Home

Rechtbank Rotterdam, 11-11-2010, BO3751, 10/731065-10

Rechtbank Rotterdam, 11-11-2010, BO3751, 10/731065-10

Inhoudsindicatie

Medeplegen van verkrachting is bewezen verklaard, ondanks dat de verdachte zelf geen seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector strafrecht

Parketnummer: 10/731065

Datum uitspraak: 11 november 2010

Tegenspraak

Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren op xx-xx-1995 te [plaatsnaam], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Rijksinrichting voor jongens Den Hey-Acker, te Breda,

raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2010, deels met gesloten deuren.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. Vreugdenhil heeft gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde;

- veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

De onder 2 ten laste gelegde diefstal van een Blackberry mobiele telefoon is, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en evenals de raadsman heeft bepleit, niet wettig en overtuigend bewezen. De mobiele telefoon is immers niet weggenomen van [naam], maar door hem vrijwillig afgegeven aan [naam], die op zijn beurt de telefoon heeft afgegeven aan de verdachte, waarna de verdachte zich uit de voeten heeft gemaakt. Een dergelijke handelswijze levert geen diefstal op maar verduistering, zodat de verdachte van diefstal dient te worden vrijgesproken.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op 31 januari 2010 te Rotterdam, op de openbare weg, de Watergeusstraat en de Kleijnstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, al dan niet terwijl die [naam] op de grond lag,

- slaan in het gezicht van die [naam], en

- trappen/schoppen tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam van die [naam],

terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen oog voor die [naam] ten gevolge heeft gehad;

3.

hij op 07 augustus 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld [naam], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk

- het door [naam] brengen/duwen/houden van diens penis in de mond van die [naam] en vervolgens zich laten pijpen door die [naam] en

- het door [naam] houden en/of brengen van diens penis in de vagina en/of mond van die [naam]

het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het

- afpakken van de tas en

- duwen/trekken van die [naam] in een kelder(ruimte) en

- afsluiten van de (toegangs)deur(en) van de kelder(box) en aldus belemmeren van de vrije doorgang en/of vlucht van die [naam] en

- duwen van die [naam] op een zitbank en

- uittrekken van de (onder)kleding van die [naam] en

- die [naam] toevoegen van de woorden "Hoe sneller je het doet, hoe sneller je naar huis kan" , althans woorden van gelijke strekking;

4.

hij op 07 augustus 2009 te Rotterdam met iemand beneden de zestien jaren, te weten met [naam], geboren op xx-xx-1996 buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte de borsten van [naam] betast;

5.

hij omstreeks 31 januari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk stoelen toebehorende aan [naam], heeft beschadigd door met een mes, althans een scherp voorwerp, in de bekleding van die stoelen te steken en/of te snijden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaar¬de heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

Feit 3

De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte geen seksuele handelingen heeft verricht met [naam]. Tussen de verdachte en de medeverdachten is geen sprake geweest van bewuste en nauwe samenwerking. De seksuele handelingen tussen medeverdachte

[naam] en [naam] vonden plaats in een van binnenuit afgesloten kelderbox. De verdachte was daar niet aanwezig en heeft daarvan niets gemerkt. Wat er met [naam] is gebeurd, kan de verdachte niet worden toegerekend. Hooguit kan hem worden verweten dat hij behulpzaam is geweest, maar primair wordt het standpunt ingenomen dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs.

De rechtbank stelt op basis van de verklaring van aangeefster [naam] en de verklaringen van [naam], [naam], [naam] en de verdachte het volgende vast.

