Rechtbank 's-Gravenhage, 25-06-2008, BD5690, 246698 / HA ZA 05-2233
Rechtbank 's-Gravenhage, 25-06-2008, BD5690, 246698 / HA ZA 05-2233
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 25 juni 2008
- Datum publicatie
- 30 juni 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2008:BD5690
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3982, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- 246698 / HA ZA 05-2233
Inhoudsindicatie
Importeurs en/of fabrikanten van voorwerpen als bedoeld in artikel 16c lid 1 van de Auteurswet (blanco informatiedragers), die op grond van lid 2 van dat artikel een vergoeding verschuldigd zijn voor het reproduceren van auteursrechtelijk beschermde werken op de blanco informatiedragers (verder: de thuiskopievergoeding) willen door middel van deze procedure ten aanzien van een aantal aspecten van de verschuldigdheid en de hoogte van de thuiskopievergoeding duidelijkheid verkrijgen.
Uitspraak
VONNIS
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 246698 / HA ZA 05-2233
Vonnis van 25 juni 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACI ADAM B.V. gevestigd te Maastricht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADVANCED OPTICAL DISC HOLLAND B.V. gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALPHA INTERNATIONAL B.V. gevestigd te Lent,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVC NEDERLAND B.V. gevestigd te Haarlemmermeer,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAZY DIRECT B.V. gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DESPEC B.V. gevestigd te Sneek,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXXON DATA MEDIA AND STORAGE B.V. gevestigd te Bodengraven,
8. [eiser[naam],
handelend onder de naam [naam] TRADING,
wonende te Pijnacker,
9. de rechtspersoon naar vreemd recht
EMTEC CONSUMER MEDIA BENELUX N.V.-S.A.,
gevestigd te Andelst, Belgie,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROGRAM INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Heerhugowaard,
11. de rechtspersoon naar vreemd recht
FUJI MAGNETICS NEDERLAND, gevestigd te Kleve, Duitsland,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMATION EUROPE B.V., gevestigd te Rotterdam,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAXELL BENELUX B.V., gevestigd te Amsterdam,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MMORE INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Diemen,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NASHUA MEDIA PRODUCTS B.V., gevestigd te Almere,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHILIPS CONSUMER ELECTRONICS B.V., gevestigd te Eindhoven,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIMAFRA B.V., gevestigd te Hillegom,
18. de rechtspersoon naar vreemd recht
SKY MEDIA MANUFACTURING S.A., gevestigd te Yvonand, Zwitserland,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SONY BENELUX B.V., gevestigd te Badhoevedorp,
20. de rechtspersoon naar vreemd recht
VERBATIM GmbH, gevestigd te Eschborn, Duitsland,
eisers,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaten mr. D.J.G. Visser en mr. A.C.M. Alkema te Amsterdam,
tegen
1. de stichting STICHTING DE THUISKOPIE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. E. Grabandt,
advocaat mr. E.A.P. Engels te Amsterdam,
2. de stichting STICHTING ONDERHANDELINGEN
THUISKOPIEVERGOEDING,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
advocaten mr. E.P.A. Keyzer en mr. M.E. Verwoert te Amsterdam.
Gedaagden zullen hierna ook Thuiskopie en SONT genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2005 en de daarbij behorende producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord van Thuiskopie met een productie;
- de incidentele conclusie van SONT, ertoe strekkende dat de rechtbank zich
onbevoegd zal verklaren, althans tot niet-ontvankelijkheid van eisers, met
producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord in het incident van eisers, tevens inhoudende een
voorwaardelijke vermeerdering van eis, met doorgenummerde producties 7 tot en
met 10;
- het incidentele vonnis van 8 februari 2006, waarin de rechtbank heeft geoordeeld
dat zij bevoegd is op de vorderingen te beslissen;
- de conclusie van antwoord van SONT met doorgenummerde producties 7, 8 en 9;
- de conclusie van repliek met doorgenummerde producties 11 tot en met 14;
- de conclusie van dupliek van Thuiskopie met drie producties;
- de conclusie van dupliek van SONT met productie 10;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken: producties 15
tot en met 27 van eisers, de producties genummerd 4 tot en met 7 van Thuiskopie,
en de pleitnotities van partijen.
1.2. Het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn importeurs en/of fabrikanten van voorwerpen als bedoeld in artikel 16c
lid 1 Auteurswet (verder: Aw), hierna aan te duiden als blanco informatiedragers. Zij zijn op
grond van lid 2 van dat artikel een vergoeding verschuldigd voor het reproduceren van
auteursrechtelijk beschermde werken op de blanco informatiedragers (verder: de
thuiskopievergoeding).
2.2. Thuiskopie is door de Minister van Justitie aangewezen als de rechtspersoon die
belast is met de inning en verdeling van die vergoeding (artikel 16d lid 1 Aw).
2.3. SONT is de door de Minister van Justitie aangewezen stichting die de hoogte van
de thuiskopievergoeding vaststelt (artikel 16e Aw). In het bestuur van SONT is Thuiskopie
met drie personen vertegenwoordigd en drie personen worden (indirect) benoemd door de
FIAR: de Vereeniging van Fabrikanten, Importeurs en Agenten op Radiogebied. Deze
bestuursleden oefenen volgens de statuten van SONT hun functie uit met last en
ruggespraak. De Minister van Justitie benoemt de onafhankelijke voorzitter.
