Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 18-02-2004, AO4120, 09/900687-03

Rechtbank 's-Gravenhage, 18-02-2004, AO4120, 09/900687-03

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 februari 2004
Datum publicatie
19 februari 2004
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2004:AO4120
Zaaknummer
09/900687-03

Inhoudsindicatie

(...) Geconcludeerd wordt dat vanuit psychiatrisch oogpunt plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk geacht wordt. Verdachte heeft in eerste instantie een gedwongen behandelkader nodig waarbij een behandeltraject gestart kan worden in samenwerking met de reclassering, dan wel overige maatschappelijke dienstverlening.

Een terbeschikkingstelling wordt niet geïndiceerd geacht. Verdachte is goed behandelbaar en staat vooralsnog open voor begeleiding. De termijn die staat voor de geadviseerde maatregel van opname in een psychiatrisch ziekenhuis moet ruimschoots voldoende zijn om het dreigende gevaar af te wenden en verdachte weer spoedig te resocialiseren. (...)

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummer 09/900687-03

rolnummer 0003

's-Gravenhage, 18 februari 2004

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te district [district] (Suriname)

wonende te [adres],

thans gedetineerd te P.I. Haaglanden P.C.S. De Kantelberg, Unit 4 te 's-Gravenhage.

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 februari 2004.

De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A.B. Baumgarten, is verschenen en gehoord.

Er hebben zich vijf benadeelde partijen gevoegd.

De officier van justitie mr M.M. Jansen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij

-gewijzigde- dagvaarding onder feit 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair telastgelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en tevens dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar.

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 3 zullen worden verbeurdverklaard, en dat het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4 zal worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, [betrokkene].

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 300,=, bij wijze van voorschot en tot niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij voor het overige.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 300,= subsidiair 6 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1];

Daarnaast heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 100,=, bij wijze van voorschot en tot niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij voor het overige € 1400,=.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 100,= subsidiair 2 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];

Tevens heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 100,=, bij wijze van voorschot en tot niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij voor het overige € 1400,=.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 100,= subsidiair 2 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 250,=, bij wijze van voorschot en tot niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij voor het overige € 370,50.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 250,= subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4];

Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot een bedrag van € 500,=, bij wijze van voorschot en tot niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij voor het overige.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 500,= subsidiair 10 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 5];

De telastlegging.

Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.

Overweging t.a.v. feit 3 en 4.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie bedoeld de poging tot de bovenstaande delicten aan verdachte telast te leggen. De officier van justitie heeft echter verzuimd de zinsnede "terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid" toe te voegen.

De rechtbank is van mening dat gezien het feit dat noch verdachte en zijn raadsman in hun verdediging, noch de officier van justitie in haar vordering, er blijk van hebben gegeven dat zij uit zijn gegaan van het voltooide delict, zij allen begrepen hebben wat de strekking is geweest van de dagvaarding en hebben beseft dat verdachte voor "poging tot doodslag" en niet "doodslag" vervolgd werd. Nu de behandeling van de zaak ter terechtzitting ook heeft plaatsgevonden op de grondslag van een telastlegging strekkende tot poging tot doodslag is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een kennelijke misslag waardoor verdachte niet in zijn processuele positie is benadeeld. De rechtbank zal derhalve deze omissie passeren.

De bewijsmiddelen.

P.M.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.

Beoordeling van de strafbaarheid van verdachte en motivering van de daarmee verband houdende beslissing.

Omtrent de persoon van de verdachte is op 10 november 2003 een rapport uitgebracht door C. ten Noever de Brauw, psychiater en op 3 november 2003 is een rapport uitgebracht door drs. L. van de Sande, psycholoog. De rapporteurs hebben overlegd over onderzoek, conclusie en advies.

Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt dat verdachte al jaren lijdt aan een ernstige vorm van schizofrenie.

Ten tijde van het telastgelegde gebruikte verdachte geen medicatie meer en in combinatie met werk- en relatiestress en cannabisgebruik heeft dit er toe geleid dat verdachte ernstig psychotisch decompenseerde. Er bestond een ernstige actieve episode van zijn ziekelijke stoornis der geestvermogens namelijk een floride paranoïde schizofrenie. Verdachte dient op grond hiervan ten tijde van de telastgelegde misdrijven als volledig ontoerekeningsvatbaar te worden beschouwd.

