Rechtbank Rotterdam, 04-11-2009, BK3785, 319798 / HA ZA 08-2937
Rechtbank Rotterdam, 04-11-2009, BK3785, 319798 / HA ZA 08-2937
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 4 november 2009
- Datum publicatie
- 19 november 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2009:BK3785
- Zaaknummer
- 319798 / HA ZA 08-2937
Inhoudsindicatie
art 7:900 BW; art 6:228 BW; uitleg vaststellingsovereenkomst (art. 7:900 BW). Verwijzing naar HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 – Haviltex, HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576 - Derksen/Homburg en HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575 - Meyer Europe/Pont Meyer. Beroep op dwaling ten aanzien van desbetreffende onzekerheid stuit af op aard van overeenkomst.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 319798 / HA ZA 08-2937
Uitspraak: 4 november 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANNSPREE EUROPE HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.F. Schouten,
- tegen -
de rechtspersoon naar het recht van het land van haar vestiging ALTEC S.P.A.,
gevestigd te Monza in Italië,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. F.M.N. Janssen.
Partijen worden hierna aangeduid als "Hannspree" respectievelijk "Altec".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 7 oktober 2008, met producties 1 tot en met 4;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties 1 en 2;
- tussenvonnis van deze rechtbank van 4 februari 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- fax van 17 maart 2009 van mr. Schouten, voornoemd, met productie 5;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 19 maart 2009.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Hannspree (en aan haar gelieerde vennootschappen) en Altec (en aan haar gelieerde vennootschappen) zijn voormalige handelspartners. Altec kocht van Hannspree elektronische apparaten voor consumenten zoals tv’s en dvd-spelers, die Altec op haar beurt weer verkocht.
2.2 Begin 2008 is tussen Hannspree en Altec een geschil ontstaan. Ter beslechting van het geschil hebben Hannspree en Altec op 8 mei 2008 een vaststellingsovereenkomst genaamd “Settlement agreement and general release” (hierna: de “vaststellingsovereenkomst”) gesloten. De vaststellingsovereenkomst luidt, voor zover hier van belang:
“(...) Considering that: (...)
4. HANNSPREE GROUP and ALTEC (...) established a commercial relationship (hereinafter “Commercial Relationship”) where the companies belonging to HANNSPREE GROUP sold relevant quantities of their products to ALTEC (...);
5. (…) ALTEC decided to temporarily stop the payments of the outstanding invoices (as listed in ANNEX 1) to be paid to Hannspree Europe Holdings BV and Hannspree Europe GmbH for a total of Euro. 2.171.648,15;
(...) the parties agree and state the following (…)
1. The premises are part of this agreement.
2. ALTEC (…) renounces to all the acts and actions claimed and to be claimed for any title, reason and/or cause directly or indirectly related or originated by the Commercial Relationship, against HANNSPREE GROUP in any seat to the related rights.
3. Because of ALTEC’s waiver as per article n. 2, HANNSPREE GROUP offers to ALTEC, and ALTEC accepts, to deduct from the outstanding payments due by ALTEC to HANNSPREE GROUP as per ANNEX 1 the amount of Euro 401.745,00 as general reimbursement of ALTEC’s expenses sustained and to be sustained for marketing initiatives connected to the sale of Hannspree’s products arranged in the past and to be arranged in the future. The above amount will be invoiced by ALTEC tot Hannspree Europe Holdings BV by 15 days after the date of the signature of this agreement.
4. Furthermore, because of ALTEC’s waiver as per article n. 2, Hannspree Europe Holdings BV accepts to buy from ALTEC ALTEC’s current stock of Hannspree’s Products as per the attached inventory list (ANNEX 2) for a total of Euro 1.342.419,06. (...)
5. ALTEC will pay to HANNSPREE GROUP the outstanding amount as per ANNEX 1, net of the amounts indicated in the above points 3 and 4, by not later than 60 days from the date of signature of this settlement agreement. Accordingly ALTEC shall wire to HANNSPREE the net amount of Euro 427.484,09.
6. By signing this settlement agreement, paying the amount as per article n. 5 and delivering to HANNSPREE the stock of Hannspree’s Products as per article n. 4, ALTEC (...) states, acknowledges and confirms that is does not have anything to claim to (...) Hannspree Europe Holdings BV (...) for any title, reason and/or cause directly of indirectly related or originated by the Commercial Relationship until the date of signature of this settlement agreement. (...)
7. Subject to payment of the amount in article n. 5 and delivery of the stock of Hannspree’s Products as per article n. 4, by signing this settelemt agreement the parties (...) mutually declare that they do not have anything else to claim one to the other for any title, reason and/or cause related to the Commercial Relationship until the date of signature of this agreement, including, as example, but not only, any kind of patrimonial of economical damages, indemnities or anything else, nothing excluded. (...)
11. This agreement establishes all the elements related to the previous relationship between the parties and it is valid since the date of signature. (...)
13. This agreement superseeds any previous agreement (...) ”.
2.3 Binnen veertien dagen na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is duidelijk geworden dat de voorraad die Hannspree ingevolge de vaststellingsovereenkomst terugkocht van Altec een waarde had van € 1.339.572,27 in plaats van de in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst genoemde € 1.342.419,06. Partijen zijn naar aanleiding daarvan nader overeengekomen dat het door Altec aan Hannspree te betalen bedrag (genoemd in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst) € 430.330,88 was in plaats van € 427.484,09.
2.4 Altec heeft de voorraad als genoemd in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst aan Hannspree (terug)geleverd.
2.5 Na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst hebben partijen geen zaken meer met elkaar gedaan.
2.6 Altec heeft op 4 juli 2008 € 150.000,= en op 9 juli 2008 € 150.680,53 aan Hannspree betaald in mindering op het aan Hannspree verschuldigde bedrag van € 430.330,88, zodat Hannspree nog € 129.650,35 van Altec te vorderen heeft uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst.
2.7 Altec heeft Hannspree op 13 maart 2008 een factuur gezonden voor een bedrag van
€ 54.715,= vanwege marketingactiviteiten. Op 9 juli 2008 heeft Altec Hannspree een factuur gezonden voor een bedrag van € 74.935,35 vanwege kortingen (‘rebates’) op door Altec verkochte producten. Het totaal van de facturen van Altec komt op € 129.650,35.
3 De vordering en het verweer in conventie
3.1 De vordering van Hannspree luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Altec te veroordelen tot betaling aan Hannspree van een bedrag van € 129.650,35, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2 Altec heeft de vordering van Hannspree gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Hannspree in de kosten van het geding.
3.3 Op de stellingen van partijen wordt, waar nodig, bij de beoordeling verder ingegaan.
4 De vordering en het verweer in reconventie
4.1 De vordering van Altec luidt - verkort weergegeven - om, indien Altec niet bevoegd is haar vordering van in totaal € 129.650,35 te verrekenen met het onder de vaststellingsovereenkomst aan Hannspree verschuldigde bedrag, de artikelen 6 en 7 van de vaststellingsovereenkomst wegens dwaling te vernietigen, met veroordeling van Hannspree in de kosten van de procedure.
4.2 Hannspree heeft de vordering van Altec gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Altec in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten.
4.3 Op de stellingen van partijen wordt, waar nodig, bij de beoordeling verder ingegaan.
5 De beoordeling
in conventie
5.1 De vordering in conventie tot betaling van € 129.650,35 is als zodanig niet door Altec betwist, zodat deze vordering in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
5.2 Altec heeft zich echter op verrekening beroepen met de door haar aan Hannspree op 13 maart 2008 en 9 juli 2008 gefactureerde bedragen. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of Altec door de vaststellingsovereenkomst te sluiten afstand heeft gedaan van haar eventuele vorderingen, welke zij bij haar facturen van 13 maart en 9 juli 2008 aan Hannspree in rekening heeft gebracht. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
5.3 Ieder van partijen beroept zich op bepalingen van intern Nederlands recht. Partijen gaan er kennelijk vanuit dat Nederlands recht van toepassing is, al dan niet wegens een stilzwijgende rechtskeuze. De rechtbank volgt partijen daarin.
5.4 Het dispuut tussen partijen betreft onder meer de uitleg van (de artikelen 2, 6, 7 en 11 van) de vaststellingsovereenkomst. Het gaat hier om de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan, maar daarbij komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 - Haviltex). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan – waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden – en de overige bepalingen ervan (vgl. HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576 - Derksen/Homburg; HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575 - Meyer Europe/Pont Meyer). Aan de hand van deze maatstaven legt de rechtbank de vaststellingsovereenkomst uit.
5.5 Het gaat hier om een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW, tot stand gekomen tussen professionele partijen. Kennelijk hebben partijen tevoren onderhandeld over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en zijn in dat verband concepten voor de vaststellingsovereenkomst opgesteld door Ramella, de Italiaanse advocaat van Hannspree, en tussen partijen besproken (zie productie 5). Zodoende hadden partijen deskundige bijstand bij de opstelling van de vaststellingsovereenkomst. Om deze redenen is de tekst van de vaststellingsovereenkomst een belangrijke factor bij de uitleg ervan.
5.6 Artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst bepaalt dat Altec afstand doet van alle rechten jegens Hannspree die direct of indirect voortvloeien uit de “Commercial Relationship”.
De “Commercial Relationship” is onder 4 van de considerans van de vaststellingsovereenkomst, welke als gevolg van artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst integraal deel uitmaakt van hetgeen is overeengekomen, gedefinieerd als de handelsrelatie waarin Hannspree haar producten verkocht aan Altec. Naar het oordeel van de rechtbank ziet het begrip “Commercial Relationship” dientengevolge op de handelsrelatie tussen Hannspree en Altec in volle omvang zoals die tot het aangaan van de vaststellingsovereenkomst vorm had gekregen en niet, zoals Altec betoogt, slechts op de in Annex 1 van de vaststellingsovereenkomst genoemde, openstaande facturen.
Hetzelfde geldt voor het begrip “previous relationship” in artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst, welk begrip beide partijen lezen als de “Commercial Relationship”. De, gegeven de tekst ervan, enige voor de hand liggende uitleg van de hiervoor onder 2.2 aangehaalde eerste zin van dat artikel 11 houdt in dat in de vaststellingsovereenkomst alle elementen betreffende de handelsrelatie tussen partijen zijn vastgelegd. Derhalve omvat de vaststellingsovereenkomst ook eventuele voordien geldende marketingactiviteiten of ‘rebates’.
5.7 De facturen die Altec wenst te verrekenen met het door haar aan Hannspree onder de vaststellingsovereenkomst verschuldigde bedrag vinden allebei hun oorsprong in de “Commercial Relationship”. Zo ziet de factuur van 13 maart 2008 op kosten voor marketingaciviteiten tot aan 30 april 2008. De factuur van 9 juli 2008 is weliswaar van latere datum dan de vaststellingsovereenkomst, maar ziet op één post na (die van 26 mei 2008) op kortingen vanwege verkopen van vóór datum vaststellingsovereenkomst. Ten aanzien van de post van 26 mei 2008 heeft Altec ter comparitie verklaard dat de verkoop van Hannspree-producten uit het magazijn van Altec ook na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is doorgegaan, vandaar dat per 26 mei nog korting te factureren was. De na datum vaststellingsovereenkomst door Altec verkochte producten zijn in elk geval vóór datum vaststellingsovereenkomst van Hannspree door Altec gekocht en maken daarom deel uit van de “Commercial Relationship”. De facturen van 13 maart 2008 en van 9 juli 2008 kunnen derhalve niet meer aan Hannspree worden tegengeworpen.
5.8 Altec heeft nog aangevoerd dat de door Altec aan Hannspree verleende finale kwijting in de artikelen 6 en 7 van de vaststellingsovereenkomst is geschied onder de opschortende voorwaarde van volledige betaling door Altec aan Hannspree van het in artikel 5 genoemde bedrag. Nu Altec Hannspree nog niet volledig heeft betaald, is nog geen finale kwijting verleend en is Altec gerechtigd de twee openstaande facturen verrekenen, aldus Altec.
De rechtbank volgt Altec hierin niet, alleen al omdat Altec voor het nog niet intreden van de in de artikelen 6 en 7 van de vaststellingsovereenkomst bepaalde kwijting zich niet kan beroepen op haar eigen nalatigheid in de nakoming van haar betalingsverplichting onder die overeenkomst.
5.9 De conclusie is dan ook dat Altec niet gerechtigd is de facturen van 13 maart 2008 en 9 juli 2008 te verrekenen. De vordering van Hannspree tot betaling van € 129.650,35 zal derhalve worden toegewezen.
5.10 Hannspree vordert de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) over € 129.650,35 vanaf 9 juli 2008. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Omdat de vaststellingsovereenkomst – gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 4 ervan – om baat is gesloten tussen rechtspersonen en voor deze rechtspersonen verplichtingen in het leven roept om iets te geven en/of doen, is de vaststellingsovereenkomst aan te merken als een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Dat de overeengekomen uiterste betalingstermijn van zestig dagen een fatale termijn in de zin van 6:83 sub a BW is, heeft Altec niet betwist. Aldus ligt ook deze vordering van Hannspree voor toewijzing gereed. Over het bedrag van € 129.650,353 zal de rente worden toegekend vanaf 9 juli 2008.
5.11 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen – ten bewijze waarvan Hannspree haar email van 22 juli 2008 aan Altec en de brief van haar advocaat van 4 september 2008 gericht aan Altec heeft overgelegd – die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
5.12 Tenslotte heeft Hannspree de rechtbank een bevelschrift inzake nakosten verzocht. De rechtbank is van oordeel dat de regeling van artikel 237 lid 4 Rv ziet op proceskosten die ten tijde van vonniswijzing niet bepaald kunnen worden, omdat niet bekend is welke incassowerkzaamheden verricht dienen te worden. Nakosten zijn immers kosten die gemoeid zijn met de pogingen van de winnende partij om in der minne, dus zonder executiemaatregelen, betaling van het haar toegewezen bedrag te verkrijgen. Daarvan is vooralsnog geen sprake. De vordering terzake van deze kosten zal als prematuur en derhalve ongegrond worden afgewezen.
in reconventie
5.13 Nu de rechtbank in conventie heeft geoordeeld dat Altec de facturen niet kan verrekenen, komt de rechtbank toe aan de vordering in reconventie. Ter beoordeling ligt voor de vraag of Altec zich met recht kan beroepen op dwaling. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
5.14 In beginsel is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten, wegens dwaling vernietigbaar, indien, de dwaling ofwel (a) te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, ofwel (b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist, de dwalende had behoren in te lichten, ofwel (c) indien de wederpartij van dezelfde onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan als de dwalende bij het sluiten van de overeenkomst (artikel 6:228 lid 1 BW). Echter, een vaststellingsovereenkomst strekt tot beëindiging of voorkoming van onzekerheid of geschil (art. 7:900 lid 1 BW). Een dergelijke overeenkomst is gericht op het verkrijgen van zekerheid en het voorkomen van onzekerheid. Voorkomen moet worden dat er ook over die vaststellingsovereenkomst spoedig een geschil kan ontstaan. Daarom stuit een beroep op dwaling ten aanzien van de desbetreffende onzekerheid af op de aard van de overeenkomst, behoudens bijzondere door de partij die zich op dwaling beroept te stellen omstandigheden.
5.15 Zodanige bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Altec heeft ter onderbouwing van haar beroep op dwaling slechts aangevoerd dat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst een onjuiste voorstelling van de inhoud van de artikelen 6 en 7 van de vaststellingsovereenkomst had. Die enkele stelling is onvoldoende, gegeven niet alleen de aard van de vaststellingsovereenkomst, maar ook de omstandigheid dat de afstand van recht in de vaststellingsovereenkomst als geheel ligt besloten en niet slechts in de artikelen 6 en 7 ervan. Reeds daarom kan het beroep op dwaling niet slagen.
5.16 Het voorgaande leidt ertoe dat de op dwaling gebaseerde vordering niet toewijsbaar is. Altec zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het door Hannspree verzochte bevelschrift inzake nakosten zal worden geweigerd op de gronden als hiervoor in 5.12 overwogen.
6 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt Altec om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Hannspree te betalen het bedrag van € 129.650,35 (zegge: honderd negenentwintig duizend zeshonderd vijftig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 9 juli 2008 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Altec in de aan de zijde van Hannspree gevallen proceskosten, tot aan deze uitspraak bepaald op € 2.885,= aan vast recht, op € 71,80 aan overige verschotten en op € 2.842,= aan salaris voor de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst af de vordering van Altec;
veroordeelt Altec in de proceskosten aan de zijde van Hannspree gevallen, tot aan deze uitspraak bepaald op nihil aan verschotten en op € 710,50 aan salaris voor de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels.
Uitgesproken in het openbaar.
1954/1928