De verdachte heeft op 7 augustus 2009 via internet door middel van een chatprogramma contact gehad met [naam], die hij kent omdat zij op dezelfde basisschool hebben gezeten. Door dit contact wist de verdachte dat [naam] en haar vriendin [naam] naar het plein zouden gaan bij hun oude school. Daar heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen enerzijds de verdachte, [naam] en [naam] (hierna ook gezamenlijk aangeduid als: de jongens) en anderzijds [naam] en [naam]. Op een gegeven moment pakte één van jongens de tas van [naam]. De jongens zijn met de tas de kelderruimte bij verdachtes woning binnengegaan. [naam] en [naam] wilden de tas terughebben en zijn met hen meegelopen. Toen [naam] en [naam] in de kelderruimte waren, is de deur die toegang geeft tot deze ruimte achter hen dichtgedaan en op slot gedraaid met een sleutel van de verdachte, zodat zij niet meer weg konden. In de kelderruimte is met een sleutel van de verdachte de deur van de kelderbox behorende bij de woning van de verdachte opengemaakt. Alleen de verdachte heeft een sleutel van de kelderbox. [naam] is door de verdachte de kelderbox ingeduwd, alwaar de verdachte eerst alleen met haar binnen was. Aldaar heeft de verdachte op [naam] ingepraat, in die zin dat hij heeft gezegd dat zij niet eerder weg mocht nadat zij had gedaan wat de jongens wilden dat ze deed. Vervolgens waren de drie jongens, waaronder de verdachte tezamen met [naam] in de kelderbox en, hebben zij daar alle drie hun broeken naar beneden gedaan in het bijzijn van [naam]. De verdachte en [naam] zeiden dat [naam] hen moest pijpen. De verdachte had een condoom om zijn penis en heeft ook een condoom gegeven aan [naam]. [naam] heeft hen niet gepijpt. De verdachte en [naam] hebben vervolgens de kelderbox verlaten. De deur van de kelderbox is op slot gedaan en de sleutel is onder de deur doorgeschoven, zodat [naam] erover kon beschikken. [naam] heeft de broek en de onderbroek van [naam] uitgetrokken en heeft haar op het bankstel dat in de kelderbox stond geduwd. Vervolgens heeft [naam] tegen haar wil geslachtsgemeenschap gehad met [naam] en heeft zij hem moeten pijpen. Daaropvolgend heeft de verdachte gezegd dat [naam] ook [naam] moest pijpen, hetgeen [naam] heeft gedaan. [naam] heeft een condoom gekregen van de verdachte. De verdachte wist van tevoren, toen de afspraak werd gemaakt om [naam] en [naam] te ontmoeten, dat zij de kelder zouden ingaan. Hij wist ook dat [naam] geen seks wilde, hij heeft gezien dat [naam] en [naam] deels naakt waren en dat [naam] seks met [naam] en [naam] heeft gehad. Hij heeft [naam] horen roepen/schreeuwen uit de kelderbox.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ondanks dat hijzelf

geen seksuele handelingen heeft verricht met [naam], een cruciale rol heeft gehad bij de gebeurtenissen op 7 augustus 2009. Door het vriendschappelijke contact tussen de verdachte en [naam] wist hij immers waar hij haar kon ontmoeten die dag. Door toedoen van de verdachte zijn [naam] en [naam] in de kelderruimte van verdachtes woning in de val gelokt, waaruit zij niet konden ontsnappen doordat de deur die toegang gaf tot de kelderruimte op slot was gedaan met de sleutel van de verdachte. De verdachte wist van tevoren dat zij de kelder zouden ingaan en gezien het feit dat hij condooms bij zich had en de medeverdachten een condoom heeft gegeven, wist hij ook dat [naam] seksuele handelingen zou ondergaan in de kelder. Hij heeft daaraan verder meegewerkt door [naam] de kelderbox in te duwen en haar in de afgesloten kelderbox achter te laten met [naam], die de sleutel van de kelderbox van de verdachte kreeg. Daarna heeft hij nog bewerkstelligd dat [naam] is gepijpt door [naam]. De verdachte heeft niet alleen de gelegenheid geboden voor het kunnen verrichten van seksuele handelingen bij [naam] door [naam] en [naam], maar heeft ook meegewerkt aan het dwingen van [naam] tot het ondergaan daarvan. Het is juist de verdachte geweest die de beschikking had over de sleutel van de kelderbox, welke sleutel hij vervolgens uit handen heeft gegeven, zodat [naam] daarover kon beschikken. Hierdoor heeft de verdachte meegewerkt aan de opsluiting van [naam] in de kelderbox tegen haar wil. De verdachte heeft op [naam] ingepraat en haar met woorden gedwongen tot het ondergaan van de door de jongens gewenste handelingen. De verdachte heeft voorts aan de seksuele handelingen met [naam] meegewerkt door condooms beschikbaar te stellen.

De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat tussen de verdachte, [naam] en [naam] sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking en dat de verdachte derhalve als medepleger van de verkrachting van [naam] kan worden aangemerkt. Het verweer dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs wordt dan ook verworpen.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:

1.

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

3 primair.

medeplegen van verkrachting;

4.

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;

5.

medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.