Zodra verdachte zijn medicatie neemt, abstinent blijft van de cannabis en voldoende rust en regelmaat aanwezig is, herstelt hij snel van zijn psychose en zijn bovengenoemde paranoïde belevingen niet meer aanwezig. Schizofrenie is een ernstige chronische, op den duur ook invaliderende psychiatrische stoornis welke vooralsnog niet te genezen is, maar wel te behandelen.

Geconcludeerd wordt dat vanuit psychiatrisch oogpunt plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk geacht wordt. Verdachte heeft in eerste instantie een gedwongen behandelkader nodig waarbij een behandeltraject gestart kan worden in samenwerking met de reclassering, dan wel overige maatschappelijke dienstverlening.

Een terbeschikkingstelling wordt niet geïndiceerd geacht. Verdachte is goed behandelbaar en staat vooralsnog open voor begeleiding. De termijn die staat voor de geadviseerde maatregel van opname in een psychiatrisch ziekenhuis moet ruimschoots voldoende zijn om het dreigende gevaar af te wenden en verdachte weer spoedig te resocialiseren.

Uit het psychologisch onderzoek komen dezelfde conclusies naar voren als bovenstaande: verdachte was volledig ontoerekeningsvatbaar ten tijde van het bewezenverklaarde als gevolg van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (paranoïde schizofrenie en een floride psychose). Gezien de kans op herhaling van soortgelijke delicten is ook het advies van de psycholoog verdachte op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis, mogelijk in het Psychiatrisch Centrum Nijmegen, alwaar verdachte eerder werd behandeld.

De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.

De rechtbank, van oordeel dat de veiligheid van anderen zulks vereist, zal de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen.

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 3 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien

met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 2

bewezenverklaarde feit is begaan;

De rechtbank zal voorts de teruggave aan [betrokkene] gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4, te weten een personenauto kenteken [kenteken], type FIAT Uno, kleur: grijs.

De vordering van de benadeelde partijen.

1. [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 1200,=.

2. [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 1500,=.

3. [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 1500,=.

4. [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot materiële schadevergoeding, groot € 620,50.

5. [benadeelde partij 5], domicilie kiezende te 's-Gravenhage, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 500,=.

Deze vorderingen zijn door de verdediging deels weersproken. De vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] zijn door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl de vorderingen, die gedeeltelijk eenvoudig van aard zijn, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag vinden in de bij dagvaarding respectievelijk onder feit 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.

De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partijen gedeeltelijk ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal deze vorderingen deels toewijzen bij wijze van voorschot.

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] wordt een bedrag toegekend van € 300,=.

De benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] wordt ieder een bedrag toegekend van € 100,=.

De benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] wordt ieder een bedrag toegekend van

€ 250,=.

Voorts verklaart de rechtbank de vijf benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien dat gedeelte van hun vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.

Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

De rechtbank wijst de vordering tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht af.

De toepasselijke wetsartikelen.

De artikelen:

- 33, 33a, 37, 45, 57, 285, 287, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

feit 1 primair, 3 primair en 4 primair:

poging tot doodslag, meermalen gepleegd;

feit 2:

bedreiging met zware mishandeling;

feit 5 primair:

poging tot zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening;

feit 6 primair:

opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;

verklaart het bewezene strafbaar;

verklaart verdachte niet strafbaar;

ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;

gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:

om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:

- [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 300,=;

- [benadeelde partij 2], wonende te [adres], een bedrag van € 100,=;

- [benadeelde partij 3], wonende te [adres], een bedrag van € 100,=;

- [benadeelde partij 4], wonende te [adres], een bedrag van € 250,=;

- [benadeelde partij 5], domicilie kiezende te [adres], een bedrag van € 250,=;

met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

bepaalt dat de benadeelde partijen allen voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;

verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2 en 3, te weten:

1. 1.00 STK Schaar Kl: zwart, merk fiskar, materiaal=metaal;

2. 1.00 STK Hamer Kl: zwart, merk STANLEY, materiaal=ijzer;

3. 1.00 STK Hamer;

gelast de teruggave aan [betrokkene] van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 4, te weten: 1.00 STK Personenauto [kenteken], FIAT Uno, Kl: grijs;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door

mrs A.H.Th. de Boer, voorzitter,

A.C.M. van Wesenbeeck en M. Moussault, rechters,

in tegenwoordigheid van mr F.W. Hertzberger, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2004.