Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 15-12-2006, AZ4557, 09/997102-06

Rechtbank 's-Gravenhage, 15-12-2006, AZ4557, 09/997102-06

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
15 december 2006
Datum publicatie
15 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ4557
Zaaknummer
09/997102-06

Inhoudsindicatie

Pachtsysteem glazenwasserij. Gestructureerd samenwerkingsverband van pachters en verpachters. De rechtbank deelt niet het standpunt van het Openbaar Ministerie dat dit samenwerkingsverband als onrechtmatig dient te worden beschouwd en reeds daarom al als een criminele organisatie dient te worden aangemerkt. Door pachters en verpachters is echter jarenlang stelselmatig de belastingswetgeving overtreden. Deze overtredingen zijn zodanig inherent aan deze organisatie dat de rechtbank deze aanmerkt als een criminele organisatie. Verdachte heeft deelgenomen aan deze criminele organisatie. Zij heeft verschuldigde pachtgelden uitgerekend en enveloppen met pachtgelden ontvangen, de contacten met de boekhouder over de belastingzaken onderhouden, profijt gehad uit de baten van de criminele organisatie en een bijdrage geleverd aan het witwassen van de niet aan de belastingdienst opgegeven geldbedragen. De rechtbank rekent het haar aan dat zij jarenlang in de wetenschap dat een aanmerkelijk deel van het gezinsinkomen zwart was niets heeft ondernomen om dat tij te keren en dat zij, daarop door de rechtbank aangesproken, de verantwoordelijkheid in feite bij haar boekhouder legt. Zij heeft door het voeren van de boekhouding van haar zoon ertoe bijgedragen dat ook hij zich heeft schuldig gemaakt aan belastingontduiking. Voorts heeft zij niet geschroomd om ook haar dochter te betrekken bij het vervalsen van kasbladen door haar te vragen deze over te schrijven. Artikelen - 14a, 14b, 14c, 47, 57, 140, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht; - 68, 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, en een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummer 09/997102-06

's-Gravenhage, 15 december 2006

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,

adres: [adres].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 september 2006, 28 november 2006 en 1 december 2006.

De verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr E.P.H. Esser, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.

De officier van justitie mr Appels heeft gevorderd dat verdachte terzake van het haar bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De telastlegging.

Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vorderingen wijziging telastlegging, gemerkt A1 en A2.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

Overweging ten aanzien van feit 1.

In Den Haag en omgeving, maar ook elders in Nederland wordt de markt van de glazenwasserij gereguleerd door een pachtsysteem. De beheerders van wijken en straten waar gelapt wordt hebben zoveel werk in beheer dat zij niet in staat zijn om zelf, dat wil zeggen als eenmanszaak, al dat werk uit te voeren. De beheerders nemen geen (extra) glazenwassers in dienst om het werk uit te voeren, maar zij verpachten straten en wijken, of delen daarvan, aan andere glazenwassers, die daarvoor pacht betalen. De pacht is een vast deel, veelal 30% (er zijn ook gevallen bekend van 35%), van de maximale opbrengst van hetgeen is gepacht. De verhouding tussen verpachter en pachter is informeel; er zijn geen schriftelijke pachtovereenkomsten en de 'mores' van die overeenkomsten ligt vast in de 'words of the street'. Zo is een van die ongeschreven regels dat glazenwassers niet in elkaars wijken of straten lappen. Een andere ongeschreven regel is dat indien er in een gepachte wijk of straat problemen ontstaan de verpachter deze oplost. Dit systeem wordt door alle betrokkenen gekend, erkend en in stand gehouden op basis van vrijwilligheid. Als reguleringsmechanisme voor de markt van de glazenwasserij is in de loop der jaren een gestructureerd samenwerkingsverband (pachters en verpachters) met zekere hiërarchische verhoudingen ontstaan gebaseerd op ongeschreven regels (mores) en vaste prijsafspraken. Dat geheel kan worden aangemerkt als een organisatie. Het Openbaar Ministerie heeft bij de behandeling van deze zaak het standpunt ingenomen dat dit samenwerkingsverband als onrechtmatig dient te worden beschouwd en reeds daarom al als een criminele organisatie kan worden aangemerkt. De rechtbank deelt dit standpunt niet; in het maatschappelijk en economisch verkeer zijn immers vele van dit soort samenwerkingsverbanden in meer of minder formele zin te herkennen.

Naar het oordeel van de rechtbank verandert het karakter van een op zich legale organisatie indien een stelselmatige schending van de wet eigen is aan die organisatie. Een van de ongeschreven regels van de hierboven beschreven organisatie is dat de pacht zowel aan de betalende als aan de ontvangende kant niet in de boeken wordt opgenomen, hetgeen primair tot gevolg heeft dat onvoldoende inkomsten- loon- en omzetbelasting wordt afgedragen, terwijl daarnaast de door de glazenwassers gevoerde administraties niet voldoen aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het op zich genomen legale pachtstelsel brengt aldus mee dat jaren lang stelselmatig de artikelen 48, 68 en 69 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen en artikel 225 Wetboek van strafrecht zijn overtreden door pachters en verpachters. Deze overtredingen zijn zodanig inherent aan deze organisatie dat de rechtbank deze aanmerkt als een criminele organisatie. Dat niet is komen vast te staan dat geweld of bedreiging daarmee een van de handhavingmechanismen van die organisatie zou zijn doet daaraan niet af.

Dat verdachte deel heeft genomen aan deze criminele organisatie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, gelet op het volgende. Verdachte heeft verschuldigde pachtgelden uitgerekend en enveloppen met pachtgelden ontvangen. Voorts is zij degene geweest die de contacten met de boekhouder [boekhouder] over de belastingzaken heeft onderhouden. Daarnaast heeft zij, gelet op de door haar en medeverdachte [medeverdachte parketnummer 09/997196-05] gevoerde levensstijl profijt gehad uit de baten van de criminele organisatie en heeft zij ook een bijdrage geleverd aan het witwassen van de niet aan de belastingdienst opgegeven geldbedragen.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.

De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die onder andere tot doel had het buiten het zicht van de belastingdienst houden van inkomsten. Hiervoor werd zonodig valsheid in geschrift gepleegd. Dat deel van de inkomsten dat aan de belastingdienst had moeten worden opgegeven, het zwarte geld, werd mede door verdachte witgewassen. Door inkomsten buiten de boeken te houden, werd de gevoerde administratie vals en werd een effectieve controle door de belastingdienst onmogelijk gemaakt. Zwarte inkomsten oefenen een negatieve druk uit op het premie- en belastingstelsel en hebben onder meer tot gevolg dat het totaal van de premiedruk op degenen die wel alle inkomsten aan de belastingen opgeven hoger wordt dan dat deze zou hoeven te zijn. Dit effect wordt ernstiger naarmate de op deze wijze gepleegde fraude langer duurt. Daarenboven is een eventueel beroep op het systeem van sociale zekerheid en gezondheidszorg voor degenen die zwart inkomen hebben genoten onevenredig groot, gelet op de mate van premieafdracht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij jaren lang in de wetenschap dat een aanmerkelijk deel van het gezinsinkomen zwart was niets heeft ondernomen om dat tij te keren en dat zij, daarop door de rechtbank aangesproken, de verantwoordelijkheid in feite bij haar boekhouder legt.

Verdachte heeft door het voeren van de boekhouding van haar zoon ertoe bijgedragen dat ook hij zich heeft schuldig gemaakt aan belastingontduiking. Voorts heeft zij niet geschroomd om ook haar dochter te betrekken bij het vervalsen van kasbladen door haar te vragen deze over te schrijven.

Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het Voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 16 november 2006.

De reclassering onthoudt zich, wegens de ontkennende houding van verdachte, van het geven van een strafadvies.

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in contact is geweest.

Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank navolgende deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

- 14a, 14b, 14c, 47, 57, 140, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;

- 68, 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1:

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

ten aanzien van feit 2:

medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 3:

medeplegen van witwassen;

ten aanzien van feit 4 primair:

medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 5:

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 MAANDEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

in verzekering gesteld op : 3 april 2006,

in voorlopige hechtenis gesteld op : 6 april 2006,

in vrijheid gesteld op : 12 mei 2006;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door

mrs Timmermans, voorzitter,

De Graaff en Smid-Verhage, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. Bröcheler, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2006.