2.4. Artikel 11 van de statuten van SONT luidt:
Indien naar het oordeel van de voorzitter de reeds gedane voorstellen terzake van de hoogte
van de vergoeding en/of de werkingsduur ervan zover uit elkaar liggen, dat bij hem de
indruk is ontstaan dat er geen voorstel meer zal worden gedaan dat alsnog tot een
bestuursbesluit zal leiden, is hij bevoegd een termijn te bepalen binnen welke het bestuur het
desbetreffende besluit dient te hebben genomen, bij gebreke waarvan de voorzitter bevoegd
is om met uitsluiting van de overige bestuursleden, een het gehele bestuur bindend besluit te
nemen tot vaststelling van de hoogte van de vergoeding en/of ter bepaling van de
werkingsduur van dat besluit.
2.5. Omdat binnen het bestuur telkens geen overeenstemming kon worden bereikt, is de
laatste jaren de hoogte van de thuiskopievergoeding vrijwel steeds vastgesteld bij besluit
van de voorzitter van SONT. Dit is onder meer gebeurd bij besluit van 30 november 2004.
2.6. Bij algemene maatregel van bestuur van 17 februari 2007, Staatsblad 2007, 75, zijn
op grond van de in artikel 16c lid 6 Aw gegeven bevoegdheid de blanco informatiedragers
aangewezen waarvoor de thuiskopievergoeding moet worden betaald. Dit besluit had
gelding tot 1 januari 2008. Bij algemene maatregel van bestuur van 5 november 2007,
Staatsblad 2007, 435, heeft opnieuw een dergelijke aanwijzing plaatsgevonden. Dit besluit
heeft gelding tot 1 januari 2009.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen, na wijziging van hun eis:
I. een verklaring voor recht dat bij de bepaling van de hoogte van de
thuiskopievergoeding:
A. wel rekening dient te worden gehouden met het feit dat uitsluitend een vergoeding
is verschuldigd terzake van voorwerpen die bestemd zijn om een werk ten gehore te
brengen, te vertonen of weer te geven;
B. geen rekening dient te worden gehouden met kopieën die door de natuurlijke
persoon voor een derde worden gemaakt;
C. geen rekening dient te worden gehouden met kopieën die voor commerciële
doeleinden en piraterij worden gemaakt;
D. geen rekening dient te worden gehouden met kopieën die door rechtspersonen
worden gemaakt;
E. geen rekening dient te worden gehouden met het kopiëren van
computerprogramma's en databanken;
F. geen rekening dient te worden gehouden met kopieën van materiaal dat tot het
publiek domein behoort;
G. geen rekening dient te worden gehouden met de schade die het gevolg is van
illegaal kopiëren (incl. downloaden) uit een illegale bron;
H. geen rekening dient te worden gehouden met kopieerhandelingen waarvoor de
rechthebbende reeds betaling in een andere vorm heeft ontvangen;
I. geen rekening dient te worden gehouden met kopieerhandelingen waarvoor de
rechthebbende expliciet of impliciet toestemming heeft gegeven;
J. geen rekening dient te worden gehouden met reproducties die van eigen materiaal
worden gemaakt;
K. geen rekening dient te worden gehouden met kopieerhandelingen waarbij de schade
of het nadeel voor de rechthebbende minimaal is, zoals bij het kopiëren voor "timeshifting-
purposes" en "porting";
L. wel rekening dient te worden gehouden met de beschikbaarheid van bescherming
die thuiskopiëren kan voorkomen, niet slechts met het daadwerkelijke gebruik dat
daarvan wordt gemaakt;
M. wel rekening dient te worden gehouden met de beschikbaarheid van DRMtechnologieën,
niet slechts met het daadwerkelijke gebruik dat daarvan wordt
gemaakt;
N. wel rekening dient te worden gehouden met de dreigende wanverhouding tussen de
gemiddelde prijs van de betreffende blanco drager en de heffing;
O. wel rekening dient te worden gehouden met de hoogte van de Thuiskopievergoeding
in andere lidstaten;
P. met betrekking tot de DVD+RW geldt dat een nul-heffing geïndiceerd is, wegens
de beschikbaarheid van doeltreffende technische beveiligingsvoorzieningen;
II. primair: vaststelling van de hoogte van de thuiskopievergoeding voor blanco dragers
op nul;
subsidiair: de hoogte van de thuiskopievergoeding voor blanco dragers in goede justitie
vast te stellen met inachtneming van de onder I A t/m P genoemde omstandigheden;
meer subsidiair: gedaagden te gebieden om met vertegenwoordigers van eisers in
onderhandeling te treden teneinde de hoogte van de Thuiskopievergoeding vast te
stellen, waarbij de onder I A t/m P genoemde omstandigheden volledig in acht dienen te
worden genomen,
met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis en veroordeling van gedaagden in de
proceskosten.
Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de rechtbank zou oordelen dat vernietiging van
enig besluit van SONT vereist is om van de vorderingen onder II kennis te nemen, vorderen
eisers vernietiging van het besluit van SONT van 30 november 2004.
