gangbare arbeid na verloop van een jaar hoe dan ook als gangbaar wordt aangemerkt, is niet begrijpelijk. De rechtbank passeert dit standpunt dan ook.
6. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden voldoet het arbeidskundig onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens schending van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank kan, gelet op het feit dat verweerder nader onderzoek moet doen, niet zelf in de zaak voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het opstellen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.536,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, voorzitter, en mr. P.G. Wijtsma en mr. R. Herregodts, in aanwezigheid van mr. M.B.A. Mensink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: