Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 01-07-2008, BD7238, AWB 08/21402

Rechtbank 's-Gravenhage, 01-07-2008, BD7238, AWB 08/21402

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
1 juli 2008
Datum publicatie
16 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BD7238
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 08/21402

Inhoudsindicatie

MTV-controle / art. 21 Schengengrenscode / grenstoezicht / onrechtmatige staandehouding

Op 15 juni 2006 heeft een MTV-controle door een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee plaatsgevonden nabij gate B13 waar de vlucht van de luchtvaartmaatschappij Olympic Airways uit Athene aankwam. Deze controle is gehouden, omdat uit kennis en ervaring bekend is geworden dat zich aan boord van vliegtuigen, aankomend vanuit een ander Schengenland personen bevinden, die met valse dan wel vervalste reisdocumenten, of geheel zonder reisdocumenten reizen. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat deze MTV-controle hetzelfde effect heeft als de uitoefening van een grenscontrole en gelet daarop in strijd is met artikel 21, aanhef en onder a, van de SGC. Niet is gesteld noch is gebleken dat niet is voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 21, aanhef en onder a, sub III en IV van de SGC.

Het gaat hier, zoals verweerder heeft betoogd, niet om een controle die de uitoefening van grenstoezicht tot doel heeft. Het gaat hier om de uitoefening van een algemene politiebevoegdheid, namelijk de bevoegdheid die is gebaseerd op artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 en die gelet op de tekst van die bepaling de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding ten doel heeft. Dat het kopje van beleidsonderdeel A3/2.4 van de Vc 2000 “Operationeel toezicht ter bestrijding van illegale immigratie” op iets anders lijkt te wijzen, maakt dat niet anders. Onder dat kopje is immers uitgelegd dat het toezicht ter bestrijding van illegale immigratie er op is gericht illegaal verblijf, al dan niet in georganiseerd verband, in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan en dat dit toezicht tevens gericht is op preventie en ontmoediging van toekomstige illegale immigratie. Dit wijst er, anders dan eiser heeft gesteld, niet op dat dit operationeel toezicht grenstoezicht ten doel heeft, zodat is voldaan aan hetgeen in artikel 21, aanhef en onder a, sub I van de SGC is bepaald. Evenwel is niet voldaan aan hetgeen in artikel 21, aanhef en onder a, sub II van de SGC is bepaald. De MTV-controle is gehouden omdat uit kennis en ervaring bekend is geworden dat zich aan boord van vliegtuigen, aankomend vanuit een ander Schengenland personen bevinden, die met valse dan wel vervalste reisdocumenten, of geheel zonder reisdocumenten reizen. Dit betreft geen informatie met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en is daaruit niet gebleken dat de controle met name bedoeld is ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Staandehouding onrechtmatig. Vrijheidsontnemende maatregel eveneens onrechtmatig, nu verweerder geen belangen heeft gesteld.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken

Uitspraak

op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

reg. nr.: AWB 08/21402

V-nr.: [..]

inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum], van (gestelde) Iraakse nationaliteit, verblijvende op het Detentieplatform te Zaandam, eiser,

gemachtigde: mr. F. Fonville, advocaat te Haarlem,

tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Raaijmakers, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Op 15 juni 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.

Bij beroepschrift van 16 juni 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.

Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 24 juni 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig K.R. Al-Tamimi als tolk in de Arabische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

II. OVERWEGINGEN

Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.

De controle in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) is een vorm van grenscontrole, althans heeft hetzelfde effect als een grenscontrole, hetgeen ook valt af te leiden uit de titel van onderdeel A3/2.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000. Er is derhalve sprake van strijd met artikel 21, aanhef en onder a, onder I, van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode; hierna; SGC), waarin is bepaald dat uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving plaats kan vinden, voor zover de uitoefening van die bevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als een grenscontrole. De in het proces-verbaal van artikel 50 van de Vw 2000 genoemde omstandigheden zijn te vaag om eiser staande te kunnen houden in het kader van een MTV-controle. Dit is in strijd met artikel 21, aanhef en onder a, sub II van de SGC.

De staandehouding, en de daarop volgende inbewaringstelling zijn derhalve onrechtmatig te achten. De belangenafweging dient in het voordeel van eiser uit te vallen, nu hij geen strafbare feiten heeft gepleegd.

Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.

De MTV-controle is gebaseerd op de wet en is geen vorm van grenscontrole. Onderdeel A3/2.4 van de Vc 2000 heeft betrekking op het tegengaan van illegaal verblijf en betreft duidelijk geen grenstoezicht. Om deze reden valt deze controle niet onder het toepassingsbereik van artikel 21 van de Schengengrenscode. Verweerder betwist dat de in het proces-verbaal van artikel 50 van de Vw 2000 weergegeven informatie te vaag is, nu deze informatie is gebaseerd op ervaringen in het verleden. Verweerder verwijst in dit verband naar het in onderdeel A3/2.4 van de Vc 2000 neergelegde beleid. Gelet op het voorgaande is de staandehouding rechtmatig.

Ingevolge artikel 2, onder 9, van de SCG wordt onder grenstoezicht verstaan: de overeenkomstig en voor het doel van deze verordening aan een grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens.

Ingevolge artikel 2, onder 10, van de SCG wordt onder grenscontroles verstaan de controles die aan de grensdoorlaatposten worden verricht om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit het grondgebied van de lidstaten mogen binnenkomen dan wel verlaten.

Ingevolge artikel 21, aanhef en onder a, van de SCG doet de afschaffing van het grenstoezicht geen afbreuk aan de uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving, voor zover de uitoefening van die bevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles; dit geldt ook in de grensgebieden. Voor de toepassing van de eerste zin kan met name niet worden gesteld dat de uitoefening van de politiebevoegdheid hetzelfde effect heeft als de uitoefening van grenscontroles wanneer de politiële maatregelen:

I. niet grenstoezicht tot doel hebben;

II. gebaseerd zijn op algemene politie-informatie en -ervaring met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en met name bedoeld zijn ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit;

III. worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt van de systematische controles van personen aan de buitengrenzen;

IV. op basis van controles ter plaatse worden uitgevoerd.

Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 zijn ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, hetzij op grond van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren hetzij ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, bevoegd personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.

In onderdeel A3/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Operationeel toezicht ter bestrijding van illegale immigratie.

Het toezicht ter bestrijding van illegale immigratie is erop gericht illegaal verblijf, al dan niet in georganiseerd verband, in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan. Dit toezicht is tevens gericht op preventie en ontmoediging van toekomstige illegale immigratie. Om illegaal verblijf in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan, kunnen ingereisde personen na grensoverschrijding aan vreemdelingentoezicht kunnen worden onderworpen. Dit is onder meer het geval in internationale treinen en bij auto’s die de Nederlandse grens zijn gepasseerd, maar ook in het geval van internationaal vliegverkeer waarbij sprake is van een intra-Schengenvlucht naar het grondgebied van Nederland. Deze vorm van toezicht is uitsluitend toegestaan ten aanzien van personen van wie mag worden aangenomen dat zij grensgangers zijn. Deze controles vinden plaats zodra dit redelijkerwijs mogelijk is na grensoverschrijding en nog geen of slechts een geringe vermenging met het binnenlands reizigersverkeer heeft plaatsgevonden (…) Ook eigen ervaringsgegevens van de KMar, gebaseerd op de hierboven genoemde werkmethode, zijn voldoende aanknopingspunt om over te gaan tot controles.”

In de considerans van de SGC is onder (14) vermeld dat deze verordening geen afbreuk doet aan in het kader van de algemene politiebevoegdheid uitgevoerde controles en op dezelfde manier als bij binnenlandse vluchten uitgevoerde personencontroles, noch aan de mogelijkheid van de lidstaten om overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de controles en de formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en de ruimbagage van personen op intracommunautaire vluchten en op de bagage van personen bij intracommunautaire zeereizen uitzonderlijke bagagecontroles uit te voeren, noch aan nationale voorschriften betreffende het bij zich dragen van reis- en identiteitsdocumenten of aan de verplichting om de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken lidstaat te melden.

Gelet op deze considerans en op de hiervoor weergegeven tekst van artikel 21, aanhef en onder a, van de SGC staat deze bepaling naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan controles die worden uitgevoerd in het kader van de algemene politiebevoegdheid voor zover deze niet hetzelfde effect hebben als de uitoefening van grenscontroles.

Blijkens het proces-verbaal van 15 juni 2006 (stuk 1) heeft er op die datum een MTV-controle door een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee plaatsgevonden nabij gate B13 waar de vlucht van de luchtvaartmaatschappij Olympic Airways uit Athene aankwam. Deze controle is gehouden, omdat blijkens voornoemd proces-verbaal uit kennis en ervaring bekend is geworden dat zich aan boord van vliegtuigen, aankomend vanuit een ander Schengenland personen bevinden, die met valse dan wel vervalste reisdocumenten, of geheel zonder reisdocumenten reizen.

Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat deze MTV-controle hetzelfde effect heeft als de uitoefening van een grenscontrole en gelet daarop in strijd is met artikel 21, aanhef en onder a, van de SGC. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.

Niet is gesteld noch is gebleken dat niet is voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 21, aanhef en onder a, sub III en IV van de SGC.

Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het hier niet gaat om een controle die de uitoefening van grenstoezicht tot doel heeft. Het gaat hier om de uitoefening van een algemene politiebevoegdheid, namelijk de bevoegdheid die is gebaseerd op artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 en die gelet op de tekst van die bepaling de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding ten doel heeft. Dat het kopje van onderdeel A3/2.4 “Operationeel toezicht ter bestrijding van illegale immigratie” op iets anders lijkt te wijzen, maakt dat niet anders. Onder dat kopje is immers uitgelegd dat het toezicht ter bestrijding van illegale immigratie er op is gericht illegaal verblijf, al dan niet in georganiseerd verband, in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan en dat dit toezicht tevens gericht is op preventie en ontmoediging van toekomstige illegale immigratie. Dit wijst er, anders dan eiser heeft gesteld, naar het oordeel van de rechtbank niet op dat dit operationeel toezicht grenstoezicht ten doel heeft, zodat is voldaan aan hetgeen in artikel 21, aanhef en onder a, sub I van de SGC is bepaald.

De rechtbank volgt eiser echter wel in zijn stelling dat niet is voldaan aan hetgeen in artikel 21, aanhef en onder a, sub II van de SGC is bepaald. Volgens het proces-verbaal is deze controle gehouden omdat uit kennis en ervaring bekend is geworden dat zich aan boord van vliegtuigen, aankomend vanuit een ander Schengenland personen bevinden, die met valse dan wel vervalste reisdocumenten, of geheel zonder reisdocumenten reizen. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit geen informatie met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en is daaruit niet gebleken dat de controle met name bedoeld is ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit.

Gelet op het voorgaande is de staandehouding ex artikel 50 van de Vw 2000 in het onderhavige geval niet rechtmatig te achten.

Door verweerder zijn geen belangen gesteld die aan opheffing van de maatregel in de weg staan.

Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 1 juli 2008.

De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van € 70,-- per dag dat eiser in het Aanmeldcentrum Schiphol en op het Detentieplatform te Zaandam aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 1120,--.

Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,--, als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).

III. BESLISSING

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- beveelt dat de bewaring ingaande 1 juli 2008 wordt opgeheven;

- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1120,-- (zegge: elfhonderdtwintig euro), te betalen aan eiser;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter, in tegenwoordigheid van P. Deinum, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2008.

Afschrift verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.