Rechtbank Overijssel, 18-06-2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:2914, Awb 14/3234
Rechtbank Overijssel, 18-06-2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:2914, Awb 14/3234
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 18 juni 2015
- Datum publicatie
- 18 juni 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2015:2914
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2016:2534, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- Awb 14/3234
Inhoudsindicatie
Ongeldigverklaring rijbewijs met code 103 (rijden met een alcoholsot) omdat eiser niet de vereiste medewerking aan het asp heeft verleend; in periode 20 maart 2014 tot 3 mei 2014 115 keer met ontkoppelde handset gereden; niet gebleken van verschoonbare reden hiervoor; beroep ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/3234
[eiser] te Hellendoorn, eiser,
en
het bestuur van de stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder,
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs B met code 103 ‘rijden met een alcoholslot’ (hierna: rijbewijs met code 103) van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 4 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door eiser ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 27 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening van eiser afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2015.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. I.S.B. Metaal.
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 februari 2014 heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard en is hem een alcoholslotprogramma (asp) opgelegd. Dit besluit slaat in rechte vast. Eiser heeft vervolgens een rijbewijs met code 103 aangevraagd, dat hij op 17 maart 2014 heeft ontvangen. Op 20 maart 2014 heeft eiser een alcoholslot in zijn auto laten plaatsen.
2. Bij het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder het rijbewijs met code 103 ongeldig verklaard op de grond dat eiser niet de vereiste medewerking aan het asp heeft verleend. Hieraan heeft verweerder -samengevat- ten grondslag gelegd dat uit de uitleesgegevens is gebleken dat eiser in de periode van 20 maart 2014 tot 3 mei 2014 115 keer met ontkoppelde handset heeft gereden. Daardoor kon worden gereden zonder dat periodiek een hertest moest worden afgelegd. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het alcoholslot in de geding zijnde periode van 20 maart 2014 tot 3 mei 2014 niet goed functioneerde. Nu eiser bekend moet worden geacht met de spelregels van het asp, dient het volgens verweerder voor eigen risico en rekening van eiser te worden gelaten dat hij met een afgekoppelde handset heeft gereden. Eiser heeft er zelf voor gekozen om te rijden met een ontkoppelde handset.
Uit artikel 132, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) volgt dat eiser
verplicht was medewerking te verlenen aan het opgelegde asp.
In het tweede lid van artikel 132 van de WVW 1994 is bepaald dat bij onvoldoende medewerking het CBR onverwijld besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Van onvoldoende medewerking is sprake als tijdens de duur van het asp is geconstateerd dat kan worden gereden zonder dat een periodieke hertest moet worden afgelegd, zo bepaalt artikel 20, aanhef en onderdeel o, sub IV, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 4 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:622) geoordeeld dat artikel 17, eerste lid, van de Regeling in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en derhalve onverbindend is. In die uitspraak heeft de Afdeling echter ook ter voorlichting opgemerkt, dat het CBR, hoewel daartoe bevoegd, niet gehouden is om reeds in rechte onaantastbaar geworden besluiten tot oplegging van een asp te heroverwegen (vgl. HR 16 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0718; Vulhop). De rechtbank gaat er daarom van uit, dat genoemde uitspraak van de Afdeling geen gevolgen heeft voor de nu voorliggende zaak.
Uit het door verweerder overgelegde overzicht blijkt dat eiser in de periode van
20 maart 2014 tot en met 2 mei 2014 een groot aantal ritten heeft gemaakt waarbij de handset van het asp is ontkoppeld. Het ging veelal om ritten van ongeveer een half uur, maar er was ook sprake van een rit van ongeveer 45 minuten en van een rit van (ruim) een uur. Na het ontkoppelen van de handset is tijdens deze ritten, voorafgaand aan het uitzetten van de motor, niet om een hertest gevraagd. Eerst nadat verweerder een software-update heeft uitgevoerd, verband houdende met landelijke signalen dat gefraudeerd kon worden met het asp door het systeem los te koppelen, kreeg eiser verzoeken om een hertest bij een ontkoppeld systeem.
De rechtbank ziet geen redenen om niet uit te gaan van de betrouwbaarheid van de door verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde uitleesgegevens. Daarbij tekent de rechtbank aan, dat eiser deze uitleesgegevens niet heeft bestreden.
Dat kon worden gereden zonder dat een periodieke hertest moest worden afgelegd
valt eiser naar zijn mening niet te verwijten, omdat er sprake was van een ondeugdelijk
alcoholslot. Eiser haalde naar zijn zeggen ’s avonds het alcoholslot uit de auto vanwege de diefstalgevoeligheid van het apparaat en plaatste het alcoholslot bij een volgende autorit weer terug. Rond mei 2014 is volgens eiser een lipje van het koppelstuk kapot gegaan, waardoor het stekkertje eruit viel op het moment dat het blaasstuk werd weggehangen of eruit werd gehaald. Eiser zegt de starttest daarna steeds te hebben gedaan door het mondstuk en het snoertje in één hand te houden, waarna hij het apparaat weghing.