3.2. Eisers menen dat gedaagden bij de vaststelling van de thuiskopievergoeding ten
onrechte geen rekening houden met de randvoorwaarden en de reikwijdte van artikel 16c
Aw, in het bijzonder die welke voortvloeien uit Richtlijn 2001/29/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten
van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, verder: de
Richtlijn, welke richtlijn door artikel 16c Aw (deels) wordt geïmplementeerd. Eisers willen
door middel van deze procedure ten aanzien van een aantal aspecten van de
verschuldigdheid en de hoogte van de thuiskopievergoeding duidelijkheid verkrijgen.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover
van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. relevante regelgeving
Voor de beoordeling van het geschil is de navolgende regelgeving van belang.
artikel 16b Auteurswet
1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of
kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging welke beperkt blijft tot enkele
exemplaren en welke uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de
natuurlijke persoon die zonder direct of indirect commercieel oogmerk de
verveelvoudiging vervaardigt of tot het verveelvoudigen uitsluitend ten behoeve
van zichzelf opdracht geeft.
(…)
5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de
verveelvoudiging, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de maker of diens
rechtverkrijgenden een billijke vergoeding is verschuldigd. Daarbij kunnen nadere
regels worden gegeven en voorwaarden worden gesteld.
6. Dit artikel is niet van toepassing op het reproduceren, bedoeld in artikel 16c,
noch op het nabouwen van bouwwerken.
artikel 16c Auteurswet
1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of
kunst wordt niet beschouwd het reproduceren van het werk of een gedeelte ervan
op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of
weer te geven, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect
commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van
de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt.
2. Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is ten behoeve van de maker of
diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd. De verplichting tot
betaling van de vergoeding rust op de fabrikant of de importeur van de
voorwerpen, bedoeld in het eerste lid.
3. Voor de fabrikant ontstaat de verplichting tot betaling van de vergoeding op het
tijdstip dat de door hem vervaardigde voorwerpen in het verkeer kunnen worden
gebracht. Voor de importeur ontstaat deze verplichting op het tijdstip van invoer.
4. De verplichting tot betaling van de vergoeding vervalt indien de ingevolge het
tweede lid betalingsplichtige een voorwerp als bedoeld in het eerste lid uitvoert.
5. De vergoeding is slechts eenmaal per voorwerp verschuldigd.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gegeven met
betrekking tot de voorwerpen ten aanzien waarvan de vergoeding, bedoeld in het
tweede lid, verschuldigd is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts
nadere regelen worden gegeven en voorwaarden worden gesteld ter uitvoering van
het bepaalde in dit artikel met betrekking tot de hoogte, verschuldigdheid en vorm
van de billijke vergoeding.
7. Indien een ingevolge dit artikel toegelaten reproductie heeft plaatsgevonden,
mogen voorwerpen als bedoeld in het eerste lid niet zonder toestemming van de
maker of zijn rechtverkrijgenden aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte
geschiedt ten behoeve van een rechterlijke of bestuurlijke procedure.
8. Dit artikel is niet van toepassing op het verveelvoudigen van een met
elektronische middelen toegankelijke verzameling als bedoeld in artikel 10, derde
lid.
overweging 35 bij de Richtlijn
Rechthebbenden dienen, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, een billijke
compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik
van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de
vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet
rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Bij de
beoordeling van deze omstandigheden zou een zinvol criterium worden gevormd
door het mogelijke nadeel voor de rechthebbenden als resultaat van de betreffende
handeling. In gevallen waarin de rechthebbenden reeds betaling in een andere
vorm hebben ontvangen, bijvoorbeeld als onderdeel van een licentierecht, is
eventueel geen specifieke of afzonderlijke betaling nodig. Bij de bepaling van het
niveau van de billijke compensatie dient ten volle rekening te worden gehouden
met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de in deze richtlijn bedoelde
technische voorzieningen. In bepaalde situaties waar de schade voor de
rechthebbende minimaal zou zijn, is het mogelijk dat geen betalingsverplichting
ontstaat.
artikel 2 van de Richtlijn
Reproductierecht
De lidstaten voorzien ten behoeve van:
a) auteurs, met betrekking tot hun werken,
b) uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun
uitvoeringen,
c) producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,
d) producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het
origineel en de kopieën van hun films, en
e) omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen,
ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen
per kabel of satelliet daaronder begrepen,
in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of
gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm
ook, toe te staan of te verbieden.
(…)
artikel 5 van de Richtlijn
Beperkingen en restricties
(…)
2. De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde
reproductierecht stellen ten aanzien van:
(…)
b) de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor
privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk,
mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening
wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde
technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;
(…)
5. De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in
bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt
gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige
belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.
4.2. beroep op niet-ontvankelijkheid
4.2.1. In haar incidentele conclusie heeft SONT zich op het standpunt gesteld dat de
rechtbank niet bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen, althans dat eisers in de
vorderingen niet-ontvankelijk zijn, op de navolgende gronden. Bij de opzet van de
vaststelling van de thuiskopievergoeding is gekozen voor besluitvorming binnen SONT. Het
besluit van de voorzitter moet op grond van artikel 11 van de statuten worden aangemerkt
als een bindend advies. Dit bindend advies is alleen aan te tasten indien het naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 7:904 B.W.). Eisers voeren niets
aan om te concluderen dat het besluit van de voorzitter deze toets niet kan doorstaan. De
rechtbank dient zich volgens SONT te beperken tot deze marginale toetsing. Voor ruimere
toetsing zoals door eisers beoogd is geen plaats, te meer niet nu van de zijde van de
voorzitter van SONT alle bereidheid bestaat om de onderhandelingen over de
thuiskopievergoeding te leiden. Dit alles geldt ook wanneer wordt getoetst aan artikel 2:15
lid 1 sub b juncto artikel 2:8 B.W.
4.2.2. In het incidentele vonnis van 8 februari 2006 is geoordeeld dat de rechtbank
bevoegd is van de vorderingen van eisers kennis te nemen. Hetgeen door SONT is
aangevoerd kon daarbij (deels) onbeoordeeld blijven. In haar conclusie van antwoord heeft
SONT haar stellingen in het kader van de ontvankelijkheid van de vorderingen herhaald,
zodat daarop nu eerst moet worden ingegaan. Ook Thuiskopie stelt zich op het standpunt dat
eisers jegens haar niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn omdat niet zij, Thuiskopie, de
thuiskopievergoeding vaststelt maar SONT.
4.2.3. De rechtbank verwerpt de stelling van SONT dat het besluit van de voorzitter tot
vaststelling van de thuiskopievergoeding kan worden aangemerkt als een bindend besluit als
bedoeld in artikel 7:900 lid 2 B.W. Dat die opvatting niet juist is volgt alleen al daaruit dat
artikel 11 van de statuten geen overeenkomst als omschreven in lid 1 van artikel 7:900 B.W.
inhoudt maar een statutaire bepaling over besluitvorming. De bepaling is dan ook niet
gericht op vaststelling van wat rechtens zal gelden tussen bepaalde partijen en eisers zijn bij
de totstandkoming van die regeling als zodanig niet betrokken geweest. Het besluit van de
voorzitter kan als een besluit van een orgaan van een rechtspersoon slechts worden getoetst
aan de in artikel 2:15 B.W. genoemde gronden voor vernietiging.
4.2.4. Eisers beogen echter niet vernietiging van enig in het verleden genomen besluit
maar vaststelling van uitgangspunten die de betrokkenen bij toekomstige besluitvorming in
aanmerking moeten nemen. Voor zover partijen met betrekking tot die uitgangspunten van
mening verschillen, hebben eisers bij de onder I weergegeven vorderingen belang omdat
mag worden aangenomen dat de betrokkenen bij toekomstige besluitvorming rekening
zullen houden met hetgeen voor recht is verklaard om te vermijden dat het besluit in strijd
komt met regelgeving die op dat besluit van toepassing is. Er is geen reden aan te nemen dat
eisers niet bevoegd zijn op voorhand een uitspraak van de rechter te vragen. Vernietiging
van enig in het verleden genomen besluit is daarvoor niet nodig.
4.2.5. Eisers zijn dan ook in beginsel ontvankelijk in hun onder I onder A, G, I, en K tot
en met P vermelde vorderingen (hierna zal echter blijken dat eisers bij een aantal van die
vorderingen om andere redenen geen belang hebben). Over de overige onder I vermelde
uitgangspunten zijn partijen het eens zodat eisers in zoverre geen belang hebben bij een
verklaring voor recht. De vordering onder I moet op die punten worden afgewezen. De
omstandigheid dat, zoals eisers stellen, Thuiskopie eerder niet heeft willen bevestigen het
met deze laatste uitgangspunten eens te zijn doet daaraan niet af. Dit geldt eveneens voor
zover eisers stellen dat bij het vaststellen van de hoogte van de thuiskopievergoeding
onvoldoende rekening wordt gehouden met deze overige criteria. De verzochte verklaringen
voor recht zien immers niet op de mate waarin met deze criteria rekening zou moeten
worden gehouden.
4.2.6. De rechtbank deelt het standpunt van Thuiskopie en SONT dat de rechtbank niet de
hoogte van de thuiskopievergoeding kan vaststellen omdat de Auteurswet die bevoegdheid
bij SONT heeft neergelegd. Hetgeen onder II primair en subsidiair is gevorderd moet om die
reden worden afgewezen. Bij hetgeen onder II als meer subsidiair is gevorderd hebben
eisers geen belang. Er is geen reden aan te nemen dat Thuiskopie en SONT niet bereid
zouden zijn over de thuiskopievergoeding te onderhandelen met inachtneming van hetgeen
tussen partijen zal worden vastgesteld met betrekking tot de in acht te nemen
uitgangspunten.
4.3. A. voorwerpen die bestemd zijn om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of
weer te geven
4.3.1. Eisers en Thuiskopie zijn het er, mede op grond van de wetsgeschiedenis, over
eens dat de thuiskopieregeling ziet op voorwerpen die bestemd of mede bestemd zijn om
een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven. Het verschil van mening
tussen partijen spitst zich toe op de nadere uitwerking van het begrip bestemming. Eisers
menen dat in ieder geval apparaten zoals MP3-spelers, DVD-recorders en harde schijven
van PC’s buiten de regeling vallen. Thuiskopie ziet dat anders.
4.3.2. Gezien dit laatste hebben eisers bij de verklaring voor recht geen belang. De
gevorderde verklaring voor recht ziet immers niet op de vraag wanneer een voorwerp
bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen, of weer te geven. Ook bij
toewijzing van het gevorderde wordt derhalve het werkelijke geschilpunt tussen eisers en
Thuiskopie niet beslist.
4.4. G. geen rekening dient te worden gehouden met de schade die het gevolg is van
illegaal kopiëren (incl. downloaden) uit een illegale bron
4.4.1. Partijen zijn het er over eens dat uit de wetsgeschiedenis van de
implementatiewetgeving blijkt dat de opvatting van de wetgever is geweest dat artikel 16c
Aw toestaat een thuiskopie te maken, ook indien een illegale kopie van het werk wordt
gekopieerd, en dat bij vaststelling van de thuiskopievergoeding die (laatste)
kopieerhandeling in aanmerking moet worden genomen. Het duidelijkst blijkt dit uit de
navolgende, door partijen aangehaalde, passages:
Op grond van zowel de huidige als de voorgestelde wetgeving is het
kopiëren van werken van letterkunde, wetenschap of kunst voor eigen
oefening, studie of gebruik toegestaan. De Internetgebruiker die gebruik
maakt van de mogelijkheden die Napster, KazaA en vergelijkbare peer-to peerdiensten
bieden om werken van letterkunde, wetenschap of kunst te
kopiëren voor privé-gebruik opereert over het algemeen genomen binnen
de marges van het auteursrecht. Dat geldt ook wanneer een privé-kopie
wordt gemaakt van een origineel dat illegaal, dat wil zeggen zonder
toestemming van auteursrechthebbende, is openbaar gemaakt.
Wanneer dezelfde Internetgebruiker vervolgens anderen in staat stelt van
werken van letterkunde, wetenschap of kunst kennis te nemen en deze te
kopiëren, is er sprake van een auteursrechtelijk relevante openbaarmaking
in de zin van beschikbaar stellen aan het publiek. Een dergelijke openbaarmaking
is, behoudens toestemming van rechthebbenden, niet toegestaan.
Het ontbreken van de eis dat het origineel legaal moet zijn, kan er dus toe
leiden dat van een illegale bron legale privé-kopieën worden gemaakt,
voor zover de overige voorwaarden die artikel 16c stelt in acht worden
genomen. De beperking inzake privé-kopiëren staat het niet toe dat zo’n
kopie wordt afgegeven of wordt openbaar gemaakt. De term «witwassen»
is dan ook enigszins misleidend, omdat die term lijkt te impliceren dat een
rechtmatig gemaakte privé-kopie weer in omloop zou mogen worden
gebracht.(1)
Artikel 16c verbindt aan het privé-kopiëren de voorwaarde dat een vergoeding
wordt betaald. Die vergoeding is verschuldigd ongeacht of er sprake
is van een legale of illegale bron en wordt geheven bij de producent of
importeur en doorberekend aan de consument. Indien bij de vaststelling
van de vergoeding de privé-kopie van een illegale bron niet in aanmerking
zou worden genomen, dan zou de gebruiker die illegale werken kopieert
in feite goedkoper uit zijn. De wet zou dan een premie zetten op gebruik
van illegaal werk. Dat dat niet de bedoeling kan zijn verklaart dat ook de
richtlijn niet de beperking stelt dat het moet gaan om een legale bron.(2)
Dit standpunt is nog recent door de regering onderschreven.(3)
4.4.2. Eisers menen echter dat deze uitleg van artikel 16 c Aw niet conform de Richtlijn
is. Zij voeren daarvoor aan dat de thuiskopievergoeding moet worden gezien als een
wettelijke licentie die niet van toepassing kan zijn op materiaal dat illegaal ter beschikking
wordt gesteld door anderen dan de rechthebbende. Zij stellen verder dat de opvatting van de
wetgever niet in overeenstemming is met de zogenaamde drie-stappen-toets, omdat met die
toets niet te verenigen is dat het zonder toestemming van de rechthebbende aanbieden van
beschermd materiaal verboden is, maar het kopiëren ervan door de thuiskopieregeling wordt
toegelaten. Op deze manier geeft de Nederlandse regering, naar de mening van eisers,
toestemming om illegaal ter beschikking gesteld materiaal te reproduceren. Thuiskopie en
SONT bestrijden dit standpunt.
4.4.3. De rechtbank stelt voorop dat het maken van een privé-kopie van illegaal materiaal
een illegale handeling is. Deze handeling valt niet onder de werkingssfeer van artikel 16c
Aw. In de parlementaire geschiedenis zijn weliswaar aanknopingspunten te vinden voor een
andere uitleg, maar de door de minister voorgestane en door de regering onderschreven
uitleg, waarbij ervan wordt uitgegaan dat een privé-kopie van een illegale bron legaal is, is
in strijd met de drie-stappen-toets van artikel 5 lid 5 van de Richtlijn.
4.4.4. Met de door de rechtbank voorgestane uitleg van artikel 16c Aw is nog geen
antwoord gegeven op de vraag of met het maken van deze illegale kopieën rekening mag
worden gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de thuiskopievergoeding. De
Richtlijn bepaalt in artikel 5 lid 2 sub b niet meer dan dat de rechthebbende bij een
beperking van het auteursrecht een billijke compensatie moet ontvangen. De Richtlijn laat
onverlet dat op nationaal niveau tevens wordt voorzien in compensatie van nadeel dat de
rechthebbende lijdt door het maken van privé-kopieën van illegaal materiaal. De Richtlijn
4.4.5. De conclusie van het voorgaande is dat hetgeen eisers hebben aangevoerd
ontoereikend is om tot toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht te komen. Deze
vordering zal om die reden worden afgewezen.
4.5. I. kopieerhandelingen waarvoor de rechthebbende expliciet of impliciet
toestemming heeft gegeven
4.5.1. De rechtbank begrijpt het standpunt van eisers aldus. Diende de voorheen
bestaande thuiskopievergoeding mogelijk te worden aangemerkt als gebruiksvergoeding, na
implementatie van de Richtlijn moet worden aangenomen dat de thuiskopievergoeding is
bedoeld om de auteursrechthebbende te compenseren voor het nadeel dat hij door het
thuiskopieren ondervindt. Dit blijkt uit overweging 35 bij de Richtlijn. Daaruit volgt dat
indien de auteursrechthebbende expliciet, al dan niet tegen betaling, dan wel impliciet
toestemming geeft voor het kopiëren van zijn werk de thuiskopievergoeding niet ziet op die
kopieerhandelingen. Als voorbeeld van impliciete toestemming noemen eisers het met
toestemming van de auteursrechthebbende op internet ter beschikking stellen van het werk
of verspreiding van het werk zonder gebruik te maken van technische
beveiligingsvoorzieningen, hoewel deze beschikbaar zijn.(4) Eisers wijzen in dit verband nog
op de opvatting van de wetgever in de Nota naar aanleiding van het nadere verslag (5):
De leden van de PvdA-fractie vroegen welke voorwaarden worden gesteld
bij het beoordelen of een voorwerp onder de thuiskopieregeling valt.
De wettelijke regeling gaat ervan uit dat het allereerst aan de betrokken
partijen is afspraken te maken over de voorwerpen waarop een vergoeding
rust. De mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur voorwerpen
aan te wijzen kan partijen stimuleren om daarbij ook daadwerkelijk
tot resultaat te komen. Indien er onvoldoende zicht op overeenstemming
bestaat kan de overheid voorwerpen aanwijzen. Van belang daarbij
is uiteraard de ratio van de vergoeding voor privé-kopiëren. Het gaat erom
rechthebbenden te compenseren voor het nadeel dat zij van kopiëren in
een digitale omgeving ondervinden. Het is aan rechthebbenden dat
nadeel aan te tonen. Overweging 35 van de richtlijn noemt in dit verband
de mogelijkheid van een billijke compensatie voor rechthebbenden af te
zien wanneer de schade minimaal is.
4.5.2. Thuiskopie voert aan dat het bij de regeling gaat om een wettelijke licentie, waarbij
het toestemmingsvereiste niet geldt, zodat die toestemming irrelevant is voor de
verschuldigdheid van de thuiskopievergoeding (6). Thuiskopie meent ook dat eisers te snel
impliciete toestemming willen aannemen. Zowel Thuiskopie als SONT is met eisers eens
dat in ieder geval de thuiskopievergoeding niet verschuldigd is indien de rechthebbende al
op andere wijze een vergoeding voor de kopie heeft ontvangen.
4.5.3. Zoals hiervoor is overwogen laat de Richtlijn de lidstaten in beginsel vrij de
omvang van de compensatie vast te stellen. Uit de door eisers aangehaalde passage uit de
wetsgeschiedenis is af te leiden dat de Nederlandse wetgever ervan is uitgegaan dat de
thuiskopievergoeding een compensatie moet zijn voor door de rechthebbende door de
kopieerhandeling geleden nadeel. Compensatie is vanuit dat uitgangspunt niet aan de orde
indien de rechthebbende – expliciet of impliciet – toestemming voor de kopieerhandeling
heeft gegeven. De gevorderde verklaring voor recht kan dus worden toegewezen.
4.6. K. kopieerhandelingen waarbij de schade of het nadeel voor de rechthebbende
minimaal is, zoals bij het kopiëren voor "time-shifting-purposes" en "porting"
4.6.1. Eisers leiden uit de laatste volzin van de hiervoor weergeven overweging 35 bij de
Richtlijn af dat de redelijke compensatie nihil dient te zijn indien het nadeel voor de
rechthebbende minimaal is, zoals in het geval van ‘time-shifting’ en ‘porting’. Onder timeshifting
is dan te verstaan het maken van een kopie van een uitzending om dit op een later
tijdstip te bekijken of te beluisteren, terwijl porting ziet op het maken van een kopie van
legaal verkregen materiaal (bijvoorbeeld een cd) voor gebruik op andere apparatuur
(bijvoorbeeld een mp3-speler). Eisers verwijzen in dit verband naar de opvatting van de
Europese Commissie (vindplaats niet vermeld) inhoudende:
‘The Commission is of the view that no obligation for payment may arise regarding
certain single temporary acts of copying a broadcast work or other subject matter
which are undertaken solely for the purpose of enabling it to be viewed and/or
listened to at a more convenient time (‘time-shifting’), provided that the conditions set
out in Article 5.5 of this Directive are met.’
Deze opvatting wordt ook aangehaald in het door eisers ingebrachte rapport van het Institute
for Information Law te Amsterdam ‘The Future of Levies in a Digital Environment’ van
prof. P.B. Hugenholtz, dr. L. Guibault en mr. S. van Geffen. Thuiskopie en SONT bestrijden
deze opvatting.
4.6.2. De rechtbank is met Thuiskopie en SONT van oordeel dat de door eisers getrokken
conclusie niet uit overweging 35 kan worden afgeleid. De vrijheid die de lidstaten hebben
bij de bepaling van de omvang van de compensatie blijkt nog eens uitdrukkelijk uit de
laatste volzin van de overweging. Deze geeft aan dat het in voorkomend geval mogelijk is
dat geen betalingsverplichting ontstaat (‘no obligation for payment may arise’ in de Engelse
versie). De vraag is derhalve of de Nederlandse wetgever van deze mogelijkheid gebruik
heeft gemaakt.
4.6.3. De Nederlandse wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij de
Implementatiewet (7) juist met het oog op deze mogelijkheid een splitsing gemaakt tussen
reproductiehandelingen waarvoor, gelet op de geringe betekenis van de handeling, in
beginsel geen vergoeding verschuldigd is, bestreken door artikel 16b Aw, en die waarvoor
dat wel het geval is, bestreken door artikel 16c Aw. Dit volgt uit onder meer de volgende
passages:
(pagina 21) Op grond van overweging 35 van de richtlijn
dienen rechthebbenden, in bepaalde gevallen, een billijke compensatie te
ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van
hun beschermde werken of ander beschermd materiaal.(…)In
bepaalde situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou
zijn, is het mogelijk dat in het geheel geen betalingsverplichting ontstaat.
Daarvan is onder de voorgestelde regeling inderdaad sprake. Voor
sommige lidstaten maakte deze overweging het mogelijk akkoord te gaan
met de voorwaarde van redelijke tegemoetkoming, omdat aldus voor een
bepaalde nauwkeurig afgebakende handeling die binnen het gebied van
een door de richtlijn bestreken beperking valt geen enkele vergoeding toe
te kennen.
(pagina 23/24) …wordt een splitsing van de regels inzake
privé-kopiëren voorgesteld. In artikel 16b van de Auteurswet 1912 wordt
het auteursrecht beperkt door daarvan vrij te stellen de verveelvoudiging
welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en welke uitsluitend dient tot
eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die zonder
commercieel oogmerk de verveelvoudiging vervaardigt of tot het verveelvoudigen
uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft. In feite
vormt het bestaande artikel 16b uitgangspunt voor het voorstel, waarin de
betreffende richtlijnbepaling is verwerkt, teneinde de strekking van de
bepaling nog duidelijker te maken en deze geheel in overeenstemming
met de richtlijn te brengen. Voor de rechtmatigheid van deze verveelvoudiging
is niet een redelijke tegemoetkoming vereist, maar de Minister van
Justitie heeft de mogelijkheid daarover nadere regels te stellen. Onder
deze bepaling valt onder meer het reprografisch verveelvoudigen voor
privé-doeleinden, en het namaken, naknutselen of anderszins bewerken
voor privé-doeleinden. Herhaald wordt dat hiermee ook rekening wordt
gehouden met het onderscheid tussen reproduceren en het ruimere
verveelvoudigen, dat reproduceren omvat, zodat artikel 16b ook van
toepassing is op verveelvoudigingshandelingen die niet door de richtlijn
worden bestreken. Tegelijkertijd omvat artikel 16b reproductiehandelingen
waarvoor in beginsel redelijke tegemoetkoming is verschuldigd, maar
waarvan op dit moment door de geringe betekenis en omvang niet aannemelijk
is dat daarop ook aanspraak bestaat. Het gaat hier met name op het
reprografisch verveelvoudigen voor privé-doeleinden. Het nieuwe vijfde
lid van artikel 16b maakt evenwel mogelijk dat bij algemene maatregel
van bestuur alsnog een billijke vergoeding voor dergelijk reproduceren is
verschuldigd indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. In
artikel 16c wordt het auteursrecht beperkt ten behoeve van het reproduceren
zonder commercieel oogmerk door een natuurlijke persoon door
vastlegging van het werk op een voorwerp bestemd om het daarop vastgelegde
werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, mits
deze verveelvoudiging geschiedt tot eigen oefening, studie of gebruik.
Deze beperking is evenwel gebonden aan de voorwaarde van redelijke
tegemoetkoming.
(pagina 44) Artikel 5, tweede lid, sub b van de richtlijn stelt in het algemeen als
voorwaarde voor het privé-reproduceren dat billijke compensatie (oftewel
redelijke tegemoetkoming) wordt verleend aan rechthebbenden. In lijn
met het advies van de commissie auteursrecht wordt voorgesteld een
onderscheid te maken tussen:
a. de verveelvoudiging welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en
welke uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de
natuurlijke persoon die zonder commercieel oogmerk de verveelvoudiging
vervaardigt of tot het verveelvoudiging uitsluitend ten behoeve
van zichzelf opdracht geeft; en
b. de reproductie zonder commercieel oogmerk van het beschermd materiaal
op een voorwerp dat bestemd is om dat materiaal ten gehore te
brengen, te vertonen of weer te geven, mits deze reproductie uitsluitend
dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke
persoon die de reproductie vervaardigt.
Artikel 16b betreft in het voorstel de eerste categorie van verveelvoudigingen,
waarmee het bestaande regime voor een aantal typen verveelvoudigen
wordt voortgezet. Het gaat hier, mede gelet op artikel 16c, negende
lid, om bijvoorbeeld reprografisch verveelvoudigen, natekenen, nabreien,
naknutselen en andere vormen van «handvaardigheid». Het privékopiëren
in deze vorm is in beginsel niet aan een voorwaarde van redelijke
tegemoetkoming gebonden. Daartoe laat de richtlijn de ruimte, zoals
hierboven is uiteengezet.(8)
4.6.4. De gevorderde verklaring voor recht ziet op de in artikel 16c lid 2 Aw genoemde
vergoeding en daarvoor geldt gezien het voorgaande het door eisers gestelde uitgangspunt
niet. De vordering dient daarom in zoverre te worden afgewezen.
4.7. L/M. de beschikbaarheid van bescherming die thuiskopieren kan voorkomen / de
beschikbaarheid van DRM-technologieen
4.7.1. Artikel 5 lid 2 sub b van de Richtlijn bepaalt dat bij vaststelling van de
compensatie rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van technische
voorzieningen die bestaan om ongeoorloofd kopiëren tegen te gaan. Eisers noemen in dit
verband D(igital) R(ights) M(anagement)-systemen zoals i-Tunes, waarmee werken op een
netwerk ter beschikking worden gesteld onder door de rechthebbende te bepalen
voorwaarden. Volgens eisers gaat het er niet om of deze voorzieningen daadwerkelijk
gebruikt worden, maar slechts om de beschikbaarheid. De thuiskopievergoeding mag naar
zij menen geen bonus worden voor rechthebbenden die van deze voorzieningen geen
gebruik willen maken.
4.7.2. Zoals gedaagden bij pleidooi nog eens uitdrukkelijk hebben herhaald,
onderschrijven zij dat van belang is of technische voorzieningen beschikbaar zijn, niet
slechts of ze worden toegepast. Het geschil tussen eisers en in het bijzonder Thuiskopie gaat
om het antwoord op de vraag wanneer kan worden aangenomen dat technische
voorzieningen beschikbaar zijn. Thuiskopie vindt namelijk dat daarvan pas sprake is
wanneer de voorzieningen op economisch verantwoorde basis beschikbaar zijn, sprake is
van standaardisatie, interoperabiliteit, haalbare integratie in businessmodellen aanwezig is,
brede consumentenacceptatie bestaat en privacy-problemen zijn opgelost. De gevorderde
verklaring voor recht is op dit verschil van inzicht niet gericht. Bij deze vordering hebben
eisers gezien de overeenstemming tussen partijen geen belang.
4.8. N/O. wanverhouding tussen de gemiddelde prijs van de betreffende blanco drager
en de heffing en de hoogte van de Thuiskopievergoeding in andere lidstaten
4.8.1. Eisers stellen dat een wanverhouding bestaat tussen de prijs van de blanco
gegevensdrager en de thuiskopievergoeding. Volgens hen bedraagt de heffing op dit
moment circa 40% van de verkoopprijs. De thuiskopievergoeding is volgens eisers
bovendien een van de hoogste in Europa. Dit alles zou leiden tot ontduiking en illegale
import en zou aanleiding moeten zijn de thuiskopievergoeding te verlagen tot hooguit het
gemiddelde in Europa.
4.8.2. Hetgeen eisers aanvoeren geeft geen grond voor de gevorderde verklaringen voor
recht. De door eisers geconstateerde wanverhouding van de thuiskopievergoeding ten
opzichte van de prijs van de drager of ten opzichte van de thuiskopievergoeding elders in
Europa betekent nog niet dat de thuiskopievergoeding daarmee in strijd met het recht zou
zijn. Ook de omstandigheid dat er wat de hoogte van de thuiskopievergoeding tussen de
lidstaten grote verschillen bestaan, hetgeen volgens eisers leidt tot parallelimport, maakt dit
niet anders. Dit is inherent aan de keuze van de Europese regelgever om de hoogte van de
thuiskopievergoeding niet te harmoniseren. Ook stelt Thuiskopie terecht dat in de rede ligt
de thuiskopievergoeding te relateren aan de waarde van de daarop te kopiëren werken, niet
aan de waarde van de drager.
4.9. P. met betrekking tot de DVD+RW geldt dat een nul-heffing geindiceerd is,
wegens de beschikbaarheid van doeltreffende technische beveiligingsvoorzieningen
4.9.1. Deze verklaring voor recht komt neer op vaststelling van de heffing. Zoals hiervoor
is overwogen is de rechtbank daartoe niet bevoegd.
4.9.2. Het voorgaande voert tot de conclusie dat uitsluitend de gevorderde verklaring
voor recht vermeld onder I moet worden toegewezen. Eisers moeten worden aangemerkt als
de voornamelijk in het ongelijk gestelde partijen, zodat zij worden veroordeeld in de
proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart voor recht dat bij de bepaling van de thuiskopievergoeding geen rekening dient te
worden gehouden met kopieerhandelingen waarvoor de rechthebbende expliciet of impliciet
toestemming heeft gegeven;
wijst het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van Thuiskopie en SONT begroot op elk
€ 244,- aan verschotten en € 1.808,- aan salaris van de procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling ten gunste van SONT uitvoerbaar bij voorraad.(9)
Dit vonnis is gewezen door mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, mr. P.G.J. de Heij en
mr. P.W. van Straalen en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008.
(1) Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28432, nr. 5 p. 32/33
(2) Nota naar aanleiding van het nadere verslag, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28432, nr. 8 p. 13
(3) Vergelijk het antwoord van de Minister van Justitie op de vragen met nummer 2256 van het kamerlid Gerkens,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007 en de brief van de ministers van Justitie, Economische Zaken en
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Tweede Kamer van 20 december 2007, Tweede Kamer,
vergaderjaar 2007-2008, 29838, nr. 6 p. 12.
ziet daar niet op, terwijl niet gezegd kan worden dat het rekening houden met privé-kopieën
van illegaal materiaal tevens inhoudt dat die illegale handeling wordt toegestaan. Zonder
nadere motivering - die ontbreekt - valt niet in te zien dat en waarom bij de vaststelling van
de hoogte van de thuiskopievergoeding geen rekening mag worden gehouden met privékopieën
van illegaal materiaal.
(4) Zie ook cvr 57 ev.
(5) Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28432, nr. 8 p. 13
(6) Zie o.a. cvd p. 8/9
(7) Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28482, nr. 3
(8) In gelijke zin de Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28482, nr. 5 p.
30 en de Nota naar aanleiding van het nadere verslag, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28482, nr. 8 p.
12.
(9) Thuiskopie heeft dat niet gevorderd.