De feiten zijn strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De verdachte is strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. De verdachte heeft samen met een ander in een woning stoelen beschadigd. Dit is een vervelend feit. Naast het feit dat de verdachte schade heeft veroorzaakt, zal de gedachte bij de bewoonster dat tijdens haar afwezigheid mensen in haar woning zijn geweest en daar vernielingen hebben aangebracht, onaangenaam zijn voor haar.

Op de avond waarop voormelde vernielingen zijn gepleegd, is de verdachte echter betrokken geweest bij nog een veel ernstiger feit. Hij is die avond naar een feestje gegaan en heeft de confrontatie gezocht met [naam]. Op straat heeft hij [naam] tegen het gezicht geslagen en toen [naam] wegrende is de verdachte samen met anderen achter hem aan gerend. [naam] is ten val gebracht en door de verdachte tegen diens hoofd/gezicht getrapt, waardoor hij een zwelling aan/rondom het rechteroog heeft opgelopen alsmede een bloeduitstorting en zwelling onder het linkeroog. Hij is ook door anderen tegen het lichaam en hoofd getrapt. Dit is een zeer beangstigende ervaring geweest voor het slachtoffer. Het is slechts aan een gelukkig toeval te wijten dat de mishandeling is gestopt doordat er een auto (bestelbus) aan kwam rijden die moest stoppen, omdat het slachtoffer midden op de weg lag. Indien dit niet zo zou zijn geweest, had het voor het slachtoffer veel slechter kunnen aflopen. Een dergelijk feit dat plaats vindt op de openbare weg draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

Het meest in het oog springt echter de verkrachting van [naam] door de verdachte, [naam] en [naam] en het plegen van ontuchtige handelingen met [naam]. De verdachte heeft samen met [naam] en [naam] [naam] en [naam] in de val gelokt in een kelderruimte die de meisjes niet konden verlaten. Gedurende ongeveer twee uur zijn zij daar van hun vrijheid beroofd en heeft [naam] tegen haar wil geslachtsgemeenschap gehad met [naam] en heeft zij [naam] en [naam] tegen haar wil moeten pijpen. In de tussentijd heeft de verdachte de borsten van [naam] betast. Het behoeft geen betoog dat dit een verschrikkelijke ervaring is geweest voor de beide slachtoffers. Met name [naam] lijdt nog steeds aan de gevolgen van hetgeen haar is overkomen, ondanks dat zij professionele hulpverlening krijgt van een psycholoog en van slachtofferhulp. Zij probeert het te vergeten, maar kampt met angst en gespannenheid en slaapt slecht. Haar schoolresultaten zijn verslechterd sinds het voorval. Thans vertrouwt zij jongens niet en mogelijk zal zij in de toekomst moeite hebben met het aangaan van relaties. De ervaring leert dat slachtoffers van feiten zoals de onderhavige daarvan nog lange tijd de nadelige gevolgen ondervinden. Daarvoor heeft de verdachte geen oog gehad.

Op dergelijke feiten zal worden gereageerd met het opleggen van jeugddetentie.

Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf wordt in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2010 niet eerder is veroordeeld. Hierin wordt aanleiding gezien een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen.

De rechtbank heeft psychologisch onderzoek laten verrichten door drs. I. Snijders, GZ-psycholoog, die op 13 oktober 2010 heeft gerapporteerd, met een aanvullende rapportage van 19 oktober 2010. Uit deze rapportages komt naar voren dat de verdachte zwakbegaafd is en dat er sprake is van een gebrekkige sociaal emotionele ontwikkeling. Hij is zelfbepalend maar ook in hoge mate beïnvloedbaar en heeft een beperkte gewetensontwikkeling. Dit is van invloed geweest op verdachtes keuzes en zijn gedrag bij het plegen van de ten laste gelegde verkrachting. Hij moet hiervoor als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De kans op recidive is verhoogd aanwezig. Geadviseerd wordt om de verdachte in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar te plaatsen in het programma Multidimensional Treatment Foster Care (hierna: MTFC).

De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 27 oktober 2010 een (aangepast) strafadvies

uitgebracht, waaruit blijkt dat een gedragsbeïnvloedende maatregel ingevuld met de module MTFC geen haalbare optie is, omdat op korte termijn geen opvoedgezinnen beschikbaar zijn. Aangezien een terugkeer van de verdachte naar huis ongewenst is en een ambulante behandeling ontoereikend is, zal de hulpverlening en de uithuisplaatsing van de verdachte vormgegeven moeten worden in het civiele kader van de ondertoezichtstelling. Geadviseerd is om de verdachte jeugddetentie op te leggen, waarvan de duur gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.

De officier van justitie heeft een veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie geëist voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, zodat de verdachte op de dag van de uitspraak nog ongeveer één maand moet vastzitten, in welke periode hulpverlening en uithuisplaatsing in het kader van het civiele recht geregeld kan worden.

De raadsman heeft gepleit voor onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijk deel jeugddetentie, om reclasseringscontact mogelijk te maken. Bepaald kan worden dat de verdachte dient te luisteren naar de gezinsvoogd. Tevens kan hem als leerstraf een training op het gebied van (het verbeteren van zijn) sociale vaardigheden (SoVa-training) worden opgelegd.

De rechtbank overweegt als volgt.

De verdachte heeft als ‘first offender’ in een periode van een half jaar tijd een paar zware misdrijven gepleegd. Hierop dient een in het kader van het jeugdrecht stevige reactie te volgen, waarbij tevens oog is voor de zorgelijke ontwikkeling van de verdachte.

Op grond van artikel 77i van het Wetboek van Strafrecht kan degene die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ten hoogste twaalf maanden jeugddetentie worden opgelegd. Gelet hierop en gezien de ernst van de feiten die de verdachte heeft gepleegd en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers, acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Ondanks dat de verdachte van het tweede ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, legt de rechtbank een jeugddetentie van langere duur op dan de officier van justitie heeft geëist en de raadsman heeft bepleit. De rechtbank gaat hiertoe over om het afkeurenswaardige van verdachtes gedrag te benadrukken en de slachtoffers meer recht te doen, waarbij van belang is dat voor de slachtoffers geldt dat een en ander anders had kunnen aflopen als de verdachte een andere keuze had gemaakt. In het geval van [naam] en [naam] heeft de verdachte het initiatief genomen voor het leggen van contact, terwijl hij wist wat de bedoeling daarvan was. Bij [naam] is de verdachte degene die is begonnen met de wederrechtelijke aanranding door [naam] als eerste te slaan. Vervolgens is hij daarmee door gegaan door die [naam] achterna te lopen en hem in het gezicht te schoppen, waarbij de verdachte het letsel rond de ogen bij dit slachtoffer heeft veroorzaakt. Het voorwaardelijke deel jeugddetentie is bedoeld om de verdachte te stimuleren om van het plegen van strafbare feiten in de toekomst af te zien en om te bewerkstelligen dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd.

Voorts wordt met voormelde afdoening gelegenheid geboden om in het kader van een civielrechtelijk traject de uithuisplaatsing van de verdachte te realiseren, terwijl mogelijk voorkomen wordt dat de verdachte hangende dit traject terugkeert naar zijn ouderlijk huis.

VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJ/SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

De raadsvrouw mr. K. Lammers-Roselaar, advocaat te Rotterdam, heeft in het geding vertegenwoordigd de benadeelde partij: [naam], woonplaats kiezende op het adres [adres], ter zake van feit 1. De benadeelde partij vordert een voorschot op de immateriële schade ten bedrage van € 2500,-.

De officier van justitie heeft gesteld dat smartengeld ten bedrage van € 500,- kan worden toegewezen en dat de vordering voor wat betreft het resterende deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat gelet op het letsel een bedrag van € 250,- billijk is.

De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, te weten pijn en een zwelling met een bloeduitstorting rondom zijn ogen, waardoor hij zijn rechteroog aanvankelijk niet kon openen. Die schade zal naar redelijkheid en billijkheid en gelet op de algemene ervaringsregels in dit soort zaken worden vastgesteld op € 400,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.

Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op psychische schade is niet van zo eenvoudige aard, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Nu de vordering van de benadeelde partij voor een deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Tevens wordt ten behoeve van [naam] de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

De raadsvrouw mr. K. Logtenberg, advocaat te Rotterdam, heeft in het geding vertegenwoordigd de benadeelde partij: [naam], wonende op het adres [adres], ter zake van feit 3. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van

€ 290,- en een voorschot op de immateriële schade ten bedrage van € 4500,- alsmede kosten voor rechtsbijstand ten bedrage van € 98,-.

De vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen. De verdachte was jonger dan veertien jaar toen hij het delict pleegde waarvoor de benadeelde partij schadevergoeding vordert. Rechtens geldt daarom dat deze gedragingen hem gelet op zijn leeftijd niet als onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend (artikel 6:164 van het Burgerlijk Wetboek).

Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot dusver begroot op nihil.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 242, 247 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de tijd van 10 (tien) maanden;

bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;

stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:

- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;

- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;

stelt als bijzondere voorwaarde:

- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de hem in het kader van de civiele toezichtstelling toegewezen gezinsvoogd;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

wijst de vordering van de benadeelde partij [naam] partij af;

veroordeelt de benadeelde partij [naam] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;

wijst de vordering van de benadeelde partij [naam] toe tot een bedrag van € 400,- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;

bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in het overige deel van zijn vordering wat betreft de psychische schade; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam] te betalen € 400,- , bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 8 (acht) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. De Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, tevens kinderrechter,

en mrs. Verweij en Hattinga Verschure, rechters,

in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2010.

De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bij vonnis van 11 november 2010.

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Watergeusstraat en/of de Kleijnstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, al dan niet terwijl die [naam] op de grond lag,

- slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [naam], en/of

- trappen/schoppen in/op/tegen het oog en/of het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [naam],

terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten een gezwollen oog en/of een gekneusde oogkas) voor die [naam] ten gevolge heeft gehad;

(Artikel 141 Wetboek van Strafrecht)

2. (parketnummer 652259-10)

hij op of omstreeks 04 februari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);

(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)

3. (parketnummer 650165-09)

hij op of omstreeks 07 augustus 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,

namelijk

- het door [naam] brengen/duwen/houden van diens penis in de mond van die [naam] en/of

- (vervolgens) zich laten pijpen door die [naam] en/of

- het door [naam] houden en/of brengen van diens penis in de vagina en/of mond van die [naam]

het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het

- afpakken van de tas van die [naam] en/of

- duwen/trekken van die [naam] in een kelder(ruimte) en/of

- afsluiten van de (toegangs)deur(en) van de kelder(box) en/of (aldus) belemmeren van de vrije doorgang en/of vlucht van die [naam] en/of

- duwen van die [naam] op een (zit)bank en/of

- uittrekken van de (onder)kleding van die [naam] en/of

- die [naam] toevoegen van de woorden "Hoe sneller je het doet, hoe sneller je naar huis kan" en/of "Als je naar de politie gaat, maak ik je dood", althans woorden van gelijke strekking;

(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[naam] en/of [naam] of omstreeks 07 augustus 2009 te Rotterdam, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam], heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk

- het door [naam] brengen/duwen/houden van diens penis in de mond van die [naam] en/of (vervolgens) zich laten pijpen door die [naam] en/of

- het door [naam] houden en/of brengen van diens penis in de vagina en/of mond van die [naam]

het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het

- afpakken van de tas van die [naam] en/of

- duwen/trekken van die [naam] in een kelder(ruimte) en/of

- afsluiten van de (toegangs)deur(en) van de kelder(box) en/of (aldus) belemmeren van de vrije doorgang en/of vlucht van die [naam] en/of

- duwen van die [naam] op een (zit)bank en/of

- uittrekken van de (onder)kleding van die [naam] en/of

- die [naam] toevoegen van de woorden "Hoe sneller je het doet, hoe sneller je naar huis kan" en/of "Als je naar de politie gaat, maak ik je dood", althans woorden van gelijke strekking,

aan welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 7 augustus 2009 te Rotterdam, medeplichtig is geweest door opzettelijk behulpzaam te zijn bij en/of door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen daarvan, immers heeft hij, verdachte

- genoemde [naam] meegelokt naar zijn, verdachtes, kelder(ruimte) en/of

- zijn, verdachtes kelder(ruimte) aan die [naam] en/of [naam] ter beschikking gesteld en/of

- een condoom aan die [naam] en/of [naam] ter beschikking gesteld en/of

- op de uitkijk gestaan;

(artikel 242 jo 48 Wetboek van Strafrecht)

4.

hij op of omstreeks 07 augustus 2009 te Rotterdam met iemand beneden de zestien jaren, te weten met [naam] (geboren xx-xx-1996) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte meermalen, althans eenmaal, de borst(en) van [naam] onverhoeds betast;

(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)

5. (parketnummer 732718-10)

hij op of omstreeks 31 januari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer stoel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een mes, althans een scherp voorwerp, in (de bekleding van) die stoel(en) te steken en/of te snijden;

(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)