De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat het asp in de periode van 20 maart 2014 tot en met 2 mei 2014 ondeugdelijk was. Eiser heeft medio juni 2014 schriftelijk contact gezocht met verweerder over een defect snoertje. In een bericht van 4 augustus 2014 heeft eiser hierover opgemerkt, dat het snoertje al na twee maanden kapot zou zijn gegaan. Dat dit snoertje voor het rijden met een ontkoppelde handset heeft gezorgd in de van belang zijnde periode van 20 maart 2014 tot en met 2 mei 2014, blijkt daarmee niet.
Verder valt uit de bronbestanden na de software-update, te weten die van 2 en 3 mei 2014, (ook) niet af te leiden dat er sprake is geweest van loskoppeling van de handset na het afleggen van een hertest en voordat de motor werd uitgeschakeld.
In beroep heeft eiser toestemming verleend de bronbestanden over te dragen aan Dräger. Hierop heeft Dräger deze bestanden geanalyseerd en in een mailbericht van 12 februari 2015 het volgende opgemerkt:
“Wij zien in het toegezonden bronbestand geen bijzonderheden die duiden op het niet correct functioneren van het alcoholslot. We hebben geen enkele indicatie kunnen ontdekken voor een mogelijk slecht functioneren tussen de handset (spiraalkabel) ) en de on board unit van het alcoholslot.
We zien een vast patroon van het afkoppelen van de handset, rondom het moment dat het voertuig in beweging wordt gezet.
Daarnaast zien wij dat vooraf elke initiële (start)test consequent de handset opnieuw wordt aangekoppeld. Zonder één enkel contactprobleem wordt de startest steeds correct uitgevoerd. We zien verder geen tussentijdse af- en aankoppelingen van de handset tijdens het rijden. Dit duidt op een stabiele correcte verbinding tussen de handset en de ‘on board unit’”.
Ook in deze gegevens is geen steun te vinden voor het standpunt van eiser dat er ten tijde van belang sprake was van een ondeugdelijk asp. De rechtbank volgt eiser hierin dan ook niet. Daarbij tekent de rechtbank aan, dat zij geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de firma Dräger geen betrouwbaar en onafhankelijk onderzoek zou verrichten, omdat die firma de producent is van het alcoholslot.
Dat eiser (ook) niets te verwijten valt, omdat hij niet wist dat hij hertesten miste, volgt de rechtbank evenmin. Er is sprake geweest van het rijden met een ontkoppelde handset. Ook gedurende langere ritten heeft eiser daarbij na de ontkoppeling geen oproep voor een hertest ontvangen. Dat eiser destijds de bij het asp behorende cursus niet had gevolgd, laat onverlet dat eiser tijdens de inbouw van het asp uitleg heeft gekregen over de werking van het asp. Verder is in het Asp- deelnemer handboek relevante informatie verstrekt. Zo is bij de gebruiksinstructie (hoofdstuk 2) gemeld dat het alcoholslot tijdens het rijden op willekeurige momenten om een herhalingstest zal vragen. Onder het kopje “Instellingen alcoholslot” (hoofdstuk 4) is opgemerkt, dat tijdens de rit op meerdere volkomen willekeurige momenten om een herhalingstest wordt gevraagd, echter nooit vaker dan 3 keer per uur. Ook staat in hoofdstuk 10 bij de meest gestelde vragen: “ (8.) Kan er door iemand anders dan de chauffeur worden geblazen? Ja, in principe kan door iemand anders worden geblazen. Tijdens de rit wordt echter op willekeurige momenten om een herhalingstest gevraagd. In die situatie zal die ‘íemand anders’ dan ook steeds mee moeten rijden”.
De stelling in het beroepschrift, dat eiser vóór de technische software update geen enkel signaal kreeg dat er een hertest moest plaatsvinden, komt verder niet overeen met de gegevens zoals die blijken uit de brondbestanden.
Dat van de zijde van verweerder aanvankelijk is bericht dat bij controle van de gegevens geen foutieve start- en hertesten zijn geconstateerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu dat bericht werd ingegeven door een reguliere uitlezing, waaruit niet direct viel af te leiden dat de handset tijdens het rijden was ontkoppeld. Nadat er bij verweerder aanleiding was ontstaan de gegevens handmatig door te nemen, is uiteindelijk het bestreden besluit genomen. In dit kader herhaalt de rechtbank dat eiser de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde uitleesgegevens niet heeft bestreden.
Nu eiser in de periode van 20 maart 2014 tot met 2 mei 2014 115 keer met een ontkoppelde handset heeft gereden en niet is gebleken van verschoonbare redenen daarvoor, is voldaan aan het bepaalde in artikel 20, aanhef en onderdeel o, sub IV, van de Regeling. Verweerder is dan ook terecht overgegaan tot het ongeldig verklaren van het rijbewijs B met code 103.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
5. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond en
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Hardonk-Prins, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: